Buskens, Petrus Gerardus

P.G. Buskens (1872-1939), katholiek bouwer in Rotterdam De Rotterdamse bouwmeester Petrus Gerardus Buskens behoorde tot die groep architecten die in de praktijk zijn gevormd. Zijn vader, metselaarspatroon, bestemde P.G. Buskens eveneens tot dit ambacht en als zodanig werkte hij dan ook reeds vanaf zijn dertiende mee aan verschillende gebouwen. Tot zijn achttiende jaar volgde Buskens avondlessen aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam. In de jaren 1890 werd hij ook aangesteld als opzichter bij de aanleg van straten en de daarmee samenhangende bouwwerken. Tevens besloot Buskens de dagcursus aan de Academie onder Prof. Henri Evers te volgen. Onder Evers' enthousiaste leiding ontstond tijdens de zogenaamde dagcursus een clubje studiegenoten, bestaande uit Buskens, A.P.B. Otten, W.F. Overeynder en J.H. de Roos, die gedurende hun hele leven een aaneengesloten kern vormden en die als architecten vooral in Rotterdam actief waren. Tot Buskens' werken behoren kerken, ziekenhuizen, scholen voor lager- en middelbaar onderwijs, kweekscholen, internaten, kloosters en gebouwen voor diverse sociale voorzieningen. Een meer technische groep omvat koel- en vrieshuizen, confectiefabrieken en -magazijnen, kantoorgebouwen en ten slotte een groot aantal woon- en winkelhuizen. Behalve als architect, was Buskens ook op tal van andere wijzen betrokken bij architectuur en Rotterdam. Zo richtte hij in 1922 samen met Hudig, Crena de Jongh en architect P. Verhagen Lzn. de Stadscommissie op, die zich vooral bezighield met het behoud van oud Rotterdam. Op landelijk niveau was Buskens van 1923 tot 1928 voorzitter van de B.N.A., en voorzitter van de groep Bouwkunst van de Algemene Katholieke Kunstenaarsvereniging (AKKV). Buskens' vroegste werk is opgetrokken in een conventionele neorenaissancestijl, zoals onder meer het huis 'Boschje' uit omstreeks 1895 en het herenhuis aan de Schiekade 77 uit 1896 tonen, beide in Rotterdam. Buskens belandde rond 1900 in Nijmegen via zijn oudere neef, de in de Molenstraat woonachtige aannemer G. Buskens die ook als ontwerper actief was. In het bovenhuis van het monumentale pand Molenstraat 97, uit 1902, vestigde Buskens zijn eigen architectenbureau waar de eveneens uit Rotterdam afkomstige P.J.W. Bieling jarenlang chef de bureau was. In de Nijmeegse Molenstraat ontwierp Buskens nog een aantal panden in een harmonieuze, op de Jugendstil en Berlagestijl geënte bouwtrant. Felrood metselwerk wordt hier afgewisseld met natuursteen of witgeschilderde cementsteen. In dezelfde periode voerde het bureau tevens opdrachten uit in Helmond, Boxtel en Tiel, veelal voor katholieke opdrachtgevers en in zeer uiteenlopende stijlen. In 1915 verdween het bureau uit Nijmegen. In de periode tot 1930 bouwde Buskens hoofdzakelijk in zijn geboortestad. Zijn bureau hield hij in een door hem zelf ontworpen woonhuis uit circa 1905, voorzien van een opvallende voorgevel aan de stijlvolle Mathenesserlaan. Belangrijke opdrachten kreeg Buskens van katholieke gasthuizen en schoolbesturen. In 1913 bouwde hij samen met Jos. Margy het Sint Franciscus Gasthuis aan de Schiekade, het grootste particuliere, algemene ziekenhuis van Rotterdam. In het stadscentrum kwam het omvangrijke Sint Lucia Instituut, bestaande uit school- en kloostervleugel en opgetrokken in een buitengewoon sculpturale, op de Amsterdamse School geïnspireerde bouwtrant. Beide gebouwen zijn inmiddels verdwenen. Geheel anders van karakter is de R.K. Hogere Burgerschool Sint Franciscus Rotterdam aan de Beukelsdijk. Hier realiseerde Buskens in samenwerking met H. Sutterland een uiterst modern en zakelijk aandoend schoolgebouw, met een vormgeving die duidelijk op F.L. Wright teruggaat. Het indrukwekkende ontwerp voor het Sint Willibrordus