Bleijs, Adrianus Cyriacus

Adrianus Cyriacus Bleijs kwam op 29 maart 1842 te Hoorn ter wereld als zoon van Johanna Krijgsman (1818-1885) en Johannis Bleijs (1816-1888), die als meester timmerman een aantal woningen in Hoorn heeft gebouwd. Adrianus werd geboren in het huis van zijn grootvader Jan Krijgsman en nog op dezelfde dag werd hij in een kapel gedoopt. Zijn naam Cyriacus verwijst naar de Romeinse martelaar die in zijn geboortestad werd vereerd. Hij werd theoretisch en praktisch in het architectenvak opgeleid door architect B. Blanken en ingenieur H. Linse, voor wie hij in 1857 als opzichter werkte bij de bouw van de Gasfabriek in Hoorn. Op 17 november 1859 vertrok hij naar Roermond om twee jaar lang in het atelier van P.J.H. Cuypers te werken. Toen er een ruzie uitbrak tussen Cuypers en zijn beeldhouwers, koos Bleijs partij voor hen. Cuypers eiste van Bleijs dat hij, net als de beeldhouwers, zijn excuses maakte. Zo gebeurde met hem wat al eerder met andere leerlingarchitecten in het atelier van Cuypers was gebeurd; hij werd weggestuurd en was hierdoor volgens Brom ' te kort werkzaam geweest om Cuypers' leerling te kunnen heten'. Over de temperamentvolle Bleijs schreef Cuypers: 'Het spijt mij vooral voor die jonge Noordhollander M.[ijnheer] Bleijs van Hoorn hij beloofde veel maar is nu verloren. Morgen vertrekt hij naar Antwerpen - Zijn vader is hier geweest van daag, hij kon echter de zoon niet bewegen om mij vergeving te vragen'. Omdat hij de enige zoon (en enig kind) was werd hij in 1861 van militaire dienst vrijgesteld. Net als Cuypers ging hij, in 1861, studeren aan de Académie Royale des Beaux Arts in Antwerpen, waar hij onder meer les kreeg van architect P. Dens. Bleijs ontving aan het einde van zijn studie de eerste Prix d'Exellence voor bouwkunde. Zijn classicistische opleiding blijkt uit het prijsvraagontwerp uit 1862, uitgeschreven door de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, voor 'Een gebouw voor het tentoonstellen van schilder-, bouw-, beeldhouw, graveer- en andere werken van beeldende kunst'. Voor zijn inzending ontving Bleijs in 1865 de eerste prijs. Op 12 juli 1864 keerde hij terug naar Nederland en richtte in Hoorn een eigen bureau op. Hij ging bij zijn ouders wonen, die na zijn huwelijk op 17 november 1867 met de 23-jarige Brigitta Maria Witte verhuisden. In Hoorn ontwierp hij behalve verschillende woon- en winkelhuizen en scholen een aantal katholieke kerken, waaronder de St.-Cyriacuskerk (1879), die beschouwd kan worden als een soort voorstudie van de Amsterdamse St.-Nicolaaskerk. Bleijs en zijn vrouw kregen tussen 1868 en 1879 tien kinderen, zeven jongens en drie meisjes. Tot 1880 bleef de familie in het pand wonen, totdat ze op 28 juni naar Amsterdam vertrokken en Bleijs daar een bureau oprichtte. Vanaf het moment dat Bleijs zijn bureau naar Amsterdam had verplaatst werd hij al snel overspoeld door opdrachten. Hij bouwde voor zichzelf en zijn gezin aan de Haarlemmer Houttuinen een groot woonhuis met kantoor, van waaruit hij vanaf 1882 aan bouwopdrachten werkte. Hij voorzag zijn ontwerpen voor winkels, kerken en scholen van romaanse, renaissance of barokke stijlkenmerken. Enkele collega-architecten spraken hun waardering uit over zijn eclecticisme, als de moderne tegenhanger van de dogmatische neo-gotiek van Cuypers cum suis. De Nicolaaskerk, gebouwd aan de Prins-Hendrikkade, kan als vernieuwend beschouwd worden vanwege de mengeling van renaissance- en barokelementen. Bleijs had de prijsvraag gewonnen die