Rotshuizen, Evert Jan

E.J. Rotshuizen (1888-1979) Evert Jan Rothuizen, later Rotshuizen, werd op 12 juni 1888 in Heelsum geboren als zoon van Jan Rotshuizen en Janna Renes. Uit het huwelijk werden elf kinderen geboren, zes jongens en vijf meisjes. Vader Jan Rothuizen had aannemersbedrijf, dat hij in 1916 overdroeg aan twee van zijn zonen. Opleiding Evert Jan, het zesde kind in de familie, kreeg evenals zijn broers een bouwkundige opleiding. Hij bezocht de ambachtsschool en volgde daarna opleidingen tot bouwkundig tekenaar en bouwkundig opzichter. Rotshuizen volgde onder andere cursussen van het instituut 'Jacob van Campen' in Amsterdam, dat onder leiding stond van de architecten F. Wind en L. Zwiers. Beide architecten waren tevens vaste medewerkers van het 'Centraalblad der Bouwbedrijven voor Nederland en Koloniën'. Intussen vond Rotshuizen werk als ambtenaar van Rijkswaterstaat. Hij sloot zijn opleiding af met een staatsexamen voor de akte M.O. bouwkunde. In 1910 werd hij zelf docent bij het instituut 'Jacob van Campen'. PBNA en BUVANI Twee jaar later, in 1912, verscheen in het'Centraalblad der Bouwbedrijven voor Nederland en Koloniën' een advertentie van het Bouwkundig Instituut 'Nederland' te Arnhem, dat bouwkundige en waterbouwkundige cursussen aanbood. Als directeur werd E.J. Rothuizen vermeld. In 1912 verscheen ook Rotshuizens eerste technische boek, over dakbedekkingen. In 1913 werd Bouwkundig Instituut 'Nederland' versterkt met een tweede directeur, de eerder genoemde F. Wind. In hetzelfde jaar werd het cususaanbod uitgebreid met werktuigbouwkunde en elektrotechniek. De naam werd daarom gewijzigd in 'Polytechnisch Bureau "Nederland" Arnhem', afgekort tot PBNA. Het instituut was zeer succesvol en in 1918 behaalden er evenveel leerlingen een diploma 'bouwkundig opzichter' als bij alle andere opleidingen tezamen. In dat jaar werden Rotshuizen en Wind de hoofdredacteuren van het Centraalblad der Bouwbedrijven voor Nederland en Koloniën.(1) Met Folkert Wind werkte Rotshuizen in Arnhem ook samen in hun architectenbureau BUVANI. De hoofdwerkzaamheid van Wind was echter de PBNA. BUVANI werd in 1933 een naamloze vennootschap. Tot halverwege de jaren dertig was verder Alphons Dirkse aan dit bureau verbonden. Er waren in de jaren dertig verschillende medewerkers, onder wie H. Geels, die zich later als zelfstandig architect vestigde. Op 26 augustus 1913 trouwde E.J. Rotshuizen met Dirkje Salomons. Haar vader, Wouter Salomons, was aannemer in Amersfoort. Het echtpaar vestigde zich aan de Paul Krugerstraat 14 in Arnhem. Het Polytechnisch Bureau, dat aan de St. Peterlaan 43 was gevestigd, verhuisde ook naar dit nieuwe adres. Al in 1914 moesten het gezin en het bureau weer verhuizen wegens ruimtegebrek. Het nieuwe adres was Rijnkade 106. Ook daar was binnen enkele jaren te weinig ruimte voor de PBNA. Het instituut verhuisde naar de Janbuitensingel 6. Later werden de nummers 5, 7 en 8 erbij gekocht. Voor zijn eigen gezin ontwierp Rotshuizen in 1919 een huis aan de Schröderlaan, tegenwoordig Tromplaan 21, in Velp. Het is een fors bakstenenhuis met een mansardedak en aan de straatzijde een dwarskap met hoge topgevel. Het huis kreeg de naam 'Zonnegaarde'. In 1934 verhuisde de familie naar een eveneens door Rotshuizen ontworpen huis aan de Bakenbergseweg 85. Op 7 september 1939 vond de naamswijziging van Rothuizen naar Rotshuizen plaats. E.J. Rotshuizen probeerde ook de familie elders in het land, onder wie verschillende architecten, tot deze verandering over te halen, maar dat lukte hem niet.