F.P.J. Peutz 1896-1975 : romantisch rationalist

Frits Peutz, wiens Glaspaleis in Heerlen (1936) tot de belangrijkste 1000 bouwwerken van de 20ste eeuw wordt gerekend, is voor velen vanwege dat ontwerp een ware modernist, die de ontwerpopgave rationeel benaderde. Peutz’ affiniteit met uitingen van het Nieuwe Bouwen, zoals de Van Nelle-fabriek in Rotterdam (1925-1931), is helder. Toch hanteerde hij in zijn ontwerpen een geheel eigen idioom zoals bij zijn woonhuis aan de Oude Lindestraat in 1931: moderniteit met eigen toevoegingen. Bij de bouw van zijn kerken was Peutz veelal gebonden aan de stringente regels van zijn opdrachtgevers, maar hij realiseerde wel één van de eerste betonkerken (Moeder-Annakerk in Heerlen), wat hem in traditionele kringen op kritiek kwam te staan. Ook schreef Peutz regelmatig in de vakbladen en kwam daarbij diverse malen in aanvaring met de behoudende redactie van het Katholiek Bouwblad. De tegenstrijdigheden in zijn werk maakten hem moeilijk plaatsbaar, voor tijd­genoten, maar ook in de architectuurgeschiedschrijving. Pogingen hem in het vooruitstrevende dan wel traditionele kamp te trekken liepen stuk op de ‘onzuiverheid’ van zijn uitingen.

F.P.J. Peutz 1896-1975 : romantisch rationalist

Frits Peutz, wiens Glaspaleis in Heerlen (1936) tot de belangrijkste 1000 bouwwerken van de 20ste eeuw wordt gerekend, is voor velen vanwege dat ontwerp een ware modernist, die de ontwerpopgave rationeel benaderde. Peutz’ affiniteit met uitingen van het Nieuwe Bouwen, zoals de Van Nelle-fabriek in Rotterdam (1925-1931), is helder. Toch hanteerde hij in zijn ontwerpen een geheel eigen idioom zoals bij zijn woonhuis aan de Oude Lindestraat in 1931: moderniteit met eigen toevoegingen. Bij de bouw van zijn kerken was Peutz veelal gebonden aan de stringente regels van zijn opdrachtgevers, maar hij realiseerde wel één van de eerste betonkerken (Moeder-Annakerk in Heerlen), wat hem in traditionele kringen op kritiek kwam te staan. Ook schreef Peutz regelmatig in de vakbladen en kwam daarbij diverse malen in aanvaring met de behoudende redactie van het Katholiek Bouwblad. De tegenstrijdigheden in zijn werk maakten hem moeilijk plaatsbaar, voor tijd­genoten, maar ook in de architectuurgeschiedschrijving. Pogingen hem in het vooruitstrevende dan wel traditionele kamp te trekken liepen stuk op de ‘onzuiverheid’ van zijn uitingen.