Bouwstijlen in Nederland 1040-1940

J.C. van Epen wordt als navolger van de ideeën van Berlage beschouwd. Zijn woningbouw aan de Amsteldijk/Jozef Israëlskade uit 1922 wordt genoemd. | Ook in dit boek wordt A. van der Steur verward met zijn broer A.J. van der Steur. De auteurs zien in het traditionalisme een tegenstroom tegen het functionalisme, waarbij de traditionalisten teruggrijpen op een 'geïdealiseerd dorpsverleden' en 'pretentieloze achttiende-eeuwse plattelandsarchitectuur'. Andere inspiratiebronnen waren volgens hen 'de sobere Duitse woningbouw, die daar in de jaren dertig als 'volkseigen' door het nationaal-socialisme ingepalmd zou worden' en 'Scandinavië, waar de traditionele inheemse bouw aan een classicistische hoofdstructuur werd gekoppeld, onder meer in het nieuwe Stockholmse stadhuis (1911-1923) naar een ontwerp van R. Östberg.'. Van der Steur heeft zich voor zijn gehele oeuvre op de Zweedse architectuur gebaseerd, menen zij. | Architect I. Gosschalk schreef in 1871 over het dilettantisme van de negentiende eeuwse duitse kunsthistorici die een eerste systematische indeling van de stijlen in de bouwkunst maakten: 'die hun heil zoeken in het maken van allerlei classificatiën en willekurige onderverdelingen, de uitvinders der 1001 stijlen.' | Door de auteurs wordt een overzicht gegeven van de bouwstijlen in Nederland. Per hoofdstuk wordt een stijl besproken. Hierbij worden voorbeelden van gebouwen genoemd die in de desbetreffende stijl gebouwd zijn. Bij `neo-classicisme' wordt onder andere aangegeven dat de architect A. Tollus de r.k. kerk St. Petrus Banden te Rijsenburg gebouwd heeft. | Architectuurhistorisch overzichtswerk.

Bouwstijlen in Nederland 1040-1940

J.C. van Epen wordt als navolger van de ideeën van Berlage beschouwd. Zijn woningbouw aan de Amsteldijk/Jozef Israëlskade uit 1922 wordt genoemd. | Ook in dit boek wordt A. van der Steur verward met zijn broer A.J. van der Steur. De auteurs zien in het traditionalisme een tegenstroom tegen het functionalisme, waarbij de traditionalisten teruggrijpen op een 'geïdealiseerd dorpsverleden' en 'pretentieloze achttiende-eeuwse plattelandsarchitectuur'. Andere inspiratiebronnen waren volgens hen 'de sobere Duitse woningbouw, die daar in de jaren dertig als 'volkseigen' door het nationaal-socialisme ingepalmd zou worden' en 'Scandinavië, waar de traditionele inheemse bouw aan een classicistische hoofdstructuur werd gekoppeld, onder meer in het nieuwe Stockholmse stadhuis (1911-1923) naar een ontwerp van R. Östberg.'. Van der Steur heeft zich voor zijn gehele oeuvre op de Zweedse architectuur gebaseerd, menen zij. | Architect I. Gosschalk schreef in 1871 over het dilettantisme van de negentiende eeuwse duitse kunsthistorici die een eerste systematische indeling van de stijlen in de bouwkunst maakten: 'die hun heil zoeken in het maken van allerlei classificatiën en willekurige onderverdelingen, de uitvinders der 1001 stijlen.' | Door de auteurs wordt een overzicht gegeven van de bouwstijlen in Nederland. Per hoofdstuk wordt een stijl besproken. Hierbij worden voorbeelden van gebouwen genoemd die in de desbetreffende stijl gebouwd zijn. Bij `neo-classicisme' wordt onder andere aangegeven dat de architect A. Tollus de r.k. kerk St. Petrus Banden te Rijsenburg gebouwd heeft. | Architectuurhistorisch overzichtswerk.