College in Den Haag uit 1923, werd uiteindelijk in versoberde vorm uitgevoerd en kwam tegenover het Aloysius College te liggen, eveneens een werk van Buskens. Buskens' bekendste werk is waarschijnlijk de Sint Elisabethkerk (vanaf 1956 de Sint Laurentius en Elisabethkathedraal) aan de Rotterdamse Mathenesserlaan. De robuuste, romaans-geïnspireerde vormgeving vertoont overeenkomsten met de Sint Bavokathedraal in Haarlem, en is inwendig door tal van vooraanstaande kunstenaars afgewerkt. De brede voorgevel met toren, geïnspireerd op de Wartburg, het kasteel van de heilige Elisabeth van Hongarij, kwam pas in 1922 klaar. Behalve de Sint Elisabethkerk bouwde Buskens in de jaren 1920 een klein aantal andere interessante. Het meest interessant is de Sint Willibrorduskerk aan de Beukelsdijk uit 1927. Dit rijzige kerkgebouw heeft een zeer gedrukt en breed schip, dat wordt overspannen door een paraboolvormig gewelf. Op deze wijze werd voldaan aan de vernieuwde liturgische eisen van de katholieke kerk in die tijd, waarbij de kerkganger vooral een goede kijk moest hebben op het hoogaltaar. De gevels zijn afgewerkt met verstrakte, gotische vormen en de ranke toren zorgt voor een optimale herkenbaarheid. Buskens' kerken te Heerlen (1922) en Voorburg (1924) hebben een vergelijkbare opzet en vormgeving. Een laatste categorie opdrachten betreft bedrijfs- en winkelpanden. Buskens bouwde een groot aantal opvallende winkels in de Rotterdamse binnenstad, waarvan het merendeel door het bombardement van 1940 is vernietigd. Voorbeelden hiervan zijn Het Regentessehuis uit 1903, dat duidelijk door het American Hotel in Amsterdam van architect Willem Kromhout is geïnspireerd. Aan de drukke Coolsingel in Rotterdam bouwde Buskens direct tegenover het stadhuis een imposant kantoorgebouw voor de Levensverzekerings Maatschappij Utrecht. Een ander bijzonder, en bewaard gebleven, bedrijfsgebouw is het 'Atlantic House' aan het Westplein uit 1928, geënt op de collectieve bedrijfsgebouwen zoals in de Verenigde Staten werden gerealiseerd. Ook de zakelijke, aan de Art Deco verwante vormgeving en de torenachtige opbouw van de voorgevel doen Amerikaans aan. Het Atlantic House is een van de laatste ontwerpen van Buskens, aangezien er geen werken van hem uit de jaren 1930 bekend zijn. In 1938 overleed Buskens onverwacht, op 66-jarige leeftijd. Architectonisch gezien kan het werk van Buskens niet leidinggevend genoemd worden. Hij bediende zich al naar gelang de functie, opdrachtgever of mode, van zeer wisselende architectuurvormen waarbij bruikbaarheid en herkenbaarheid voorop stonden. Buskens' grootste verdienste is misschien wel dat hij bij de eersten heeft gehoord die ervoor hebben geijverd de particuliere architect in de volle belangstelling te plaatsen van de grote, in dit geval katholieke middenklasse die tot voor die tijd haar bouwkundige belangen op andere wijze behartigde. Buskens heeft als ontwerper en als lid van talloze commissies, colleges, raden en besturen - waaronder het Rotterdamse gemeentebestuur - een grote invloed uitgeoefend op het aanzicht van het Rotterdam van de eerste helft van de twintigste eeuw. Als voorzitter van de B.N.A. heeft Buskens bovendien ook voor de Nederlandse architectuurwereld in het algemeen betekenis gehad. Van P.G. Buskens is geen bureau-archief centraal bewaard gebleven. De belangrijkste bronnen zijn het Gemeentarchief Rotterdam, het NAi-archief TJUB (IV.1 t/m IV.9), NAi archief BNARf91 en het deel in de 'Bibliotheek voor de Moderne Hollandsche Architectuur' uit 1917. De bijbehorende oeuvrelijst is gebaseerd op deze en andere bronnen. Nevenactiviteiten: B.N.A./voorzitter/1923-1928;A.K.K.V. Groep Bouwkunst/voorzitter/;Bouwkunst en Vriendschap/commissielid 'oude gebouwen te Rotterdam'/1901;Gemeenteraad Rotterdam/lid/;

