Diehl, Willem

Willem Diehl (1876-1959) Architect Willem Diehl vestigde zich in 1902 in Arnhem.1) Hij was geboren in Den Haag en opgeleid in België. Diehl bracht uit België de Art Nouveau-stijl mee en introduceerde rond 1907 de cottagestijl in Arnhem. Verder werd hij bekend met het Vesta-gebouw en het Luxortheater, dat wel het 'Tuschinski van het oosten' wordt genoemd. Den Haag Willem Diehl werd op 25 januari 1876 in Den Haag geboren. Zijn vader, Hendrik Diehl, was timmerman en doceerde daarnaast vanaf 1878 enkele jaren aan de Ambachtsschool in Den Haag. Willem Diehl volgde van 1888 tot 1890 een opleiding tot timmerman aan de Burgeravondschool van de Ambachtsschool in Den Haag. Waarschijnlijk werkte Diehl overdag bij zijn vader. Na afronding van deze opleiding studeerde hij van 1892 tot en met 1894 aan de Koninklijke Academie voor de Beeldende Kunsten in Den Haag. Over architectonische ontwerpen uit Diehls Haagse periode is niets bekend en hij stond ingeschreven als opzichter. Vermoedelijk was hij opzichter bij bouwkundige werkzaamheden. Wel is bekend dat hij lid was van het Amsterdamse Genootschap Architectura et Amicitia, evenals zijn latere zwager en compagnon Emile Van Averbeke. België In augustus 1898 vestigde Diehl zich in Antwerpen. Hij ging er werken bij het architectenbureau van Emile Thielens aan de Maria Theresialei 5. Ook Van Averbeke was hier werkzaam, als tekenenaar. Het bureau Thielens ontwierp in een eclectische trant. In 1900 richtten beide werknemers een eigen bureau op onder de naam Van Averbeke & Diehl, gevestigd in het ouderlijk huis van Van Averbeke aan de Lang Kievitstraat 26. Het bureau bestond slechts twee jaar. Diehl ontmoette in die tijd Ida Louise Van Averbeke, één van de zusters van zijn compagnon. Hij trouwde met haar op 28 september 1901. Beide architecten werkten kennelijk niet op gelijkwaardig niveau, want hoewel zij beiden in de bouwaanvragen zijn vermeld, is op - één uitzondering na - alleen de naam van Van Averbeke in de gebouwen zelf vastgelegd. Diehl signeerde later zelf een aantal van zijn Arnhemse werken. Diehl en Van Averbeke werkten in de stijl van de Art Nouveau, die binnen Architectura et Amicitia fel werd bekritiseerd. Beide architecten zegden daarom hun lidmaatschap op en sloten zich aan bij de Kunstkring van De Scalden van Antwerpen, kortweg Maatschappij De Scalden genoemd. De Antwerpse ontwerpen van Diehl vertonen kenmerken die later ook in zijn Arnhemse werk opvallen: erkers, loggia's, balkons, ver overstekende houten dakgoten en hoefijzerbogen. Ook maakte hij kennis met een stedenbouwkundige ontwikkeling voor zijn Arnhemse werk een inspirerend voorbeeld zou blijken. Het ging hierbij om de bouw van de wijk Zurenborg, die was bestemd voor welgestelden die 'buiten' wilden, maar dichtbij de stad. De wijk werd ontworpen voor een speciaal opgerichte bouwmaatschappij. De meeste architecten die meewerkten waren lid van de Maatschappij de Scalden. Diehl kon de ontwikkelingen in Zurenborg goed volgen, omdat de wijk dichtbij het bureau van Van Averbeke en hem lag. In 1901 vertrokken Van Averbeke en Diehl naar Brussel, wellicht omdat zij daar meer opdrachten verwachtten. Van Averbeke keerde al snel weer terug naar Antwerpen. De reden is niet bekend. Beide mannen bleven tot Van Averbekes overlijde in 1946 goed bevriend. Over de werkzaamheden van Diehl, die aan de Waterloolaan in de deelgemeente Elsene woonde, is weinig bekend. Hij was in dienst van de architect en meubelontwerper Georges Hobbé. Dit bureau nam in 1902 deel aan de Eerste