Snellebrand, Jan Antonie

(verkorte versie Bonas Essay) A. Eibink en J.A. Snellebrand Met hun ontwerp uit 1916, net na hun afstuderen, voor een dorpskerk in Elshout, zouden de architecten Adolph Eibink (1893-1975) en Jan Antonie Snellebrand (1891-1963) internationale bekendheid verwerven. Een aantal vroege werken van deze twee architecten behoren tot de meest expressieve ontwerpen die de Amsterdamse School heeft voortgebracht. Het bijzondere van deze ontwerpen is dat de bouwwerken zowel wat betreft constructie als sculptuur tot een geheel zijn geïntegreerd. Eibink en Snellebrand bleven tot in de jaren vijftig actief als architect. Tussen de wereldoorlogen ontwierpen ze opvallende bouwwerken als de VARA-studio. Na de Tweede Wereldoorlog ging ieder van hen zelfstandig verder. Eibink wist opnieuw een eigentijdse vorm te vinden: bouwwerken met een sprekende vorm, die logisch voortkwam uit constructie en organisatie. Snellebrand wist met zijn laatste ontwerp, het Willem Dreeshuis in Amsterdam, een klein monument van internationale betekenis te realiseren. Daarnaast speelden beiden een belangrijke rol in het architectenbestel, zowel in het Genootschap Architectura et Amicitia als in de architectenopleiding;Snellebrand was docent en vervolgens directeur van de Academie van Bouwkunst te Amsterdam. Jan Antonie Snellebrand junior werd op 11 maart 1891 en Adolph Eibink werd op 28 december 1893 geboren, beide in Amsterdam. Samen met Snellebrand zou Eibink in 1938 een nieuwe gevel voor de bakkerij van Eibinks vader ontwerpen. Op de tekeningen staat vermeld dat het om een 'electrische brood bakkerij' ging. De samenwerking tussen Eibink en Snellebrand ontstond toen ze elkaar op de kunstnijverheidsschool Quellinus ontmoetten. Snellebrand had al de opleiding tot meubeltekenaar gevolgd en zette zijn studie voort met de opleiding tot bouwkundig tekenaar. Gedurende de laatste twee jaar van de opleiding zaten Eibink en Snellebrand in dezelfde klas. Met hun eerste gezamenlijke ontwerp uit 1916, het prijsvraagontwerp voor een dorpskerk in Elshout, zouden ze uiteindelijk internationale bekendheid verwerven. Hoewel het nooit werd uitgevoerd, wordt het in veel literatuur genoemd als markant voorbeeld van de architectuur van de Amsterdamse School. In de vroege ontwerpen van Eibink en Snellebrand zien we veel natuurlijke, organische vormen. De uitgevoerde ontwerpen van Eibink en Snellebrand zijn veel strakker van uiterlijk. Vanaf 1929 zien we een nieuwe richting in hun ontwerpstijl: strakke geometrische gevels en rechthoekige plattegronden op basis van een goede organisatie van het gebruik. Het ontwerp voor de uitbreiding van de VARA-studio's (1930) heeft een bijzonder karakter. Het complex bestaat uit strakke, rechthoekige bouwdelen, witgepleisterd, met vensters met dunne profielen en trappen en balkons uitgevoerd met stalen railings. Het ontwerp van de studio kwam tot stand na een uitgebreide analyse van de studio's van de BBC in Londen en die van de Rundfunk in Berlijn. Deze lijn van de strakke, geometrische gebouwen werd doorgezet in drie schoolontwerpen voor de Stichting Neutrale Volksschool in Heerlen, Geleen en Hoensbroek (1931-1932). De Tweede Wereldoorlog betekende voor Eibink en Snellebrand stopzetting van het architectenbureau. Eibink verzette zich actief tegen instelling van de Kultuurkamer. Vanaf 1942 zat hij gevangen. Snellebrand verbleef tijdens de oorlog in Amsterdam en zette zich in als lid van de luchtbeschermingsdienst. Na de Tweede Wereldoorlog werd Snellebrand docent aan de Academie van Bouwkunst te Amsterdam. Hoewel het architectenbureau na de oorlog nog enkele jaren onder de oude naam werd voortgezet, toont het laatste ontwerp op de bestektekeningen nog slechts de signatuur van Eibink. Eibink ging als zelfstandig architect verder. Zijn ontwerpen zijn soms strak en sober, zoals