Wegerif, Ahazverus Hendrikus (Gzn.)

A.H. Wegerif (1888-1963) Ahazverus Hendrikus (Henk) Wegerif werd op 13 april 1888 in Apeldoorn geboren als zoon van Gerrit Wegerif (1864-1926) en Elsje Breman. Gerrit Wegerif was de broer van Chris Wegerif, een bekende Apeldoornse meubelmaker en aannemer. Chris en zijn vrouw Agatha Gravestein waren in en buiten Apeldoorn belangrijke kunstenaars. Chris Wegerif was medeoprichter van de kunsthandel Arts and Crafts in Den Haag in 1898, een winkel annex galerie waar moderne kunstnijverheid werd verkocht. Daarnaast was hij ook architect van een aantal villa's in Apeldoorn en Den Haag. Henks vader Gerrit werkte wel met zijn broer samen. Henk Wegerif werd in belangrijke mate geïnspireerd door zijn oom. Opleiding Henk Wegerif ging, zoals begin twintigste eeuw nog gebruikelijk was, na de lagere school direct als timmermansleerling in de praktijk van zijn vader werken. Zijn vader vond een dure opleiding in Delft niet nodig. Al in 1906 ontwierp Henk op achttienjarige leeftijd Huis de Klaproos aan de Burglaan 47 in Apeldoorn. Deze opdracht kreeg hij van zijn vriend Anne Schilstra, een uit Friesland afkomstige onderwijzer en voorman van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) in Apeldoorn. Schilstra en Wegerif deelden dezelfde socialistisch-idealistische opvatting dat de mens slechts werk en een goede woning nodig had om gelukkig te zijn. De Klaproos had eigenlijk een model arbeiderswoning moeten worden, maar viel veel duurder uit, waardoor het huis niet geschikt bleek voor het oorspronkelijke doel. Verder deed Wegerif ervaring op bij verschillende architectenbureaus in Nederland. Op twintigjarige leeftijd, in 1908, vertrok hij met een schip van de Holland-Amerika-Lijn naar de Verenigde Staten, waar hij een jaar rondreisde. Hij kwam daar terecht op het kantoor van de New Yorkse bouwmeester William Bates, waar hij tegen zijn moderne smaak in klassieke gevels moest tekenen. Zijn vrije tijd besteedde hij aan zijn werk in Nederland. Toch heeft hij deze periode in New York als zeer leerzaam ervaren, omdat hij daar uiteenlopende opdrachten kreeg, van het bouwen van landhuizen tot wolkenkrabbers. Na dit jaar ging Wegerif op verzoek van zijn vader bij diens aannemersbedrijf werken. In die periode bouwde hij in Apeldoorn een huis aan de Gardenierslaan 27 (1910). Hij hield het echter niet lang vol bij zijn vader en besloot na een conflict met een opzichter op te stappen.In 1908 werd Wegerif lid van de Architectura et Amicitia in Amsterdam. Hij vertegenwoordigde de vereniging twee jaar later, op eigen kosten, op een architectuurcongres over stedenbouw, de Townplanning Conference van het Royal Institute of British Architects in London.Wegerif werd sterk geïnspireerd door Hermann Muthesius (1861-1927) die in opdracht van de Pruisische regering zeven jaar in Engeland doorbracht en daar de Engelse architectuur en de kunstnijverheid bestudeerde. Muthesius bracht Duitsland op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van de Engelse woningbouw. Wegerif hield zich evenals Muthesius bezig met coöperatieve idealen, nieuwe stedenbouwkundige ontwikkelingen en nieuwe vormen van het burgerlijk woonhuis in Engeland, en wilde Engelse oplossingen vertalen naar de Nederlandse situaties. Wegerif noemde Muthesius' publicaties in zijn