Buskens, Petrus Gerardus

P.G. Buskens (1872-1939), katholiek bouwer in Rotterdam De Rotterdamse bouwmeester Petrus Gerardus Buskens behoorde tot die groep architecten die in de praktijk zijn gevormd. Zijn vader, metselaarspatroon, bestemde P.G. Buskens eveneens tot dit ambacht en als zodanig werkte hij dan ook reeds vanaf zijn dertiende mee aan verschillende gebouwen. Tot zijn achttiende jaar volgde Buskens avondlessen aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam. In de jaren 1890 werd hij ook aangesteld als opzichter bij de aanleg van straten en de daarmee samenhangende bouwwerken. Tevens besloot Buskens de dagcursus aan de Academie onder Prof. Henri Evers te volgen. Onder Evers' enthousiaste leiding ontstond tijdens de zogenaamde dagcursus een clubje studiegenoten, bestaande uit Buskens, A.P.B. Otten, W.F. Overeynder en J.H. de Roos, die gedurende hun hele leven een aaneengesloten kern vormden en die als architecten vooral in Rotterdam actief waren. Tot Buskens' werken behoren kerken, ziekenhuizen, scholen voor lager- en middelbaar onderwijs, kweekscholen, internaten, kloosters en gebouwen voor diverse sociale voorzieningen. Een meer technische groep omvat koel- en vrieshuizen, confectiefabrieken en -magazijnen, kantoorgebouwen en ten slotte een groot aantal woon- en winkelhuizen. Behalve als architect, was Buskens ook op tal van andere wijzen betrokken bij architectuur en Rotterdam. Zo richtte hij in 1922 samen met Hudig, Crena de Jongh en architect P. Verhagen Lzn. de Stadscommissie op, die zich vooral bezighield met het behoud van oud Rotterdam. Op landelijk niveau was Buskens van 1923 tot 1928 voorzitter van de B.N.A., en voorzitter van de groep Bouwkunst van de Algemene Katholieke Kunstenaarsvereniging (AKKV). Buskens' vroegste werk is opgetrokken in een conventionele neorenaissancestijl, zoals onder meer het huis 'Boschje' uit omstreeks 1895 en het herenhuis aan de Schiekade 77 uit 1896 tonen, beide in Rotterdam. Buskens belandde rond 1900 in Nijmegen via zijn oudere neef, de in de Molenstraat woonachtige aannemer G. Buskens die ook als ontwerper actief was. In het bovenhuis van het monumentale pand Molenstraat 97, uit 1902, vestigde Buskens zijn eigen architectenbureau waar de eveneens uit Rotterdam afkomstige P.J.W. Bieling jarenlang chef de bureau was. In de Nijmeegse Molenstraat ontwierp Buskens nog een aantal panden in een harmonieuze, op de Jugendstil en Berlagestijl geënte bouwtrant. Felrood metselwerk wordt hier afgewisseld met natuursteen of witgeschilderde cementsteen. In dezelfde periode voerde het bureau tevens opdrachten uit in Helmond, Boxtel en Tiel, veelal voor katholieke opdrachtgevers en in zeer uiteenlopende stijlen. In 1915 verdween het bureau uit Nijmegen. In de periode tot 1930 bouwde Buskens hoofdzakelijk in zijn geboortestad. Zijn bureau hield hij in een door hem zelf ontworpen woonhuis uit circa 1905, voorzien van een opvallende voorgevel aan de stijlvolle Mathenesserlaan. Belangrijke opdrachten kreeg Buskens van katholieke gasthuizen en schoolbesturen. In 1913 bouwde hij samen met Jos. Margy het Sint Franciscus Gasthuis aan de Schiekade, het grootste particuliere, algemene ziekenhuis van Rotterdam. In het stadscentrum kwam het omvangrijke Sint Lucia Instituut, bestaande uit school- en kloostervleugel en opgetrokken in een buitengewoon sculpturale, op de Amsterdamse School geïnspireerde bouwtrant. Beide gebouwen zijn inmiddels verdwenen. Geheel anders van karakter is de R.K. Hogere Burgerschool Sint Franciscus Rotterdam aan de Beukelsdijk. Hier realiseerde Buskens in samenwerking met H. Sutterland een uiterst modern en zakelijk aandoend schoolgebouw, met een vormgeving die duidelijk op F.L. Wright teruggaat. Het indrukwekkende ontwerp voor het Sint Willibrordus