(2) Na de Tweede Wereldoorlog ging BUVANI een samenwerking aan met architect C. Dekker. Het bureau kreeg toen de naam 'Rotshuizen en Dekker'. Rotshuizen beëindigde zijn architectonische werkzaamheden in 1951. Een jaar later, in 1952, kreeg het PBNA het predikaat 'koninklijk'. Directeur Folkert Wind overleed in 1956. Rotshuizen legde zijn directeursfunctie in 1960 neer. In 1971 fuseerde het PBNA met het Nederlands Schriftelijk Studiecentrum Culemborg (NSSC), dat gespecialiseerde was in alfa-vakken. Rotshuizen was nog tot commissaris tot 1979, toen het bedrijf werd overgenomen door Uitgeverij Elsevier. E.J. Rotshuizen Architect Rotshuizen was gereformeerd en kreeg verschillende opdrachten voor geformeerde kerken, christelijke scholen en zorginstellingen. Volgens zijn zoon Folkert, die een monografie schreef, speelde het geloof een rol in Rotshuizens leven, maar was hij verlichter dan veel 'kerkbroeders'. In hetzelfde boek citeert Folkert Rotshuizen een vriend die zijn vader goed heeft gekend. Deze typeert Rotshuizen als volgt: 'een enigszins rusteloze forse man, stevige familievader, zeer gastvrij, zat graag aan tafel met gezin en gasten waarbij zo mogelijk een glas mooie wijn werd geschonken. Opmerkingen die hem niet bevielen veegde hij met een bruusk gebaar weg. Zijn ijdelheden, als hij die zichzelf toestond, waren beperkt. Hij had ze wel, bijvoorbeeld een aparte auto met futuristische techniek. Meer om zelf van te genieten dan om te overbluffen. Hoe dan ook, een bijzondere man.'(3) Architectuur Rotshuizen volgde de verschillende architectuurstromingen van zijn tijd met belangstelling, zonder zelf een uitgesproken keuze te maken. In de jaren twintig ontwierp hij vooral kerken, scholen, villa's en landhuizen in de trant van de Amsterdamse en de Haagse School. Later werd hij beïnvloed door de Delftse School, maar ook door de Nieuwe Zakelijkheid. Bij veel van zijn ontwerpen werkte hij samen met de Arnhemse glazenier J.H.E. Schilling. Het thema van de glas-in-loodramen moest altijd passen bij de opdrachtgever of de aard van de opdracht. In 1924 schreef hij met H.J. Kockx en K. Brandts het boek 'Scholenbouw'. Dit naslagwerk biedt veel technisch-organisatorische informatie en een reeks foto's met voorbeelden van verschillende typen gebouwen en stijlen. Hij toonde verschillende oplossingen voor praktische problemen. Het boek had een grote verspreiding en er volgde enkele jaren later een herziene en uitgebreide druk. Rotshuizen schreef 'Scholenbouw' nadat hij ervaring had opgedaan met de bouw van een aantal christelijke scholen in Ede. Behalve scholen ontwierp hij kerkgebouwen voor verschillende gereformeerde gemeenten. Verder bestaat zijn oeuvre voor een groot deel uit woonhuizen, woningbouwcomplexen en landhuizen. Hij werkte zowel voor opdrachtgevers die voorzichzelf een huis lieten bouwen als voor 'projectontwikkelaars' zoals de Arnhemmer M. Fokkens, die grote aantallen woningen in Arnhem-Noord liet bouwen. In de jaren dertig maakte Rothuizen verschillende reizen om ontwikkelingen in de architectuur in het buitenland te bestuderen, onder andere in Italië. De invloed van deze reizen is onder andere te herkennen in de 'Italiaanse' architectuur Gereformeerde Kerk in Ede, die hij in 1939 ontwierp. Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde Rotshuizens stijl zich verder in de richting van de Delftse School. In de jaren veertig was hij nog betrokken bij de woningbouw in de Arnhemse uitbeidingswijk Malburgen. Zijn laatste werk was de drukkerij van het PBNA aan de Rietgrachtstraat in Arnhem, die hij samen met Dekker ontwierp.(4) Noten 1. F. Rotshuizen, 'De drie levens van E.J. Rothuizen - E.J. Rotshuizen', Arnhem 2005, p. 9. 2. F. Rotshuizen, 'De drie levens van E.J. Rothuizen - E.J. Rotshuizen', Arnhem 2005, p. 49. 3. F. Rotshuizen, 'De drie levens van E.J. Rothuizen - E.J. Rotshuizen', Arnhem 2005, p. 2. 4. F. Rotshuizen, 'De drie levens van E.J. Rothuizen - E.J. Rotshuizen', Arnhem 2005, p. 55-62. Nevenactiviteiten: Bouwkundig Instituut 'Nederland', Polytechnisch Bureau 'Nederland' Arnhem PBNA/directeur/vanaf 1912;Centraalblad der Bouwbedrijven voor Nederland en Koloniën/hoofdredacteur/1913 (vanaf) Ereblijken: Koninklijke onderscheiding/1951