boek 'Bouw van Middenstandswoningen' en Muthesius' plattegronden inspireerden hem. Eigen bureau in Apeldoorn Al zeer jong, op eenentwintigjarige leeftijd, startte Wegerif een eigen architectenbureau, dat met zo'n twintig tekenaars in dienst vrij groot was. Uit zijn omvangrijke oeuvre blijkt dat hij altijd zeer veel opdrachten had en dat zijn werk werd gewaardeerd. Zelfs veel architecten van naam hadden niet zoveel opdrachten en werknemers. Omdat hij zijn kennis waarschijnlijk toch wat meer theoretisch wilde onderbouwen, schreef hij zich in aan de Academie voor Bouwkunst te Amsterdam. Maar van die opleiding kwam weinig terecht. Van 1912 tot 1925 woonde Henk met zijn vrouw en twee kinderen in zijn zelfontworpen huis De Pasch (1912). Tot 1925 bouwde hij voornamelijk woonhuizen in Apeldoorn. Woonhuizen, stadsvilla's, landhuizen, arbeiderswoningen (zoals modelwoning de Cocosnoot), bedrijfsgebouwen en aantal weekendcottages. Wegerif heeft met zijn gebouwen het aanzien van diverse delen van Apeldoorn bepaald. In deze periode had hij ook een aantal opdrachten buiten de stad. Zoals een landhuis in Beekbergen, Warnsveld en Hilversum. Wegerif was een van de eerste architecten in Nederland die gebruik maakte van spouwmuren in woonhuizen, iets dat het wonen in verschillende opzichten sterk verbeterde.Zijn ontwerpen voor de schouwburg in Apeldoorn en een tehuis voor Indische verlofgangers in Wassenaar zijn niet uitgevoerd. Met zijn vertrek naar Wassenaar in 1925 kwam er een eind aan zijn bouwen in Apeldoorn. De huizen die Wegerif in Apeldoorn ontwierp vertonen veel onderlinge overeenkomsten, dit in tegenstelling tot de villa's van na 1925. De Wassenaarse periode Hij verhuisde naar Wassenaar, waar hij zich vestigde in Park Rijksdorp, omdat hij meer opdrachten in het westen had. Hij bouwde een huis voor zichzelf in de duinen en noemde het eveneens De Pasch. In Park Rijksdorp ontwierp hij een aantal grote woonhuizen, veelal in de stijl van Engelse 'country houses'. In Zandvoort bouwde Wegerif voor zijn ouders aan de boulevard een groot huis, De Albatros, en een klein familiehuis daar vlakbij. Het grootste en nationaal gezien meest bekende project uit Wegerifs carrière is de Willemsparkflat, een 'woonhotel' in Den Haag, gebouwd op de hoek van de Zeestraat en de Javastraat in de periode 1928-31. In 1931 bouwde Wegerif het huis De Regenboog in Noordwijk aan Zee voor dr H.P. Heineken van het gelijknamige bierconcern. De samenwerking met de familie zou na de Tweede Wereldoorlog worden voortgezet. Voor W. H. van Leeuwen, directeur van de Gist- en Spiritusfabriek in delft, ontwierp Wegerif in 1932 huis Solheim. Ook werd in 1932 Wegerifs ontwerp voor de Delftsche Huishoud- en Industrieschool uitgevoerd op het terrein van de Gistfabriek aan het Agnetapark in Delft. Dit gebouw werd getypeerd als een uniek bouwwerk uit de periode van De Stijl. Verder ontwierp hij in die jaren een urnentuin en een rouwkapel voor de begraafplaats Nieuw Eykenduynen in Den Haag, en maakte hij straatversieringen voor het veertigjarig regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina in 1938. Tussen de beide wereldoorlogen liep Wegerifs architectenbureau met circa twintig tekenaars tot twee keer toe leeg. Rond 1933 werden er bijvoorbeeld in een week tijd vier grote werken afgezegd, waaronder