ervoor was uitgeschreven en W. Kromhout, destijds een leerling van Bleijs, werkte mee aan de bouwtekeningen. De stedenbouwkundige ligging aan het Open Havenfront en tegenover het nieuwe Centraal Station werd geprezen. De kerk lag bovendien op één lijn met de oude Nicolaaskerk en de schuilkerk Onze Lieve Heer op Zolder. Bleijs kreeg echter ook kritiek op zijn ontwerp, vanwege de slechte detaillering en de vreemde plaatsing van de torens. Hier liet zijn temperamentvolle karakter zich weer gelden; Bleijs schreef een nijdige repliek in het tijdschrift Architectura. Architect A.W. Weissman sprak ten slotte de hoop uit dat de kerk de 'test of ages' schitterend zou doorstaan. Na de Nicolaaskerk ontwierp Bleijs nog grote projecten als het Sint Elisabethsgesticht (1888-1890) en het Onze Lieve Vrouwengasthuis (1895-1898) in Amsterdam. Bleijs was actief in verschillende verenigingen. In 1887 was hij tweede secretaris van het bestuur van het genootschap Architectura et Amicitia geworden, waarna hij vice-voorzitter werd. In 1890 trad hij af, om zes jaar later lid van het hoofdbestuur van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst te worden. Dit bleef hij tot 1902. Ook was hij lid van het bestuur van Arti et Amicitiae. Buiten de architectenwereld was hij eveneens actief, van 1899 tot 1901 was hij gemeenteraadslid van Amsterdam, waarbij hij zich met name bezighield met publieke werken. Toen Bleijs na 1900 geen opdrachten meer ontving besloot hij zich terug te trekken als architect. In 1903 liet hij zijn gehele bureauarchief veilen. In het Verkooplokaal van H.G. Bom in de Warmoesstraat te Amsterdam vond op vrijdag en zaterdag 20 en 21 februari 's avonds om half zeven de publieke verkoping plaats van 'eene hoogst merkwaardige collectie teekeningen' van roomskatholieke kerken, gestichten en scholen, en van particuliere gebouwen in Amsterdam en Hoorn en in plaatsen in Noord- en Zuid-Holland. Van 99 verschillende projecten werden rollen aquarellen, pentekeningen en calques geveild. Bovendien gingen verschillende voorwerpen van de tekenkamer onder de hamer: meubels, tekenbenodigdheden, instrumenten, beeldhouwwerken, gildeproeven en tegels. Bleijs overleed, na een langdurige ziekte, op 12 januari 1912 te Kerkdriel. De uitvaartdienst vond plaats in de Nicolaaskerk en hij werd begraven op de begraafplaats De Liefde, tegenover zijn Vincentiusschool. Later werden de graven verplaatst naar de begraafplaats H. Barbara, een ontwerp van zijn hand Bleijs, A.C., 'De excursie', De Opmerker 21 (1886) 36, 289. Bleijs, A.C., Ingezonden. Nog eens de excursie', De Opmerker 21 (1886) 38, 305. Bock, M., Anfänge einer neuen Architektur, 's-Gravenhage/Wiesbaden 1983. Brom, G., Herleving van de kerkelijke kunst in katholiek Nederland, Leiden 1933. Kooy, T. van der Een feestalbum voor A.C. Bleijs, 25 jaar bouwmeester, onuitgegeven doctoraalscriptie Vrije Universiteit Amsterdam, 1986. Krabbe, C.P., 'De kunst boven alles. Over architect A.C. Bleijs en de St.-Cyriacuskerk te Hoorn', De Sluitsteen 3 (1987) 2, 3-15 Krabbe, C.P., Ambacht, kunst, wetenschap. De bevordering van de bouwkunst in Nederland (1775-1880), Zwolle 1998. Rosenberg, H.P.R., De 19de-eeuwse kerkelijke bouwkunst in Nederland, 's Gravenhage 1972. Sint Nicolaaskerk Amsterdam, Amstelveen 1987. Stuyt, J., 'In memoriam A.C. Bleijs', Architectura 20 (1912) 26-27. Weissman, A.W., 'A..C. Bleijs', Bouwkundig Weekblad 32 (1912) 29. Woud, A. van der, Waarheid en karakter. Het debat over de bouwkunst 1840-1900, Rotterdam 1997.