de woningcomplexen uit de Wederopbouw, maar kenmerken zich ook door een formele opzet en decoratieve elementen. Ook bouwde hij enkele kerken in Zeeland. Aan het einde van zijn loopbaan werkte hij samen met J. Brouwer. Toen Eibink zich in 1957 terugtrok als architect, nam Brouwer het bureau van hem over. Snellebrand werd in 1946 docent aan de Academie van Bouwkunst te Amsterdam. In 1951 werd hij directeur. Hij leverde een belangrijke bijdrage aan de vernieuwing van onderwijs. Daarnaast stimuleerde hij zijn studenten om veel te reizen, ook tijdens de studie. Snellebrand organiseerde veel studiereizen. Om dit te bekostigen richtte hij een fonds op dat studenten in staat zou stellen op reis te gaan. Deze Stichting Snellebrand Studiereisfonds bestaat nog steeds. Toen hij in 1961 stopte als directeur bleef hij nog wel verbonden aan de Academie. Tot aan zijn dood in 1963 heeft hij zich bezig gehouden met het inventariseren van het archief. Met hun eerste ontwerp van een dorpskerk te Elshout brachten Eibink en Snellebrand een belangrijke vernieuwing binnen de heersende architectuur van de Amsterdamse School. Ze benaderden hun ontwerpopgaven als sculpturen, waarbij ieder onderdeel ondergeschikt moest zijn aan de formele expressie van het totaal. Nieuw echter, zoals bij de kerk in Elshout, was dat de constructie een expliciet onderdeel van die formele expressie ging vormen. Een reactie zoals dit eerste gezamenlijke werk teweeg bracht, zouden ze nooit meer weten te bereiken. Toch verdient ook hun latere oeuvre aandacht, zoals Snellebrands reeds genoemde Willem Dreeshuis en ook de strakke, formele opzet van de hoogbouwblokken van Eibink in Overtoomseveld, eveneens in Amsterdam, die nu weer verrassend modern aandoen, duidelijk laten zien. … Eibink heeft zowel voor als na de Tweede Wereldoorlog veel betekend voor het Genootschap Architectura et Amicitia; zijn verzet tijdens de Duitse bezetting tegen de gelijkschakeling van het Nederlandse culturele leven deed hem in gevangenschap belanden. Snellebrand gaf eerst als docent aan de Academie van Bouwkunst en later als directeur het architectuuronderwijs een nieuwe richting. De artikelen die ze beiden schreven laten twee heel verschillende persoonlijkheden zien. Eibink was vooral de filosofisch ingestelde denker met een brede visie op wat architectuur zou moeten zijn. Zoals al bleek uit zijn houding tijdens de bezetting, was hij vooral uit op een klimaat waarin architectuur en cultuur in het algemeen goed konden gedijen. Als persoon was hij een bescheiden, niet op de voorgrond tredend man, maar met een zeer brede kennis, die hij in de artikelen die hij schreef zeer goed kon verwoorden. Snellebrand was meer op de praktijk ingesteld: iemand die goed om zich heen keek en direct reageerde op wat hij zag en voelde. De toon van Snellebrands artikelen is heel anders dan bij Eibink, vrijer, losser, poëtischer, vooral in de bijschriften bij de schetsen die hij publiceerde. Eibink redeneerde, Snellebrand trachtte dat wat hij zag en voelde zo direct mogelijk weer te geven. En uit zijn beschrijvingen blijkt dat hij vooral geïnteresseerd was in hoe gebouwen functioneren. Hoe hun werkverdeling precies was, is niet duidelijk. Zeker is dat Eibink goed thuis was op het gebied van de constructie. Snellebrand was vermoedelijk meer de praktische vormgever met veel aandacht voor hoe mensen omgaan met de objecten uit hun omgeving; tijdens zijn opleiding tot meubeltekenaar was hij daar al vroeg in getraind. In het ontwerp van de VARA studio is voor het eerst iets van een mix van verschillende opvattingen te zien: de hoofdopzet is modern, het programma op logische wijze verdeeld over een aantal aaneengeschakelde bouwdelen, maar in de uitwerking ziet men zowel zakelijke als formele elementen. Nadat ze na de oorlog ieder zelfstandig verder gegaan waren, tonen hun