een plan voor een groot gebouw op Plein 1813 in Den Haag. In dergelijke tijden van materiaalschaarste en geldgebrek werkte Wegerif aan zijn boeken. Hij slaagde er echter steeds in zijn bureau weer op te bouwen. Een van zijn laatste grote opdrachten was de bouw van een crematorium in Groningen in 1960.Een zijsprong in Wegerifs carrière was het ontwerpen van decors voor een groot aantal Nederlandse speelfilms en voor toneeluitvoeringen van de Haagsche Comedie. Hij ontwierp tussen 1934 en 1940 de decors voor bijna alle Nederlandse speelfilms. Wegerif en de architectenwereld Wegerif besteedde veel van zijn tijd aan bestuurswerk in diverse verenigingen en ook schreef hij een aantal boeken. Hij nam plaats in het bestuur van de Raad voor de Kunst en de Federatie van de Beroepsverenigingen van Kunstenaars, waarvan hij jarenlang penningmeester was. Hij nam zitting in de Ereraad voor de architectuur en toegepaste kunst, die de houding van architecten en beoefenaars van de gebonden kunsten in de oorlog moest beoordelen, maar vond dit zeer onaangenaam. Deze Ereraad bestond naast Wegerif uit Jac. Bot, J. Kalf en de toenmalige directeur van het Amsterdamse Stedelijk Museum, Willem Sandberg. Kort voor de Tweede Wereldoorlog was Wegerif een van de oprichters van de Stichting Sanering Binnenstad 's-Gravenhage. De meeste aandacht ging hierbij uit naar de sanering van de omgeving van het Spui. De Stichting werd opgeheven wegens gebrek aan aandacht vanuit de gemeente. Vervolgens ontstond de Raad van Vijf, benoemd door de BNA, waarin Wegerif samenwerkte met de architecten D. Roosenburg, J.M. Luthmann, G.A. Abspoel en R. de Vries. Het streven naar nieuwe plannen voor Den Haag liep echter ook nu weer vast. In de jaren vijftig was Wegerif verantwoordelijk voor de planning van stadsvernieuwing van de gemeente Gorinchem, waar hij in 1952 ook een kerk bouwde. Verder was hij van 1938 tot 1942 voorzitter van de Haagsche Kunstkring. Deze in 1891 opgerichte vereniging heeft een belangrijke rol gespeeld bij het met elkaar in contact brengen van verschillende bekende Nederlandse kunstenaars. Tijdens zijn bouwcarrière heeft Wegerif veel gepubliceerd in vaktijdschriften als 'Het Bouwbedrijf', 'Bouw en Bouwkundig' Weekblad. Hij schreef hierin vooral artikelen over bouwtechnische aspecten en vernieuwingen op dit gebied en maakte zich sterk voor de rechten van zijn eigen beroepsgroep. Ook schreef hij over de noodzaak van goede woningbouw voor diverse bevolkingsgroepen in de maatschappij, zoals de arbeiders en de middenstanders. Dit deed hij onder meer in een begeleidende tekst bij een van de door hemzelf gebouwde arbeiderswoningen en in zijn boek 'Bouw van Middenstandswoningen', Beide uit 1919. In zijn boek 'Van Bouwen en Wonen' dat in 1924 werd uitgebracht, ging Wegerif uitvoerig in op alle mogelijke aspecten van de woningbouw en de eisen waaraan een goed huis, van binnen en van buiten, moest voldoen. Daarnaast publiceerde hij een rapport over de woonomgeving, de aanleg van wegen, bomen en planten in opdracht van de Sectie Verkeer en Exploitatie voor een Wegencongres in 1920. Na 1930 heeft Wegerif zich toegelegd op het schrijven van een serie boeken over de geschiedenis van de middeleeuwse bouwkunst, getiteld 'Bouwmeesters de Middeleeuwen en hun werken'. Dit deed hij, omdat hij