Internationale Tentoonstelling van Moderne Decoratieve Kunst in Turijn. Mogelijk bezocht Diehl de expositie of heeft hij er foto's van gezien, want zijn eerste Arnhemse ontwerpen vertonen invloeden van de Italiaanse variant van de Art Nouveau, de Arte Nuova. Arnhem In 1902 vestigde Diehl zich in Arnhem. Zijn eerste ontwerpen in deze stad lijken te zijn beïnvloed door de karakteristieke decoraties van de paviljoens van Raimondo d'Aronco op de genoemde expositie in Turijn. Diehl tekende in Arnhem het entreepaviljoen voor de Tentoonstelling van Toegepaste Moderne Kunst die in 1903 bij Musis Sacrum werd gehouden. Ook een kiosk met wachtlokaal voor de paardentram naar Velp is nauw verwant met het Italiaanse voorbeeld. Diehls eerste grote opdracht in Arnhem was het winkelpand van de firma Belderbos op de hoek van de Zijpendaalseweg en de Cronjéstraat. Het het gebouw heeft gevels van witte verblendsteen, pleisterwerk, balkons, siernaalden en houtwerk in de trant van de Arte Nuova. Hoewel het nu één van de bekendste gebouwen in Art Nouveau-stijl in Nederland is, stuitte deze architectuur op veel verzet. G. Versteeg, de adjunct-directeur van Gemeentewerken in Arnhem, sprak in het Bouwkundig Weekblad van 1911 zijn afkeuring uit over de speculatiebouw bij Sonsbeek langs de Zijpendaalseweg. Veel van deze huizen waren door Diehl ontworpen of door 'zijn' Art Nouveaustijl geïnspireerd. Versteeg voegde er aan toe dat dankzij de nieuwe schoonheidscommissie de opdrachtgevers van afgekeurde ontwerpen voortaan konden worden doorverwezen naar deskundige architecten. Deze weerstand vanuit gemeentewerken en van zijn behoudende collega's in de schoonheidscommissie was er waarschijnlijk mede de oorzaak van dat Diehl zijn stijl al gauw matigde en voor meer behouden vormen koos. Al vanaf 1907 liet hij zich steeds meer inspireren door de cottagestijl, die onder meer te herkennen is aan de gebogen erkers met hun fijnmazige roedenverdeling. Daarbij waren ook invloeden van de 'Um 1800'-stijl te zien. Tot die tijd ontstonden in de Transvaalbuurt, ten noorden van de binnenstad, echter nog enkele grote huizenblokken in Antwerpse Art Nouveau-trant, met kenmerkende elementen zoals loggia's met hoefijzerbogen, uitkragende erkers op de eerste verdieping, siernaalden en torentjes. Het meest markate blok staat langs de Apeldoornseweg. De Transvaalbuurt is een stadsuitbreiding ten noorden van het centrum. Vanaf het derde kwart van de negentiende eeuw werden hier delen van het landgoed Sonsbeek bebouwd. In 1899 kocht de gemeente een groot deel van het landgoed om het als stadspark te behouden. Hiermee was de groei van de villawijken beperkt, maar de reeds begonnen villaparken profiteerden van de aanwezigheid van dit park. De villaparken werden aangelegd door 'projectontwikkelaars' avant la lettre. In het geval van de oudere Burgemeesterswijk was dit Thomas Etty en bij de Transvaalbuurt de Maatschappij tot Exploitatie van het Landgoed Sonsbeek, die werd geleid door Hendrik Kooij jr. De terreinen werden ontwikkeld in nauw overleg tussen de gemeente en deze ondernemers. In overeenkomsten legde men vast dat de gemeente zorg droeg voor de aanleg en het onderhoud van de infrastructuur. De exploitatiemaatschappijen konden de bouwgronden ontwikkelen en verkopen of verhuren. De taak van Diehl betrof vooral het ontwerpen van fraaie gevels, terwijl de erachter gelegen woonhuizen waren ingericht volgens de gebruikelijke standaard. De bijzondere inbreng van Diehl was dat hij vanuit Antwerpen een nieuwe stijl introduceerde. Nadat de Art