woningprojecten uit de jaren veertig en vroege jaren vijftig duidelijke verschillen; Eibink ontwierp traditionele rijtjeshuizen, terwijl Snellebrand, bijvoorbeeld in de eengezinswoningen in Slotermeer met de portieken, afgewisseld met bergingen buiten aan de voorzijde, tot aanpassing van de plattegrond wist te komen. In de grotere projecten worden de verschillen tussen beiden duidelijker; vermoedelijk hadden ze hier meer mogelijkheden te laten zien waar ze eigenlijk op uit waren. Bij Eibink zien we dat bijvoorbeeld in de kerken, in de projecten voor Verkade en in de hoogbouw in Overtoomse Veld. In al deze projecten keert een van de hoofdkenmerken van de kerk voor Elshout terug: een sprekende vorm, die zijn grondslag vindt in de constructie en de organisatie van het bouwwerk. Opleiding: Kunstnijverheidsschool Quellinus Amsterdam (afdeling meubeltekenen)/1906-1910;Kunstnijverheidsschool Quellinus Amsterdam (afdeling bouwkunst tekenen)/1911-1913 Nevenfuncties: Architectura et Amicitia/lid/1911-1942;Architectura et Amicitia/lid/1946-1962;Architectura et Amicitia/bestuurslid/1935-1938;Prijsvraag Architectura et Amicitia Ontwerpstudie 3 strandbad/jurylid/1933;Studieprijsvraag voor studerenden ter gelegenheid van 50-jarig jubileum VHBO studieoord in Gooi nabij IJsselmeer/jurylid/1958;Academie voor Bouwkunst Amsterdam/docent/1946;Academie voor Bouwkunst Amsterdam/directeur/1951.10.01-1962;Forum/redactielid/1951-1960;Architectura et Amicitia/redactielid/1921-1922; Ereblijken: zilveren medaille uitgereikt door de regering voor de uitmuntendste leerling van de afdeling meubeltekenen van het vierde jaar aan de Kunstnijverheidsschool Quellinus/1910;zilveren medaille uitgereikt door de regering voor de uitmuntendste leerling van de afdeling bouwkunst tekenen van het vierde jaar aan de Kunstnijverheidsschool Quellinus/1913;benoeming tot Afgevaardigd Lid van het Genootschap Architectura et Amicitia/1920

Snellebrand, Jan Antonie

(verkorte versie Bonas Essay) A. Eibink en J.A. Snellebrand Met hun ontwerp uit 1916, net na hun afstuderen, voor een dorpskerk in Elshout, zouden de architecten Adolph Eibink (1893-1975) en Jan Antonie Snellebrand (1891-1963) internationale bekendheid verwerven. Een aantal vroege werken van deze twee architecten behoren tot de meest expressieve ontwerpen die de Amsterdamse School heeft voortgebracht. Het bijzondere van deze ontwerpen is dat de bouwwerken zowel wat betreft constructie als sculptuur tot een geheel zijn geïntegreerd. Eibink en Snellebrand bleven tot in de jaren vijftig actief als architect. Tussen de wereldoorlogen ontwierpen ze opvallende bouwwerken als de VARA-studio. Na de Tweede Wereldoorlog ging ieder van hen zelfstandig verder. Eibink wist opnieuw een eigentijdse vorm te vinden: bouwwerken met een sprekende vorm, die logisch voortkwam uit constructie en organisatie. Snellebrand wist met zijn laatste ontwerp, het Willem Dreeshuis in Amsterdam, een klein monument van internationale betekenis te realiseren. Daarnaast speelden beiden een belangrijke rol in het architectenbestel, zowel in het Genootschap Architectura et Amicitia als in de architectenopleiding;Snellebrand was docent en vervolgens directeur van de Academie van Bouwkunst te Amsterdam. Jan Antonie Snellebrand junior werd op 11 maart 1891 en Adolph Eibink werd op 28 december 1893 geboren, beide in Amsterdam. Samen met Snellebrand zou Eibink in 1938 een nieuwe gevel voor de bakkerij van Eibinks vader ontwerpen. Op de tekeningen staat vermeld dat het om een 'electrische brood bakkerij' ging. De samenwerking tussen Eibink en Snellebrand ontstond toen ze elkaar op de kunstnijverheidsschool Quellinus ontmoetten. Snellebrand had al de opleiding tot meubeltekenaar gevolgd en zette zijn studie voort met de opleiding tot bouwkundig tekenaar. Gedurende de laatste twee jaar van de opleiding zaten