een grote bewondering had voor de middeleeuwse monumenten en voor de mensen die ze tot stand hebben gebracht. Wegerifs werk werd een aantal malen gepubliceerd in tijdschriften en boeken. Over het algemeen werd er overwegend positief geschreven over de ontwerpen. Alleen Huib Hoste had negatieve kritiek op zijn bouwstijl. Tot de belangrijkste publicaties waarin foto's van negen huizen met plattegronden van Wegerif werden afgedrukt, horen de boeken van J.H.W. Leliman en K. Sluyterman: 'Het moderne landhuis en Nederland' en 'Het stadswoonhuis en Nederland'. In het tijdschrift de 'Wendingen', het verenigingsblad van Architectura et Amicitia dat in deze jaren de spreekbuis was van de architecten van de Amsterdamse School. Het betrof zijn huis 't Zwaluwnest te Apeldoorn. Wegerifs Apeldoornse arbeiderswoningen komen voor in het boek Arbeiderswoningen in Nederland van H.P. Berlage, W. Kromhout en J. Wils uit 1921. Vrijmetselarij Evenals vele andere kunstenaars en architecten van zijn generatie had Wegerif grote interesse voor een mystieke levensbeschouwing. Al op eenentwintigjarige leeftijd, in 1909, trad hij toe tot de Orde de Vrijmetselaren. Het betreft niet zozeer een religieuze groepering of levensbeschouwing, maar is meer een beweging waarvan leden samen op een ideële en praktische wijze streven naar bezinning op de levenshouding. Samen met architect Jan Wils (1891-1972) nam Wegerif in 1931 het initiatief tot de oprichting van de Vereniging Tempelbouw als onderdeel binnen de Vrijmetselarij, die het streven had 'De vrijmetselarij door de kunst te dienen en de kunst door de vrijmetselarij'. De Vereniging werd opgericht uitvrede over de vormgeving van de vrijmetselaarsloges die in de loop der tijd waren ontstaan. Leden van de Vereniging hielpen elkaar in moeilijke tijden aan het werk via de Commissie voor Arbeidersbemiddeling. De bierbrouwer H.P. Heineken en chocoladefabrikant G.J. Droste zorgden ervoor dat ook Wegerif zelf belangrijke opdrachten kreeg. Voor de Vereniging Tempelbouw schreef Wegerif een aantal studiebladen: 'Tempelbouw' (1936), 'De Tempel' (1948) en 'Troon en Troonhemel' (1949), en publiceerde hij vele malen in de tijdschriften 'De Vrijmetselaar' en 'Thoth'. Henk Wegerif stierf na een imposante en zeer productieve carrière en een druk sociaal leven op vijfenzeventigjarige leeftijd op 19 juni 1963 in Wassenaar. Hij werd op 22 juni in Velsen gecremeerd. Zijn inzet voor het geven van een nieuwe impuls aan de Haagse Kunstkring en zijn werk voor de wederopbouw van Den Haag werden door Abspoel geprezen. Hij typeerde Wegerif als een man met een onuitputtelijke energie en belangstelling voor het vak en vele andere zaken, maar vooral voor de menselijke verhoudingen; een bevlogen en volledig architect. Bronnen: Frederik Erens, 'Het Groene Westen van Apeldoorn', Zaltbommel 2002 (Europese Bibliotheek) Philippa Klein, Wilma Kliphuis, 'Van Bouwen en Wonen. Henk Wegerif, architect van de praktijk', Apeldoorn 1997 Wim H. Nijhof, 'Van 't Loe tot La Tour', Apeldoorn 2003 (De Valkenberg) Nevenactiviteiten: Architectura et Amicitia/lid/1908;Raad voor de Kunst/lid/;Federatie van de Beroepsverenigingen van Kunstenaars/penningmeester/;Ereraad voor de architectuur en toegepaste kunst/lid/;Haagsche Kunstkring/voorzitter/1938-1942;Raad van Vijf, Den Haag (BNA)/lid/