Nouveau uit de gratie was geraakt, vond hij een andere 'moderne' stijl die zich leende voor zijn doelgroep. De eerdergenoemde cottagestijl paste misschien nog wel beter bij het idee van het 'buiten' wonen dichtbij de stad. Naast een groot aantal bijzondere woonhuizen in de stadsuitbreidingen onwierp Diehl ook een aantal markante panden in en om de binnenstad. Steeds getuigen zijn ontwerpen van een grote kennis van de internationale ontwikkelingen in de bouwkunst. Zo ontwierp hij in 1920 een kantoorgebouw op de hoek van de Kerkstraat en de Pastoorstraat, dat duidelijk is geïnspireerd op de grote moderne kantoren in Amerikaanse steden zoals Chicago en New York. Aan de Steenstraat en de Velperweg verrezen naar zijn plannen zeer moderne garagegebouwen. Het bedrijf aan de Velperweg had zelfs een showroom met twee etages, een soort vitrine voor automobielen. Een uniek ontwerp is het Luxortheater, het 'Tuschinski van het oosten' dat echter enkele jaren eerder werd gebouwd dan de bekende Amsterdamse bioscoop. Luxor is één van de eerste bioscoopgebouwen in Nederland die als zodanig zijn ontworpen. De Art Nouveau- en Art Deco-achtige decoraties in 'Egyptische' trant zijn nog voor een belangrijk deel aanwezig. In 1925 kreeg Diehl de opdracht voor het ontwerpen van café-restaurant Royal aan het Willemsplein. Hij tekende een fors bakstenen gebouw met een hoog, met leien gedekt schilddak. Voor het pand, dat na de Tweede Wereldoorlog is afgebroken, was een enorm terras met een fleurige rood-wit gestreepte markies over de volle breedte van de gevel. Enkele jaren later, toen Diehl de opdracht kreeg voor het kantoor van de verzekeringsmaatschappij Vesta, greep hij terug op dezelfde massieve baksteenbouw. Ook bij dit gebouw oriënteerde Diehl zich op toonaangevende voorbeelden van Bouwkunst. Zijn inspiratiebron was het kantoor van Heidemaatschappij in Arnhem, ontworpen door K.P.C. de Bazel. Eigenlijk was het al niet meer zo modern in die tijd, het dateerde van 1912. Diehl was aan het einde van zijn carrière en kon of wilde niet nogmaals van stijl veranderen. En paar jaar later verrezen in de omgeving diverse kantoorpanden met vlakke, ongedecoreerde gevels en stalen ramen. Vooral het nabijgelegen kantoor van De Nederlanden van 1845, ontworpen door W.M. Dudok, vormt met de Vesta een sterk contrast. Diehls belangrijkste bijdrage aan de Nederlandse bouwkunst is wellicht zijn voor Nederland ongebruikelijke Art Nouveau-architectuur. Omdat de Art Nouveau echter in de architectenwereld al snel op afkeuring stuitte, wilde hij er later niets meer van weten. Tegenover R. Blijstra, die in 1958 voor het Blad Forum over de Art Nouveau schreef, verklaarde hij zelfs dat het winkelpand van de firma Belderbos, waarvan hij het auteursschap niet kon ontkennen, niet tot deze stroming zou behoren.3) Een jaar later, op 5 juni 1959, overleed Diehl in Arnhem. Noten 1) De informatie in deze tekst is ontleed aan: H. Wentink, Willem Diehl. Architect in Arnhem, Utrecht 1998 (tweede druk: 2006). 2) G. Versteeg, ‘Schoonheidscommissie en inrichting voor MTO te Arnhem’, Bouwkundig Weekblad 31 (1911), p. 63-64. 3) R. Blijstra, 'Lijst van gebouwen in Art Nouveau in enkele steden van ons land', Forum 13 (1958), p. 330-332. Lijst van huizen in Arnhem, mogelijk door Diehl ontworpen Bouriciusstraat, o.a. nr. 15 Burgemeesterplein 1 Burgemeestersplein 2 Burgemeestersplein 3 Sweerts de Landasstraat 103-109 Zijpendaalseweg 51-59 Opleiding: Ambachtsschool Den Haag/1888-1890;Koninklijke Academie voor de Beeldende Kunsten in Den Haag/1892-1894

