Thunnissen, Andreas Wilhelmus Petrus

Hendricus Johannes Wilhelmus Thunnissen (sr.) (1890-1978) en Andreas (André) Wilhelmus Petrus Thunnissen (1921-2014) Henri J.W. Thunnissen werd op 19 juni 1890 te Nijmegen geboren, volgde de H.B.S. en studeerde in 1914 af als bouwkundig ingenieur aan de Technische Hogeschool te Delft. Thunnissen begon zijn architectenbureau in Den Haag rond 1916, in een door hem ontworpen en inmiddels verdwenen woonhuis aan de Carel van Bylandtlaan 6. In de jaren 1920 was Thunnissen vooral in Den Haag actief en werkte hij samen met J.H. Hendricks, die in de meeste gevallen als tekenaar en interieurontwerper optrad. Zijn meest sprekende gebouw uit deze tijd is het monumentale kledingmagazijn voor Peek & Cloppenburg aan de Grote Marktstraat uit 1929, dat in samenwerking met tal van kunstenaars tot stand kwam. De strenge gevelopzet wordt gekarakteriseerd door een spel van horizontalen en verticalen en een hoeklantaarn, een trant die verwantschap vertoont met de architectuur van de Nieuwe Haagse School. Een meer traditionalistische, of 'katholieke' trant hanteerde Van Thunnissen bij zijn schoolgebouwen aan het Louis Couperplein te Den Haag (1930) en de Mariënpoelstraat te Leiden (1939). Hier maakte hij gebruik van horizontale vensterpartijen, schoon metselwerk, topgevels en zadeldaken. Uit deze vroege tijd stammen ook tal van landhuizen in binnen- en buitenland. Het indrukwekkende landhuis 'Steinbergen' in Ueden (Duitsland) uit 1918 is opgetrokken in een zakelijke landhuisstijl, met erkers, omlopende banden van metselwerk en een samengestelde rieten kap. Uit de jaren voor de Tweede Wereldoorlog dateert het indrukwekkende Psychiatrisch Centrum Willibrord te Heiloo, dat vanaf 1938 gefaseerd tot stand kwam. Centraal in het complex ligt de kapel met kegelkoepel; hieromheen zijn symmetrisch de paviljoens en dienstgebouwen gesitueerd. Reeds in 1926 maakte Van Thunnissen zijn eerste kerkontwerp: de Onze Lieve Vrouwe van Lourdeskerk te Nijmegen, een typische exponent van de katholieke interbellumkerkbouw, voorzien van een breed schip met gemetseld gewelf en korte koorpartij. In Delft ontwierp Thunnissen enkele jaren later een kerk met een ijzeren-kapconstructie voor de overspanning van het zeer brede en lage kerkschip. In de detaillering valt overduidelijk de invloed van A.J. Kropholler te bespeuren. Na de Tweede Wereldoorlog associeerde H.W.J. Thunnissen zich met zijn schoonzoon en architect Anton van Kranendonk (1917-1921). Zijn ontwerpende hand in het bureau nam evenwel geleidelijk af en in 1963 trad hij voorgoed uit het bureau. Wel schreef hij in 1950 nog een handboek over gewelf- en koepelbouw en publiceerde hij regelmatig in het Katholiek Bouwblad en Bouwkundig Weekblad. Daarnaast was hij onder meer lid van de Internationale Commissie Heilige Grafkerk Jeruzalem, die zich bezighield met het onderhoud en de restauratie van het gebouw, en voorzitter van de B.N.A. Zoon Andre W.P. Thunnissen (1921-) studeerde eind jaren 1940 eveneens aan de Technische Hogeschool te Delft en voegde zich in 1951 bij zijn vader en Van Kranendonk om bureau Thunnissen-Van Kranendonk-Thunnissen in Den Haag te vormen. Bij veel opdrachten werkte Thunnissen junior nauw samen met Van Kranendonk. Zo ontwierp Van Kranendonk het schip van de Jozef Sterre der Zee-kerk in Luttelgeest (omstreeks 1956) en tekende Thunnissen voor de beeldbepalende ronde toren. Zijn indrukwekkende kerk Maria Sterre der Zee in Middenmeer (omstreeks 1955), voorzien van negen koepels van zeven meter doorsnede onder een groot tentdak, is nog opgetrokken in een traditionalistische trant. Vanaf 1960 begon het bureau echter meer moderne invloeden toe te laten, mede onder invloed van M.J. Becka, een gevluchte Hongaarse architect die het bureau in 1963 kwam versterken. De opdrachten van het bureau strekten zich uit over heel Nederland en omvatten een breed scale aan typen gebouwen met een zeker accent op school- en kantoorbouw. Naast zijn ontwerpersloopbaan publiceerde Thunnissen junior, net als zijn vader, met regelmaat in het Katholiek Bouwblad en het Tijdschrift voor Architectuur en Beeldende Kunsten. In 1986 trad Thunnissen junior uit het bureau. De inventarisatie van het werk van H.W.J. Thunnissen en A.W.P. Thunnissen is gebaseerd op literatuur- en verkennend archiefonderzoek, en een interview met A.W.P. Thunnissen in mei 2005. Op het Nederlands Archiefinstituut bevindt zich verder geen archiefmateriaal; het bureauarchief is evenmin overgeleverd.