Wegerif, Ahazverus Hendrikus (Gzn.)

A.H. Wegerif (1888-1963) Ahazverus Hendrikus (Henk) Wegerif werd op 13 april 1888 in Apeldoorn geboren als zoon van Gerrit Wegerif (1864-1926) en Elsje Breman. Gerrit Wegerif was de broer van Chris Wegerif, een bekende Apeldoornse meubelmaker en aannemer. Chris en zijn vrouw Agatha Gravestein waren in en buiten Apeldoorn belangrijke kunstenaars. Chris Wegerif was medeoprichter van de kunsthandel Arts and Crafts in Den Haag in 1898, een winkel annex galerie waar moderne kunstnijverheid werd verkocht. Daarnaast was hij ook architect van een aantal villa's in Apeldoorn en Den Haag. Henks vader Gerrit werkte wel met zijn broer samen. Henk Wegerif werd in belangrijke mate geïnspireerd door zijn oom. Opleiding Henk Wegerif ging, zoals begin twintigste eeuw nog gebruikelijk was, na de lagere school direct als timmermansleerling in de praktijk van zijn vader werken. Zijn vader vond een dure opleiding in Delft niet nodig. Al in 1906 ontwierp Henk op achttienjarige leeftijd Huis de Klaproos aan de Burglaan 47 in Apeldoorn. Deze opdracht kreeg hij van zijn vriend Anne Schilstra, een uit Friesland afkomstige onderwijzer en voorman van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) in Apeldoorn. Schilstra en Wegerif deelden dezelfde socialistisch-idealistische opvatting dat de mens slechts werk en een goede woning nodig had om gelukkig te zijn. De Klaproos had eigenlijk een model arbeiderswoning moeten worden, maar viel veel duurder uit, waardoor het huis niet geschikt bleek voor het oorspronkelijke doel. Verder deed Wegerif ervaring op bij verschillende architectenbureaus in Nederland. Op twintigjarige leeftijd, in 1908, vertrok hij met een schip van de Holland-Amerika-Lijn naar de Verenigde Staten, waar hij een jaar rondreisde. Hij kwam daar terecht op het kantoor van de New Yorkse bouwmeester William Bates, waar hij tegen zijn moderne smaak in klassieke gevels moest tekenen. Zijn vrije tijd besteedde hij aan zijn werk in Nederland. Toch heeft hij deze periode in New York als zeer leerzaam ervaren, omdat hij daar uiteenlopende opdrachten kreeg, van het bouwen van landhuizen tot wolkenkrabbers. Na dit jaar ging Wegerif op verzoek van zijn vader bij diens aannemersbedrijf werken. In die periode bouwde hij in Apeldoorn een huis aan de Gardenierslaan 27 (1910). Hij hield het echter niet lang vol bij zijn vader en besloot na een conflict met een opzichter op te stappen.In 1908 werd Wegerif lid van de Architectura et Amicitia in Amsterdam. Hij vertegenwoordigde de vereniging twee jaar later, op eigen kosten, op een architectuurcongres over stedenbouw, de Townplanning Conference van het Royal Institute of British Architects in London.Wegerif werd sterk geïnspireerd door Hermann Muthesius (1861-1927) die in opdracht van de Pruisische regering zeven jaar in Engeland doorbracht en daar de Engelse architectuur en de kunstnijverheid bestudeerde. Muthesius bracht Duitsland op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van de Engelse woningbouw. Wegerif hield zich evenals Muthesius bezig met coöperatieve idealen, nieuwe stedenbouwkundige ontwikkelingen en nieuwe vormen van het burgerlijk woonhuis in Engeland, en wilde Engelse oplossingen vertalen naar de Nederlandse situaties. Wegerif noemde Muthesius' publicaties in