Diehl, Willem

Willem Diehl (1876-1959) Architect Willem Diehl vestigde zich in 1902 in Arnhem.1) Hij was geboren in Den Haag en opgeleid in België. Diehl bracht uit België de Art Nouveau-stijl mee en introduceerde rond 1907 de cottagestijl in Arnhem. Verder werd hij bekend met het Vesta-gebouw en het Luxortheater, dat wel het 'Tuschinski van het oosten' wordt genoemd. Den Haag Willem Diehl werd op 25 januari 1876 in Den Haag geboren. Zijn vader, Hendrik Diehl, was timmerman en doceerde daarnaast vanaf 1878 enkele jaren aan de Ambachtsschool in Den Haag. Willem Diehl volgde van 1888 tot 1890 een opleiding tot timmerman aan de Burgeravondschool van de Ambachtsschool in Den Haag. Waarschijnlijk werkte Diehl overdag bij zijn vader. Na afronding van deze opleiding studeerde hij van 1892 tot en met 1894 aan de Koninklijke Academie voor de Beeldende Kunsten in Den Haag. Over architectonische ontwerpen uit Diehls Haagse periode is niets bekend en hij stond ingeschreven als opzichter. Vermoedelijk was hij opzichter bij bouwkundige werkzaamheden. Wel is bekend dat hij lid was van het Amsterdamse Genootschap Architectura et Amicitia, evenals zijn latere zwager en compagnon Emile Van Averbeke. België In augustus 1898 vestigde Diehl zich in Antwerpen. Hij ging er werken bij het architectenbureau van Emile Thielens aan de Maria Theresialei 5. Ook Van Averbeke was hier werkzaam, als tekenenaar. Het bureau Thielens ontwierp in een eclectische trant. In 1900 richtten beide werknemers een eigen bureau op onder de naam Van Averbeke & Diehl, gevestigd in het ouderlijk huis van Van Averbeke aan de Lang Kievitstraat 26. Het bureau bestond slechts twee jaar. Diehl ontmoette in die tijd Ida Louise Van Averbeke, één van de zusters van zijn compagnon. Hij trouwde met haar op 28 september 1901. Beide architecten werkten kennelijk niet op gelijkwaardig niveau, want hoewel zij beiden in de bouwaanvragen zijn vermeld, is op - één uitzondering na - alleen de naam van Van Averbeke in de gebouwen zelf vastgelegd. Diehl signeerde later zelf een aantal van zijn Arnhemse werken. Diehl en Van Averbeke werkten in de stijl van de Art Nouveau, die binnen Architectura et Amicitia fel werd bekritiseerd. Beide architecten zegden daarom hun lidmaatschap op en sloten zich aan bij de Kunstkring van De Scalden van Antwerpen, kortweg Maatschappij De Scalden genoemd. De Antwerpse ontwerpen van Diehl vertonen kenmerken die later ook in zijn Arnhemse werk opvallen: erkers, loggia's, balkons, ver overstekende houten dakgoten en hoefijzerbogen. Ook maakte hij kennis met een stedenbouwkundige ontwikkeling voor zijn Arnhemse werk een inspirerend voorbeeld zou blijken. Het ging hierbij om de bouw van de wijk Zurenborg, die was bestemd voor welgestelden die 'buiten' wilden, maar dichtbij de stad. De wijk werd ontworpen voor een speciaal opgerichte bouwmaatschappij. De meeste architecten die meewerkten waren lid van de Maatschappij de Scalden. Diehl kon de ontwikkelingen in Zurenborg goed volgen, omdat de wijk dichtbij het bureau van Van Averbeke en hem lag. In 1901 vertrokken Van Averbeke en Diehl naar Brussel, wellicht omdat zij daar meer opdrachten verwachtten. Van Averbeke keerde al snel weer terug naar Antwerpen. De reden is niet bekend. Beide mannen bleven tot Van Averbekes overlijde in 1946 goed bevriend. Over de werkzaamheden van Diehl, die aan de Waterloolaan in de deelgemeente Elsene woonde, is weinig bekend. Hij was in dienst van de architect en meubelontwerper Georges Hobbé. Dit bureau nam in 1902 deel aan de Eerste