Eibink en Snellebrand in dezelfde klas. Met hun eerste gezamenlijke ontwerp uit 1916, het prijsvraagontwerp voor een dorpskerk in Elshout, zouden ze uiteindelijk internationale bekendheid verwerven. Hoewel het nooit werd uitgevoerd, wordt het in veel literatuur genoemd als markant voorbeeld van de architectuur van de Amsterdamse School. In de vroege ontwerpen van Eibink en Snellebrand zien we veel natuurlijke, organische vormen. De uitgevoerde ontwerpen van Eibink en Snellebrand zijn veel strakker van uiterlijk. Vanaf 1929 zien we een nieuwe richting in hun ontwerpstijl: strakke geometrische gevels en rechthoekige plattegronden op basis van een goede organisatie van het gebruik. Het ontwerp voor de uitbreiding van de VARA-studio's (1930) heeft een bijzonder karakter. Het complex bestaat uit strakke, rechthoekige bouwdelen, witgepleisterd, met vensters met dunne profielen en trappen en balkons uitgevoerd met stalen railings. Het ontwerp van de studio kwam tot stand na een uitgebreide analyse van de studio's van de BBC in Londen en die van de Rundfunk in Berlijn. Deze lijn van de strakke, geometrische gebouwen werd doorgezet in drie schoolontwerpen voor de Stichting Neutrale Volksschool in Heerlen, Geleen en Hoensbroek (1931-1932). De Tweede Wereldoorlog betekende voor Eibink en Snellebrand stopzetting van het architectenbureau. Eibink verzette zich actief tegen instelling van de Kultuurkamer. Vanaf 1942 zat hij gevangen. Snellebrand verbleef tijdens de oorlog in Amsterdam en zette zich in als lid van de luchtbeschermingsdienst. Na de Tweede Wereldoorlog werd Snellebrand docent aan de Academie van Bouwkunst te Amsterdam. Hoewel het architectenbureau na de oorlog nog enkele jaren onder de oude naam werd voortgezet, toont het laatste ontwerp op de bestektekeningen nog slechts de signatuur van Eibink. Eibink ging als zelfstandig architect verder. Zijn ontwerpen zijn soms strak en sober, zoals de woningcomplexen uit de Wederopbouw, maar kenmerken zich ook door een formele opzet en decoratieve elementen. Ook bouwde hij enkele kerken in Zeeland. Aan het einde van zijn loopbaan werkte hij samen met J. Brouwer. Toen Eibink zich in 1957 terugtrok als architect, nam Brouwer het bureau van hem over. Snellebrand werd in 1946 docent aan de Academie van Bouwkunst te Amsterdam. In 1951 werd hij directeur. Hij leverde een belangrijke bijdrage aan de vernieuwing van onderwijs. Daarnaast stimuleerde hij zijn studenten om veel te reizen, ook tijdens de studie. Snellebrand organiseerde veel studiereizen. Om dit te bekostigen richtte hij een fonds op dat studenten in staat zou stellen op reis te gaan. Deze Stichting Snellebrand Studiereisfonds bestaat nog steeds. Toen hij in 1961 stopte als directeur bleef hij nog wel verbonden aan de Academie. Tot aan zijn dood in 1963 heeft hij zich bezig gehouden met het inventariseren van het archief. Met hun eerste ontwerp van een dorpskerk te Elshout brachten Eibink en Snellebrand een belangrijke vernieuwing binnen de heersende architectuur van de Amsterdamse School. Ze benaderden hun ontwerpopgaven als sculpturen, waarbij ieder onderdeel ondergeschikt moest zijn aan de formele expressie van het totaal. Nieuw echter, zoals bij de kerk in Elshout, was dat de constructie een expliciet onderdeel van die formele expressie ging vormen. Een reactie zoals dit eerste gezamenlijke werk teweeg bracht, zouden ze nooit meer weten te bereiken. Toch verdient ook hun latere oeuvre aandacht, zoals Snellebrands reeds genoemde Willem Dreeshuis en ook de strakke, formele opzet van de hoogbouwblokken van Eibink in Overtoomseveld, eveneens in Amsterdam, die nu weer verrassend modern aandoen, duidelijk laten zien. … Eibink heeft zowel voor als na de Tweede Wereldoorlog veel betekend voor het Genootschap Architectura et Amicitia; zijn verzet tijdens de Duitse bezetting tegen