Rotshuizen, Evert Jan

E.J. Rotshuizen (1888-1979) Evert Jan Rothuizen, later Rotshuizen, werd op 12 juni 1888 in Heelsum geboren als zoon van Jan Rotshuizen en Janna Renes. Uit het huwelijk werden elf kinderen geboren, zes jongens en vijf meisjes. Vader Jan Rothuizen had aannemersbedrijf, dat hij in 1916 overdroeg aan twee van zijn zonen. Opleiding Evert Jan, het zesde kind in de familie, kreeg evenals zijn broers een bouwkundige opleiding. Hij bezocht de ambachtsschool en volgde daarna opleidingen tot bouwkundig tekenaar en bouwkundig opzichter. Rotshuizen volgde onder andere cursussen van het instituut 'Jacob van Campen' in Amsterdam, dat onder leiding stond van de architecten F. Wind en L. Zwiers. Beide architecten waren tevens vaste medewerkers van het 'Centraalblad der Bouwbedrijven voor Nederland en Koloniën'. Intussen vond Rotshuizen werk als ambtenaar van Rijkswaterstaat. Hij sloot zijn opleiding af met een staatsexamen voor de akte M.O. bouwkunde. In 1910 werd hij zelf docent bij het instituut 'Jacob van Campen'. PBNA en BUVANI Twee jaar later, in 1912, verscheen in het'Centraalblad der Bouwbedrijven voor Nederland en Koloniën' een advertentie van het Bouwkundig Instituut 'Nederland' te Arnhem, dat bouwkundige en waterbouwkundige cursussen aanbood. Als directeur werd E.J. Rothuizen vermeld. In 1912 verscheen ook Rotshuizens eerste technische boek, over dakbedekkingen. In 1913 werd Bouwkundig Instituut 'Nederland' versterkt met een tweede directeur, de eerder genoemde F. Wind. In hetzelfde jaar werd het cususaanbod uitgebreid met werktuigbouwkunde en elektrotechniek. De naam werd daarom gewijzigd in 'Polytechnisch Bureau "Nederland" Arnhem', afgekort tot PBNA. Het instituut was zeer succesvol en in 1918 behaalden er evenveel leerlingen een diploma 'bouwkundig opzichter' als bij alle andere opleidingen tezamen. In dat jaar werden Rotshuizen en Wind de hoofdredacteuren van het Centraalblad der Bouwbedrijven voor Nederland en Koloniën.(1) Met Folkert Wind werkte Rotshuizen in Arnhem ook samen in hun architectenbureau BUVANI. De hoofdwerkzaamheid van Wind was echter de PBNA. BUVANI werd in 1933 een naamloze vennootschap. Tot halverwege de jaren dertig was verder Alphons Dirkse aan dit bureau verbonden. Er waren in de jaren dertig verschillende medewerkers, onder wie H. Geels, die zich later als zelfstandig architect vestigde. Op 26 augustus 1913 trouwde E.J. Rotshuizen met Dirkje Salomons. Haar vader, Wouter Salomons, was aannemer in Amersfoort. Het echtpaar vestigde zich aan de Paul Krugerstraat 14 in Arnhem. Het Polytechnisch Bureau, dat aan de St. Peterlaan 43 was gevestigd, verhuisde ook naar dit nieuwe adres. Al in 1914 moesten het gezin en het bureau weer verhuizen wegens ruimtegebrek. Het nieuwe adres was Rijnkade 106. Ook daar was binnen enkele jaren te weinig ruimte voor de PBNA. Het instituut verhuisde naar de Janbuitensingel 6. Later werden de nummers 5, 7 en 8 erbij gekocht. Voor zijn eigen gezin ontwierp Rotshuizen in 1919 een huis aan de Schröderlaan, tegenwoordig Tromplaan 21, in Velp. Het is een fors bakstenenhuis met een mansardedak en aan de straatzijde een dwarskap met hoge topgevel. Het huis kreeg de naam 'Zonnegaarde'. In 1934 verhuisde de familie naar een eveneens door Rotshuizen ontworpen huis aan de Bakenbergseweg 85. Op 7 september 1939 vond de naamswijziging van Rothuizen naar Rotshuizen plaats. E.J. Rotshuizen probeerde ook de familie elders in het land, onder wie verschillende architecten, tot deze verandering over te halen, maar dat lukte hem niet.