Internationale Tentoonstelling van Moderne Decoratieve Kunst in Turijn. Mogelijk bezocht Diehl de expositie of heeft hij er foto's van gezien, want zijn eerste Arnhemse ontwerpen vertonen invloeden van de Italiaanse variant van de Art Nouveau, de Arte Nuova. Arnhem In 1902 vestigde Diehl zich in Arnhem. Zijn eerste ontwerpen in deze stad lijken te zijn beïnvloed door de karakteristieke decoraties van de paviljoens van Raimondo d'Aronco op de genoemde expositie in Turijn. Diehl tekende in Arnhem het entreepaviljoen voor de Tentoonstelling van Toegepaste Moderne Kunst die in 1903 bij Musis Sacrum werd gehouden. Ook een kiosk met wachtlokaal voor de paardentram naar Velp is nauw verwant met het Italiaanse voorbeeld. Diehls eerste grote opdracht in Arnhem was het winkelpand van de firma Belderbos op de hoek van de Zijpendaalseweg en de Cronjéstraat. Het het gebouw heeft gevels van witte verblendsteen, pleisterwerk, balkons, siernaalden en houtwerk in de trant van de Arte Nuova. Hoewel het nu één van de bekendste gebouwen in Art Nouveau-stijl in Nederland is, stuitte deze architectuur op veel verzet. G. Versteeg, de adjunct-directeur van Gemeentewerken in Arnhem, sprak in het Bouwkundig Weekblad van 1911 zijn afkeuring uit over de speculatiebouw bij Sonsbeek langs de Zijpendaalseweg. Veel van deze huizen waren door Diehl ontworpen of door 'zijn' Art Nouveaustijl geïnspireerd. Versteeg voegde er aan toe dat dankzij de nieuwe schoonheidscommissie de opdrachtgevers van afgekeurde ontwerpen voortaan konden worden doorverwezen naar deskundige architecten. Deze weerstand vanuit gemeentewerken en van zijn behoudende collega's in de schoonheidscommissie was er waarschijnlijk mede de oorzaak van dat Diehl zijn stijl al gauw matigde en voor meer behouden vormen koos. Al vanaf 1907 liet hij zich steeds meer inspireren door de cottagestijl, die onder meer te herkennen is aan de gebogen erkers met hun fijnmazige roedenverdeling. Daarbij waren ook invloeden van de 'Um 1800'-stijl te zien. Tot die tijd ontstonden in de Transvaalbuurt, ten noorden van de binnenstad, echter nog enkele grote huizenblokken in Antwerpse Art Nouveau-trant, met kenmerkende elementen zoals loggia's met hoefijzerbogen, uitkragende erkers op de eerste verdieping, siernaalden en torentjes. Het meest markate blok staat langs de Apeldoornseweg. De Transvaalbuurt is een stadsuitbreiding ten noorden van het centrum. Vanaf het derde kwart van de negentiende eeuw werden hier delen van het landgoed Sonsbeek bebouwd. In 1899 kocht de gemeente een groot deel van het landgoed om het als stadspark te behouden. Hiermee was de groei van de villawijken beperkt, maar de reeds begonnen villaparken profiteerden van de aanwezigheid van dit park. De villaparken werden aangelegd door 'projectontwikkelaars' avant la lettre. In het geval van de oudere Burgemeesterswijk was dit Thomas Etty en bij de Transvaalbuurt de Maatschappij tot Exploitatie van het Landgoed Sonsbeek, die werd geleid door Hendrik Kooij jr. De terreinen werden ontwikkeld in nauw overleg tussen de gemeente en deze ondernemers. In overeenkomsten legde men vast dat de gemeente zorg droeg voor de aanleg en het onderhoud van de infrastructuur. De exploitatiemaatschappijen konden de bouwgronden ontwikkelen en verkopen of verhuren. De taak van Diehl betrof vooral het ontwerpen van fraaie gevels, terwijl de erachter gelegen woonhuizen waren ingericht volgens de gebruikelijke standaard. De bijzondere inbreng van Diehl was dat hij vanuit Antwerpen een nieuwe stijl introduceerde. Nadat de Art