de gelijkschakeling van het Nederlandse culturele leven deed hem in gevangenschap belanden. Snellebrand gaf eerst als docent aan de Academie van Bouwkunst en later als directeur het architectuuronderwijs een nieuwe richting. De artikelen die ze beiden schreven laten twee heel verschillende persoonlijkheden zien. Eibink was vooral de filosofisch ingestelde denker met een brede visie op wat architectuur zou moeten zijn. Zoals al bleek uit zijn houding tijdens de bezetting, was hij vooral uit op een klimaat waarin architectuur en cultuur in het algemeen goed konden gedijen. Als persoon was hij een bescheiden, niet op de voorgrond tredend man, maar met een zeer brede kennis, die hij in de artikelen die hij schreef zeer goed kon verwoorden. Snellebrand was meer op de praktijk ingesteld: iemand die goed om zich heen keek en direct reageerde op wat hij zag en voelde. De toon van Snellebrands artikelen is heel anders dan bij Eibink, vrijer, losser, poëtischer, vooral in de bijschriften bij de schetsen die hij publiceerde. Eibink redeneerde, Snellebrand trachtte dat wat hij zag en voelde zo direct mogelijk weer te geven. En uit zijn beschrijvingen blijkt dat hij vooral geïnteresseerd was in hoe gebouwen functioneren. Hoe hun werkverdeling precies was, is niet duidelijk. Zeker is dat Eibink goed thuis was op het gebied van de constructie. Snellebrand was vermoedelijk meer de praktische vormgever met veel aandacht voor hoe mensen omgaan met de objecten uit hun omgeving; tijdens zijn opleiding tot meubeltekenaar was hij daar al vroeg in getraind. In het ontwerp van de VARA studio is voor het eerst iets van een mix van verschillende opvattingen te zien: de hoofdopzet is modern, het programma op logische wijze verdeeld over een aantal aaneengeschakelde bouwdelen, maar in de uitwerking ziet men zowel zakelijke als formele elementen. Nadat ze na de oorlog ieder zelfstandig verder gegaan waren, tonen hun woningprojecten uit de jaren veertig en vroege jaren vijftig duidelijke verschillen; Eibink ontwierp traditionele rijtjeshuizen, terwijl Snellebrand, bijvoorbeeld in de eengezinswoningen in Slotermeer met de portieken, afgewisseld met bergingen buiten aan de voorzijde, tot aanpassing van de plattegrond wist te komen. In de grotere projecten worden de verschillen tussen beiden duidelijker; vermoedelijk hadden ze hier meer mogelijkheden te laten zien waar ze eigenlijk op uit waren. Bij Eibink zien we dat bijvoorbeeld in de kerken, in de projecten voor Verkade en in de hoogbouw in Overtoomse Veld. In al deze projecten keert een van de hoofdkenmerken van de kerk voor Elshout terug: een sprekende vorm, die zijn grondslag vindt in de constructie en de organisatie van het bouwwerk. Opleiding: Kunstnijverheidsschool Quellinus Amsterdam (afdeling meubeltekenen)/1906-1910;Kunstnijverheidsschool Quellinus Amsterdam (afdeling bouwkunst tekenen)/1911-1913 Nevenfuncties: Architectura et Amicitia/lid/1911-1942;Architectura et Amicitia/lid/1946-1962;Architectura et Amicitia/bestuurslid/1935-1938;Prijsvraag Architectura et Amicitia Ontwerpstudie 3 strandbad/jurylid/1933;Studieprijsvraag voor studerenden ter gelegenheid van 50-jarig jubileum VHBO studieoord in Gooi nabij IJsselmeer/jurylid/1958;Academie voor Bouwkunst Amsterdam/docent/1946;Academie voor Bouwkunst Amsterdam/directeur/1951.10.01-1962;Forum/redactielid/1951-1960;Architectura et Amicitia/redactielid/1921-1922; Ereblijken: zilveren medaille uitgereikt door de regering voor de uitmuntendste leerling van de afdeling meubeltekenen van het vierde jaar aan de Kunstnijverheidsschool Quellinus/1910;zilveren medaille uitgereikt door de regering voor de uitmuntendste leerling van de afdeling bouwkunst tekenen van het vierde jaar aan de Kunstnijverheidsschool Quellinus/1913;benoeming tot Afgevaardigd Lid van het Genootschap Architectura et Amicitia/1920