(2) Na de Tweede Wereldoorlog ging BUVANI een samenwerking aan met architect C. Dekker. Het bureau kreeg toen de naam 'Rotshuizen en Dekker'. Rotshuizen beëindigde zijn architectonische werkzaamheden in 1951. Een jaar later, in 1952, kreeg het PBNA het predikaat 'koninklijk'. Directeur Folkert Wind overleed in 1956. Rotshuizen legde zijn directeursfunctie in 1960 neer. In 1971 fuseerde het PBNA met het Nederlands Schriftelijk Studiecentrum Culemborg (NSSC), dat gespecialiseerde was in alfa-vakken. Rotshuizen was nog tot commissaris tot 1979, toen het bedrijf werd overgenomen door Uitgeverij Elsevier. E.J. Rotshuizen Architect Rotshuizen was gereformeerd en kreeg verschillende opdrachten voor geformeerde kerken, christelijke scholen en zorginstellingen. Volgens zijn zoon Folkert, die een monografie schreef, speelde het geloof een rol in Rotshuizens leven, maar was hij verlichter dan veel 'kerkbroeders'. In hetzelfde boek citeert Folkert Rotshuizen een vriend die zijn vader goed heeft gekend. Deze typeert Rotshuizen als volgt: 'een enigszins rusteloze forse man, stevige familievader, zeer gastvrij, zat graag aan tafel met gezin en gasten waarbij zo mogelijk een glas mooie wijn werd geschonken. Opmerkingen die hem niet bevielen veegde hij met een bruusk gebaar weg. Zijn ijdelheden, als hij die zichzelf toestond, waren beperkt. Hij had ze wel, bijvoorbeeld een aparte auto met futuristische techniek. Meer om zelf van te genieten dan om te overbluffen. Hoe dan ook, een bijzondere man.'(3) Architectuur Rotshuizen volgde de verschillende architectuurstromingen van zijn tijd met belangstelling, zonder zelf een uitgesproken keuze te maken. In de jaren twintig ontwierp hij vooral kerken, scholen, villa's en landhuizen in de trant van de Amsterdamse en de Haagse School. Later werd hij beïnvloed door de Delftse School, maar ook door de Nieuwe Zakelijkheid. Bij veel van zijn ontwerpen werkte hij samen met de Arnhemse glazenier J.H.E. Schilling. Het thema van de glas-in-loodramen moest altijd passen bij de opdrachtgever of de aard van de opdracht. In 1924 schreef hij met H.J. Kockx en K. Brandts het boek 'Scholenbouw'. Dit naslagwerk biedt veel technisch-organisatorische informatie en een reeks foto's met voorbeelden van verschillende typen gebouwen en stijlen. Hij toonde verschillende oplossingen voor praktische problemen. Het boek had een grote verspreiding en er volgde enkele jaren later een herziene en uitgebreide druk. Rotshuizen schreef 'Scholenbouw' nadat hij ervaring had opgedaan met de bouw van een aantal christelijke scholen in Ede. Behalve scholen ontwierp hij kerkgebouwen voor verschillende gereformeerde gemeenten. Verder bestaat zijn oeuvre voor een groot deel uit woonhuizen, woningbouwcomplexen en landhuizen. Hij werkte zowel voor opdrachtgevers die voorzichzelf een huis lieten bouwen als voor 'projectontwikkelaars' zoals de Arnhemmer M. Fokkens, die grote aantallen woningen in Arnhem-Noord liet bouwen. In de jaren dertig maakte Rothuizen verschillende reizen om ontwikkelingen in de architectuur in het buitenland te bestuderen, onder andere in Italië. De invloed van deze reizen is onder andere te herkennen in de 'Italiaanse' architectuur Gereformeerde Kerk in Ede, die hij in 1939 ontwierp. Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde Rotshuizens stijl zich verder in de richting van de Delftse School. In de jaren veertig was hij nog betrokken bij de woningbouw in de Arnhemse uitbeidingswijk Malburgen. Zijn laatste werk was de drukkerij van het PBNA aan de Rietgrachtstraat in Arnhem, die hij samen met Dekker ontwierp.(4) Noten 1. F. Rotshuizen, 'De drie levens van E.J. Rothuizen - E.J. Rotshuizen', Arnhem 2005, p. 9. 2. F. Rotshuizen, 'De drie levens van E.J. Rothuizen - E.J. Rotshuizen', Arnhem 2005, p. 49. 3. F. Rotshuizen, 'De drie levens van E.J. Rothuizen - E.J. Rotshuizen', Arnhem 2005, p. 2. 4. F. Rotshuizen, 'De drie levens van E.J. Rothuizen - E.J. Rotshuizen', Arnhem 2005, p. 55-62. Nevenactiviteiten: Bouwkundig Instituut 'Nederland', Polytechnisch Bureau 'Nederland' Arnhem PBNA/directeur/vanaf 1912;Centraalblad der Bouwbedrijven voor Nederland en Koloniën/hoofdredacteur/1913 (vanaf) Ereblijken: Koninklijke onderscheiding/1951