Nouveau uit de gratie was geraakt, vond hij een andere 'moderne' stijl die zich leende voor zijn doelgroep. De eerdergenoemde cottagestijl paste misschien nog wel beter bij het idee van het 'buiten' wonen dichtbij de stad. Naast een groot aantal bijzondere woonhuizen in de stadsuitbreidingen onwierp Diehl ook een aantal markante panden in en om de binnenstad. Steeds getuigen zijn ontwerpen van een grote kennis van de internationale ontwikkelingen in de bouwkunst. Zo ontwierp hij in 1920 een kantoorgebouw op de hoek van de Kerkstraat en de Pastoorstraat, dat duidelijk is geïnspireerd op de grote moderne kantoren in Amerikaanse steden zoals Chicago en New York. Aan de Steenstraat en de Velperweg verrezen naar zijn plannen zeer moderne garagegebouwen. Het bedrijf aan de Velperweg had zelfs een showroom met twee etages, een soort vitrine voor automobielen. Een uniek ontwerp is het Luxortheater, het 'Tuschinski van het oosten' dat echter enkele jaren eerder werd gebouwd dan de bekende Amsterdamse bioscoop. Luxor is één van de eerste bioscoopgebouwen in Nederland die als zodanig zijn ontworpen. De Art Nouveau- en Art Deco-achtige decoraties in 'Egyptische' trant zijn nog voor een belangrijk deel aanwezig. In 1925 kreeg Diehl de opdracht voor het ontwerpen van café-restaurant Royal aan het Willemsplein. Hij tekende een fors bakstenen gebouw met een hoog, met leien gedekt schilddak. Voor het pand, dat na de Tweede Wereldoorlog is afgebroken, was een enorm terras met een fleurige rood-wit gestreepte markies over de volle breedte van de gevel. Enkele jaren later, toen Diehl de opdracht kreeg voor het kantoor van de verzekeringsmaatschappij Vesta, greep hij terug op dezelfde massieve baksteenbouw. Ook bij dit gebouw oriënteerde Diehl zich op toonaangevende voorbeelden van Bouwkunst. Zijn inspiratiebron was het kantoor van Heidemaatschappij in Arnhem, ontworpen door K.P.C. de Bazel. Eigenlijk was het al niet meer zo modern in die tijd, het dateerde van 1912. Diehl was aan het einde van zijn carrière en kon of wilde niet nogmaals van stijl veranderen. En paar jaar later verrezen in de omgeving diverse kantoorpanden met vlakke, ongedecoreerde gevels en stalen ramen. Vooral het nabijgelegen kantoor van De Nederlanden van 1845, ontworpen door W.M. Dudok, vormt met de Vesta een sterk contrast. Diehls belangrijkste bijdrage aan de Nederlandse bouwkunst is wellicht zijn voor Nederland ongebruikelijke Art Nouveau-architectuur. Omdat de Art Nouveau echter in de architectenwereld al snel op afkeuring stuitte, wilde hij er later niets meer van weten. Tegenover R. Blijstra, die in 1958 voor het Blad Forum over de Art Nouveau schreef, verklaarde hij zelfs dat het winkelpand van de firma Belderbos, waarvan hij het auteursschap niet kon ontkennen, niet tot deze stroming zou behoren.3) Een jaar later, op 5 juni 1959, overleed Diehl in Arnhem. Noten 1) De informatie in deze tekst is ontleed aan: H. Wentink, Willem Diehl. Architect in Arnhem, Utrecht 1998 (tweede druk: 2006). 2) G. Versteeg, ‘Schoonheidscommissie en inrichting voor MTO te Arnhem’, Bouwkundig Weekblad 31 (1911), p. 63-64. 3) R. Blijstra, 'Lijst van gebouwen in Art Nouveau in enkele steden van ons land', Forum 13 (1958), p. 330-332. Lijst van huizen in Arnhem, mogelijk door Diehl ontworpen Bouriciusstraat, o.a. nr. 15 Burgemeesterplein 1 Burgemeestersplein 2 Burgemeestersplein 3 Sweerts de Landasstraat 103-109 Zijpendaalseweg 51-59 Opleiding: Ambachtsschool Den Haag/1888-1890;Koninklijke Academie voor de Beeldende Kunsten in Den Haag/1892-1894