Bleijs, Adrianus Cyriacus

Adrianus Cyriacus Bleijs kwam op 29 maart 1842 te Hoorn ter wereld als zoon van Johanna Krijgsman (1818-1885) en Johannis Bleijs (1816-1888), die als meester timmerman een aantal woningen in Hoorn heeft gebouwd. Adrianus werd geboren in het huis van zijn grootvader Jan Krijgsman en nog op dezelfde dag werd hij in een kapel gedoopt. Zijn naam Cyriacus verwijst naar de Romeinse martelaar die in zijn geboortestad werd vereerd. Hij werd theoretisch en praktisch in het architectenvak opgeleid door architect B. Blanken en ingenieur H. Linse, voor wie hij in 1857 als opzichter werkte bij de bouw van de Gasfabriek in Hoorn. Op 17 november 1859 vertrok hij naar Roermond om twee jaar lang in het atelier van P.J.H. Cuypers te werken. Toen er een ruzie uitbrak tussen Cuypers en zijn beeldhouwers, koos Bleijs partij voor hen. Cuypers eiste van Bleijs dat hij, net als de beeldhouwers, zijn excuses maakte. Zo gebeurde met hem wat al eerder met andere leerlingarchitecten in het atelier van Cuypers was gebeurd; hij werd weggestuurd en was hierdoor volgens Brom ' te kort werkzaam geweest om Cuypers' leerling te kunnen heten'. Over de temperamentvolle Bleijs schreef Cuypers: 'Het spijt mij vooral voor die jonge Noordhollander M.[ijnheer] Bleijs van Hoorn hij beloofde veel maar is nu verloren. Morgen vertrekt hij naar Antwerpen - Zijn vader is hier geweest van daag, hij kon echter de zoon niet bewegen om mij vergeving te vragen'. Omdat hij de enige zoon (en enig kind) was werd hij in 1861 van militaire dienst vrijgesteld. Net als Cuypers ging hij, in 1861, studeren aan de Académie Royale des Beaux Arts in Antwerpen, waar hij onder meer les kreeg van architect P. Dens. Bleijs ontving aan het einde van zijn studie de eerste Prix d'Exellence voor bouwkunde. Zijn classicistische opleiding blijkt uit het prijsvraagontwerp uit 1862, uitgeschreven door de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, voor 'Een gebouw voor het tentoonstellen van schilder-, bouw-, beeldhouw, graveer- en andere werken van beeldende kunst'. Voor zijn inzending ontving Bleijs in 1865 de eerste prijs. Op 12 juli 1864 keerde hij terug naar Nederland en richtte in Hoorn een eigen bureau op. Hij ging bij zijn ouders wonen, die na zijn huwelijk op 17 november 1867 met de 23-jarige Brigitta Maria Witte verhuisden. In Hoorn ontwierp hij behalve verschillende woon- en winkelhuizen en scholen een aantal katholieke kerken, waaronder de St.-Cyriacuskerk (1879), die beschouwd kan worden als een soort voorstudie van de Amsterdamse St.-Nicolaaskerk. Bleijs en zijn vrouw kregen tussen 1868 en 1879 tien kinderen, zeven jongens en drie meisjes. Tot 1880 bleef de familie in het pand wonen, totdat ze op 28 juni naar Amsterdam vertrokken en Bleijs daar een bureau oprichtte. Vanaf het moment dat Bleijs zijn bureau naar Amsterdam had verplaatst werd hij al snel overspoeld door opdrachten. Hij bouwde voor zichzelf en zijn gezin aan de Haarlemmer Houttuinen een groot woonhuis met kantoor, van waaruit hij vanaf 1882 aan bouwopdrachten werkte. Hij voorzag zijn ontwerpen voor winkels, kerken en scholen van romaanse, renaissance of barokke stijlkenmerken. Enkele collega-architecten spraken hun waardering uit over zijn eclecticisme, als de moderne tegenhanger van de dogmatische neo-gotiek van Cuypers cum suis. De Nicolaaskerk, gebouwd aan de Prins-Hendrikkade, kan als vernieuwend beschouwd worden vanwege de mengeling van renaissance- en barokelementen. Bleijs had de prijsvraag gewonnen die