zijn boek 'Bouw van Middenstandswoningen' en Muthesius' plattegronden inspireerden hem. Eigen bureau in Apeldoorn Al zeer jong, op eenentwintigjarige leeftijd, startte Wegerif een eigen architectenbureau, dat met zo'n twintig tekenaars in dienst vrij groot was. Uit zijn omvangrijke oeuvre blijkt dat hij altijd zeer veel opdrachten had en dat zijn werk werd gewaardeerd. Zelfs veel architecten van naam hadden niet zoveel opdrachten en werknemers. Omdat hij zijn kennis waarschijnlijk toch wat meer theoretisch wilde onderbouwen, schreef hij zich in aan de Academie voor Bouwkunst te Amsterdam. Maar van die opleiding kwam weinig terecht. Van 1912 tot 1925 woonde Henk met zijn vrouw en twee kinderen in zijn zelfontworpen huis De Pasch (1912). Tot 1925 bouwde hij voornamelijk woonhuizen in Apeldoorn. Woonhuizen, stadsvilla's, landhuizen, arbeiderswoningen (zoals modelwoning de Cocosnoot), bedrijfsgebouwen en aantal weekendcottages. Wegerif heeft met zijn gebouwen het aanzien van diverse delen van Apeldoorn bepaald. In deze periode had hij ook een aantal opdrachten buiten de stad. Zoals een landhuis in Beekbergen, Warnsveld en Hilversum. Wegerif was een van de eerste architecten in Nederland die gebruik maakte van spouwmuren in woonhuizen, iets dat het wonen in verschillende opzichten sterk verbeterde.Zijn ontwerpen voor de schouwburg in Apeldoorn en een tehuis voor Indische verlofgangers in Wassenaar zijn niet uitgevoerd. Met zijn vertrek naar Wassenaar in 1925 kwam er een eind aan zijn bouwen in Apeldoorn. De huizen die Wegerif in Apeldoorn ontwierp vertonen veel onderlinge overeenkomsten, dit in tegenstelling tot de villa's van na 1925. De Wassenaarse periode Hij verhuisde naar Wassenaar, waar hij zich vestigde in Park Rijksdorp, omdat hij meer opdrachten in het westen had. Hij bouwde een huis voor zichzelf in de duinen en noemde het eveneens De Pasch. In Park Rijksdorp ontwierp hij een aantal grote woonhuizen, veelal in de stijl van Engelse 'country houses'. In Zandvoort bouwde Wegerif voor zijn ouders aan de boulevard een groot huis, De Albatros, en een klein familiehuis daar vlakbij. Het grootste en nationaal gezien meest bekende project uit Wegerifs carrière is de Willemsparkflat, een 'woonhotel' in Den Haag, gebouwd op de hoek van de Zeestraat en de Javastraat in de periode 1928-31. In 1931 bouwde Wegerif het huis De Regenboog in Noordwijk aan Zee voor dr H.P. Heineken van het gelijknamige bierconcern. De samenwerking met de familie zou na de Tweede Wereldoorlog worden voortgezet. Voor W. H. van Leeuwen, directeur van de Gist- en Spiritusfabriek in delft, ontwierp Wegerif in 1932 huis Solheim. Ook werd in 1932 Wegerifs ontwerp voor de Delftsche Huishoud- en Industrieschool uitgevoerd op het terrein van de Gistfabriek aan het Agnetapark in Delft. Dit gebouw werd getypeerd als een uniek bouwwerk uit de periode van De Stijl. Verder ontwierp hij in die jaren een urnentuin en een rouwkapel voor de begraafplaats Nieuw Eykenduynen in Den Haag, en maakte hij straatversieringen voor het veertigjarig regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina in 1938. Tussen de beide wereldoorlogen liep Wegerifs architectenbureau met circa twintig tekenaars tot twee keer toe leeg. Rond 1933 werden er bijvoorbeeld in een week tijd vier grote werken afgezegd, waaronder