Thunnissen, Andreas Wilhelmus Petrus

Hendricus Johannes Wilhelmus Thunnissen (sr.) (1890-1978) en Andreas (André) Wilhelmus Petrus Thunnissen (1921-2014) Henri J.W. Thunnissen werd op 19 juni 1890 te Nijmegen geboren, volgde de H.B.S. en studeerde in 1914 af als bouwkundig ingenieur aan de Technische Hogeschool te Delft. Thunnissen begon zijn architectenbureau in Den Haag rond 1916, in een door hem ontworpen en inmiddels verdwenen woonhuis aan de Carel van Bylandtlaan 6. In de jaren 1920 was Thunnissen vooral in Den Haag actief en werkte hij samen met J.H. Hendricks, die in de meeste gevallen als tekenaar en interieurontwerper optrad. Zijn meest sprekende gebouw uit deze tijd is het monumentale kledingmagazijn voor Peek & Cloppenburg aan de Grote Marktstraat uit 1929, dat in samenwerking met tal van kunstenaars tot stand kwam. De strenge gevelopzet wordt gekarakteriseerd door een spel van horizontalen en verticalen en een hoeklantaarn, een trant die verwantschap vertoont met de architectuur van de Nieuwe Haagse School. Een meer traditionalistische, of 'katholieke' trant hanteerde Van Thunnissen bij zijn schoolgebouwen aan het Louis Couperplein te Den Haag (1930) en de Mariënpoelstraat te Leiden (1939). Hier maakte hij gebruik van horizontale vensterpartijen, schoon metselwerk, topgevels en zadeldaken. Uit deze vroege tijd stammen ook tal van landhuizen in binnen- en buitenland. Het indrukwekkende landhuis 'Steinbergen' in Ueden (Duitsland) uit 1918 is opgetrokken in een zakelijke landhuisstijl, met erkers, omlopende banden van metselwerk en een samengestelde rieten kap. Uit de jaren voor de Tweede Wereldoorlog dateert het indrukwekkende Psychiatrisch Centrum Willibrord te Heiloo, dat vanaf 1938 gefaseerd tot stand kwam. Centraal in het complex ligt de kapel met kegelkoepel; hieromheen zijn symmetrisch de paviljoens en dienstgebouwen gesitueerd. Reeds in 1926 maakte Van Thunnissen zijn eerste kerkontwerp: de Onze Lieve Vrouwe van Lourdeskerk te Nijmegen, een typische exponent van de katholieke interbellumkerkbouw, voorzien van een breed schip met gemetseld gewelf en korte koorpartij. In Delft ontwierp Thunnissen enkele jaren later een kerk met een ijzeren-kapconstructie voor de overspanning van het zeer brede en lage kerkschip. In de detaillering valt overduidelijk de invloed van A.J. Kropholler te bespeuren. Na de Tweede Wereldoorlog associeerde H.W.J. Thunnissen zich met zijn schoonzoon en architect Anton van Kranendonk (1917-1921). Zijn ontwerpende hand in het bureau nam evenwel geleidelijk af en in 1963 trad hij voorgoed uit het bureau. Wel schreef hij in 1950 nog een handboek over gewelf- en koepelbouw en publiceerde hij regelmatig in het Katholiek Bouwblad en Bouwkundig Weekblad. Daarnaast was hij onder meer lid van de Internationale Commissie Heilige Grafkerk Jeruzalem, die zich bezighield met het onderhoud en de restauratie van het gebouw, en voorzitter van de B.N.A. Zoon Andre W.P. Thunnissen (1921-) studeerde eind jaren 1940 eveneens aan de Technische Hogeschool te Delft en voegde zich in 1951 bij zijn vader en Van Kranendonk om bureau Thunnissen-Van Kranendonk-Thunnissen in Den Haag te vormen. Bij veel opdrachten werkte Thunnissen junior nauw samen met Van Kranendonk. Zo ontwierp Van Kranendonk het schip van de Jozef Sterre der Zee-kerk in Luttelgeest (omstreeks 1956) en tekende Thunnissen voor de beeldbepalende ronde toren. Zijn indrukwekkende kerk Maria Sterre der Zee in Middenmeer (omstreeks 1955), voorzien van negen koepels van zeven meter doorsnede onder een groot tentdak, is nog opgetrokken in een traditionalistische trant. Vanaf 1960 begon het bureau echter meer moderne invloeden toe te laten, mede onder invloed van M.J. Becka, een gevluchte Hongaarse architect die het bureau in 1963 kwam versterken. De opdrachten van het bureau strekten zich uit over heel Nederland en omvatten een breed scale aan typen gebouwen met een zeker accent op school- en kantoorbouw. Naast zijn ontwerpersloopbaan publiceerde Thunnissen junior, net als zijn vader, met regelmaat in het Katholiek Bouwblad en het Tijdschrift voor Architectuur en Beeldende Kunsten. In 1986 trad Thunnissen junior uit het bureau. De inventarisatie van het werk van H.W.J. Thunnissen en A.W.P. Thunnissen is gebaseerd op literatuur- en verkennend archiefonderzoek, en een interview met A.W.P. Thunnissen in mei 2005. Op het Nederlands Archiefinstituut bevindt zich verder geen archiefmateriaal; het bureauarchief is evenmin overgeleverd.