College in Den Haag uit 1923, werd uiteindelijk in versoberde vorm uitgevoerd en kwam tegenover het Aloysius College te liggen, eveneens een werk van Buskens. Buskens' bekendste werk is waarschijnlijk de Sint Elisabethkerk (vanaf 1956 de Sint Laurentius en Elisabethkathedraal) aan de Rotterdamse Mathenesserlaan. De robuuste, romaans-geïnspireerde vormgeving vertoont overeenkomsten met de Sint Bavokathedraal in Haarlem, en is inwendig door tal van vooraanstaande kunstenaars afgewerkt. De brede voorgevel met toren, geïnspireerd op de Wartburg, het kasteel van de heilige Elisabeth van Hongarij, kwam pas in 1922 klaar. Behalve de Sint Elisabethkerk bouwde Buskens in de jaren 1920 een klein aantal andere interessante. Het meest interessant is de Sint Willibrorduskerk aan de Beukelsdijk uit 1927. Dit rijzige kerkgebouw heeft een zeer gedrukt en breed schip, dat wordt overspannen door een paraboolvormig gewelf. Op deze wijze werd voldaan aan de vernieuwde liturgische eisen van de katholieke kerk in die tijd, waarbij de kerkganger vooral een goede kijk moest hebben op het hoogaltaar. De gevels zijn afgewerkt met verstrakte, gotische vormen en de ranke toren zorgt voor een optimale herkenbaarheid. Buskens' kerken te Heerlen (1922) en Voorburg (1924) hebben een vergelijkbare opzet en vormgeving. Een laatste categorie opdrachten betreft bedrijfs- en winkelpanden. Buskens bouwde een groot aantal opvallende winkels in de Rotterdamse binnenstad, waarvan het merendeel door het bombardement van 1940 is vernietigd. Voorbeelden hiervan zijn Het Regentessehuis uit 1903, dat duidelijk door het American Hotel in Amsterdam van architect Willem Kromhout is geïnspireerd. Aan de drukke Coolsingel in Rotterdam bouwde Buskens direct tegenover het stadhuis een imposant kantoorgebouw voor de Levensverzekerings Maatschappij Utrecht. Een ander bijzonder, en bewaard gebleven, bedrijfsgebouw is het 'Atlantic House' aan het Westplein uit 1928, geënt op de collectieve bedrijfsgebouwen zoals in de Verenigde Staten werden gerealiseerd. Ook de zakelijke, aan de Art Deco verwante vormgeving en de torenachtige opbouw van de voorgevel doen Amerikaans aan. Het Atlantic House is een van de laatste ontwerpen van Buskens, aangezien er geen werken van hem uit de jaren 1930 bekend zijn. In 1938 overleed Buskens onverwacht, op 66-jarige leeftijd. Architectonisch gezien kan het werk van Buskens niet leidinggevend genoemd worden. Hij bediende zich al naar gelang de functie, opdrachtgever of mode, van zeer wisselende architectuurvormen waarbij bruikbaarheid en herkenbaarheid voorop stonden. Buskens' grootste verdienste is misschien wel dat hij bij de eersten heeft gehoord die ervoor hebben geijverd de particuliere architect in de volle belangstelling te plaatsen van de grote, in dit geval katholieke middenklasse die tot voor die tijd haar bouwkundige belangen op andere wijze behartigde. Buskens heeft als ontwerper en als lid van talloze commissies, colleges, raden en besturen - waaronder het Rotterdamse gemeentebestuur - een grote invloed uitgeoefend op het aanzicht van het Rotterdam van de eerste helft van de twintigste eeuw. Als voorzitter van de B.N.A. heeft Buskens bovendien ook voor de Nederlandse architectuurwereld in het algemeen betekenis gehad. Van P.G. Buskens is geen bureau-archief centraal bewaard gebleven. De belangrijkste bronnen zijn het Gemeentarchief Rotterdam, het NAi-archief TJUB (IV.1 t/m IV.9), NAi archief BNARf91 en het deel in de 'Bibliotheek voor de Moderne Hollandsche Architectuur' uit 1917. De bijbehorende oeuvrelijst is gebaseerd op deze en andere bronnen. Nevenactiviteiten: B.N.A./voorzitter/1923-1928;A.K.K.V. Groep Bouwkunst/voorzitter/;Bouwkunst en Vriendschap/commissielid 'oude gebouwen te Rotterdam'/1901;Gemeenteraad Rotterdam/lid/;