een plan voor een groot gebouw op Plein 1813 in Den Haag. In dergelijke tijden van materiaalschaarste en geldgebrek werkte Wegerif aan zijn boeken. Hij slaagde er echter steeds in zijn bureau weer op te bouwen. Een van zijn laatste grote opdrachten was de bouw van een crematorium in Groningen in 1960.Een zijsprong in Wegerifs carrière was het ontwerpen van decors voor een groot aantal Nederlandse speelfilms en voor toneeluitvoeringen van de Haagsche Comedie. Hij ontwierp tussen 1934 en 1940 de decors voor bijna alle Nederlandse speelfilms. Wegerif en de architectenwereld Wegerif besteedde veel van zijn tijd aan bestuurswerk in diverse verenigingen en ook schreef hij een aantal boeken. Hij nam plaats in het bestuur van de Raad voor de Kunst en de Federatie van de Beroepsverenigingen van Kunstenaars, waarvan hij jarenlang penningmeester was. Hij nam zitting in de Ereraad voor de architectuur en toegepaste kunst, die de houding van architecten en beoefenaars van de gebonden kunsten in de oorlog moest beoordelen, maar vond dit zeer onaangenaam. Deze Ereraad bestond naast Wegerif uit Jac. Bot, J. Kalf en de toenmalige directeur van het Amsterdamse Stedelijk Museum, Willem Sandberg. Kort voor de Tweede Wereldoorlog was Wegerif een van de oprichters van de Stichting Sanering Binnenstad 's-Gravenhage. De meeste aandacht ging hierbij uit naar de sanering van de omgeving van het Spui. De Stichting werd opgeheven wegens gebrek aan aandacht vanuit de gemeente. Vervolgens ontstond de Raad van Vijf, benoemd door de BNA, waarin Wegerif samenwerkte met de architecten D. Roosenburg, J.M. Luthmann, G.A. Abspoel en R. de Vries. Het streven naar nieuwe plannen voor Den Haag liep echter ook nu weer vast. In de jaren vijftig was Wegerif verantwoordelijk voor de planning van stadsvernieuwing van de gemeente Gorinchem, waar hij in 1952 ook een kerk bouwde. Verder was hij van 1938 tot 1942 voorzitter van de Haagsche Kunstkring. Deze in 1891 opgerichte vereniging heeft een belangrijke rol gespeeld bij het met elkaar in contact brengen van verschillende bekende Nederlandse kunstenaars. Tijdens zijn bouwcarrière heeft Wegerif veel gepubliceerd in vaktijdschriften als 'Het Bouwbedrijf', 'Bouw en Bouwkundig' Weekblad. Hij schreef hierin vooral artikelen over bouwtechnische aspecten en vernieuwingen op dit gebied en maakte zich sterk voor de rechten van zijn eigen beroepsgroep. Ook schreef hij over de noodzaak van goede woningbouw voor diverse bevolkingsgroepen in de maatschappij, zoals de arbeiders en de middenstanders. Dit deed hij onder meer in een begeleidende tekst bij een van de door hemzelf gebouwde arbeiderswoningen en in zijn boek 'Bouw van Middenstandswoningen', Beide uit 1919. In zijn boek 'Van Bouwen en Wonen' dat in 1924 werd uitgebracht, ging Wegerif uitvoerig in op alle mogelijke aspecten van de woningbouw en de eisen waaraan een goed huis, van binnen en van buiten, moest voldoen. Daarnaast publiceerde hij een rapport over de woonomgeving, de aanleg van wegen, bomen en planten in opdracht van de Sectie Verkeer en Exploitatie voor een Wegencongres in 1920. Na 1930 heeft Wegerif zich toegelegd op het schrijven van een serie boeken over de geschiedenis van de middeleeuwse bouwkunst, getiteld 'Bouwmeesters de Middeleeuwen en hun werken'. Dit deed hij, omdat hij