ervoor was uitgeschreven en W. Kromhout, destijds een leerling van Bleijs, werkte mee aan de bouwtekeningen. De stedenbouwkundige ligging aan het Open Havenfront en tegenover het nieuwe Centraal Station werd geprezen. De kerk lag bovendien op één lijn met de oude Nicolaaskerk en de schuilkerk Onze Lieve Heer op Zolder. Bleijs kreeg echter ook kritiek op zijn ontwerp, vanwege de slechte detaillering en de vreemde plaatsing van de torens. Hier liet zijn temperamentvolle karakter zich weer gelden; Bleijs schreef een nijdige repliek in het tijdschrift Architectura. Architect A.W. Weissman sprak ten slotte de hoop uit dat de kerk de 'test of ages' schitterend zou doorstaan. Na de Nicolaaskerk ontwierp Bleijs nog grote projecten als het Sint Elisabethsgesticht (1888-1890) en het Onze Lieve Vrouwengasthuis (1895-1898) in Amsterdam. Bleijs was actief in verschillende verenigingen. In 1887 was hij tweede secretaris van het bestuur van het genootschap Architectura et Amicitia geworden, waarna hij vice-voorzitter werd. In 1890 trad hij af, om zes jaar later lid van het hoofdbestuur van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst te worden. Dit bleef hij tot 1902. Ook was hij lid van het bestuur van Arti et Amicitiae. Buiten de architectenwereld was hij eveneens actief, van 1899 tot 1901 was hij gemeenteraadslid van Amsterdam, waarbij hij zich met name bezighield met publieke werken. Toen Bleijs na 1900 geen opdrachten meer ontving besloot hij zich terug te trekken als architect. In 1903 liet hij zijn gehele bureauarchief veilen. In het Verkooplokaal van H.G. Bom in de Warmoesstraat te Amsterdam vond op vrijdag en zaterdag 20 en 21 februari 's avonds om half zeven de publieke verkoping plaats van 'eene hoogst merkwaardige collectie teekeningen' van roomskatholieke kerken, gestichten en scholen, en van particuliere gebouwen in Amsterdam en Hoorn en in plaatsen in Noord- en Zuid-Holland. Van 99 verschillende projecten werden rollen aquarellen, pentekeningen en calques geveild. Bovendien gingen verschillende voorwerpen van de tekenkamer onder de hamer: meubels, tekenbenodigdheden, instrumenten, beeldhouwwerken, gildeproeven en tegels. Bleijs overleed, na een langdurige ziekte, op 12 januari 1912 te Kerkdriel. De uitvaartdienst vond plaats in de Nicolaaskerk en hij werd begraven op de begraafplaats De Liefde, tegenover zijn Vincentiusschool. Later werden de graven verplaatst naar de begraafplaats H. Barbara, een ontwerp van zijn hand Bleijs, A.C., 'De excursie', De Opmerker 21 (1886) 36, 289. Bleijs, A.C., Ingezonden. Nog eens de excursie', De Opmerker 21 (1886) 38, 305. Bock, M., Anfänge einer neuen Architektur, 's-Gravenhage/Wiesbaden 1983. Brom, G., Herleving van de kerkelijke kunst in katholiek Nederland, Leiden 1933. Kooy, T. van der Een feestalbum voor A.C. Bleijs, 25 jaar bouwmeester, onuitgegeven doctoraalscriptie Vrije Universiteit Amsterdam, 1986. Krabbe, C.P., 'De kunst boven alles. Over architect A.C. Bleijs en de St.-Cyriacuskerk te Hoorn', De Sluitsteen 3 (1987) 2, 3-15 Krabbe, C.P., Ambacht, kunst, wetenschap. De bevordering van de bouwkunst in Nederland (1775-1880), Zwolle 1998. Rosenberg, H.P.R., De 19de-eeuwse kerkelijke bouwkunst in Nederland, 's Gravenhage 1972. Sint Nicolaaskerk Amsterdam, Amstelveen 1987. Stuyt, J., 'In memoriam A.C. Bleijs', Architectura 20 (1912) 26-27. Weissman, A.W., 'A..C. Bleijs', Bouwkundig Weekblad 32 (1912) 29. Woud, A. van der, Waarheid en karakter. Het debat over de bouwkunst 1840-1900, Rotterdam 1997.