een grote bewondering had voor de middeleeuwse monumenten en voor de mensen die ze tot stand hebben gebracht. Wegerifs werk werd een aantal malen gepubliceerd in tijdschriften en boeken. Over het algemeen werd er overwegend positief geschreven over de ontwerpen. Alleen Huib Hoste had negatieve kritiek op zijn bouwstijl. Tot de belangrijkste publicaties waarin foto's van negen huizen met plattegronden van Wegerif werden afgedrukt, horen de boeken van J.H.W. Leliman en K. Sluyterman: 'Het moderne landhuis en Nederland' en 'Het stadswoonhuis en Nederland'. In het tijdschrift de 'Wendingen', het verenigingsblad van Architectura et Amicitia dat in deze jaren de spreekbuis was van de architecten van de Amsterdamse School. Het betrof zijn huis 't Zwaluwnest te Apeldoorn. Wegerifs Apeldoornse arbeiderswoningen komen voor in het boek Arbeiderswoningen in Nederland van H.P. Berlage, W. Kromhout en J. Wils uit 1921. Vrijmetselarij Evenals vele andere kunstenaars en architecten van zijn generatie had Wegerif grote interesse voor een mystieke levensbeschouwing. Al op eenentwintigjarige leeftijd, in 1909, trad hij toe tot de Orde de Vrijmetselaren. Het betreft niet zozeer een religieuze groepering of levensbeschouwing, maar is meer een beweging waarvan leden samen op een ideële en praktische wijze streven naar bezinning op de levenshouding. Samen met architect Jan Wils (1891-1972) nam Wegerif in 1931 het initiatief tot de oprichting van de Vereniging Tempelbouw als onderdeel binnen de Vrijmetselarij, die het streven had 'De vrijmetselarij door de kunst te dienen en de kunst door de vrijmetselarij'. De Vereniging werd opgericht uitvrede over de vormgeving van de vrijmetselaarsloges die in de loop der tijd waren ontstaan. Leden van de Vereniging hielpen elkaar in moeilijke tijden aan het werk via de Commissie voor Arbeidersbemiddeling. De bierbrouwer H.P. Heineken en chocoladefabrikant G.J. Droste zorgden ervoor dat ook Wegerif zelf belangrijke opdrachten kreeg. Voor de Vereniging Tempelbouw schreef Wegerif een aantal studiebladen: 'Tempelbouw' (1936), 'De Tempel' (1948) en 'Troon en Troonhemel' (1949), en publiceerde hij vele malen in de tijdschriften 'De Vrijmetselaar' en 'Thoth'. Henk Wegerif stierf na een imposante en zeer productieve carrière en een druk sociaal leven op vijfenzeventigjarige leeftijd op 19 juni 1963 in Wassenaar. Hij werd op 22 juni in Velsen gecremeerd. Zijn inzet voor het geven van een nieuwe impuls aan de Haagse Kunstkring en zijn werk voor de wederopbouw van Den Haag werden door Abspoel geprezen. Hij typeerde Wegerif als een man met een onuitputtelijke energie en belangstelling voor het vak en vele andere zaken, maar vooral voor de menselijke verhoudingen; een bevlogen en volledig architect. Bronnen: Frederik Erens, 'Het Groene Westen van Apeldoorn', Zaltbommel 2002 (Europese Bibliotheek) Philippa Klein, Wilma Kliphuis, 'Van Bouwen en Wonen. Henk Wegerif, architect van de praktijk', Apeldoorn 1997 Wim H. Nijhof, 'Van 't Loe tot La Tour', Apeldoorn 2003 (De Valkenberg) Nevenactiviteiten: Architectura et Amicitia/lid/1908;Raad voor de Kunst/lid/;Federatie van de Beroepsverenigingen van Kunstenaars/penningmeester/;Ereraad voor de architectuur en toegepaste kunst/lid/;Haagsche Kunstkring/voorzitter/1938-1942;Raad van Vijf, Den Haag (BNA)/lid/