Gessel, Michael van

Michael van Gessel is een tuin- en landschapsarchitect die in Nederland is opgeleid en werkzaam is. In geografisch opzicht is hij echter gevormd in een veel bredere culturele wereld. Geboren in Bandung (Indonesië, 1948) kwam hij via Parijs in Nederland terecht. Zijn vader was vliegenier, zijn grootvader had een plantage in voormalig Nederlands-Indië. Zijn moeder was half-Schots en half-Engels en groeide op in Australië. Deze brede achtergrond heeft Van Gessel wellicht ongevoelig gemaakt voor het functionalistisch denken dat tijdens zijn opleiding in Wageningen en in de Nederlandse naoorlogse stedenbouw en het landschapsontwerp dominant was. Opleiding In 1967 begon hij aan de studie tropische plantenziektekunde aan de LU Wageningen. Hoewel hij aanvankelijk Landschapsarchitectuur wilde studeren, zag hij daar vanaf na een bezoek aan deze vakgroep. Echter, na het behalen van zijn kandidaatsexamen, begon hij alsnog in 1971 aan de studie landschapsarchitectuur. In 1978 studeerde hij af op landschapsarchitectuur en kunstgeschiedenis, waar hij is opgeleid in de geest van Jan Bijhouwer en Hans Warnau. Warnau begeleidde hem bij zijn afstudeerontwerp van een herstel- en beheerplan voor Kasteel Groeneveld in Baarn, een buitenplaats in de stijl van de Engelse landschapsarchitectuur (1978). Het was tevens zijn eerste uitgevoerde ontwerp. Bureaupraktijk 1974-ca. 2015 Van Gessel’s werkende bestaan als landschapsarchitect begon in 1974, tijdens zijn opleiding, bij de Amsterdamse vestiging van Bureau voor Stedebouw ir. F.J. Zandvoort waar hij in contact kwam met Riek Bakker en Ank Bleeker. Specifiek voor dit bureau was de interdisciplinaire aanpak die was gericht op een integrale aanpak van het leefmilieu. Het Bureau Zandvoort had daarom naast stedenbouwkundigen ook juristen, tuin- en landschapsarchitecten, planologen en verkeerskundigen in dienst. Het bureau was een van de pioniers van deze interdisciplinaire aanpak, die in de jaren zeventig gemeengoed zou worden. Van Gessel raakte op dit bureau thuis in het ontwerpen op stedelijke schaal en vertrouwd met de lastige positie van de groenontwerper tegenover de architect en stedenbouwkundige. In 1977 startten Riek Bakker en Ank Bleeker hun eigen ontwerpbureau voor landschapsarchitectuur en zij bouwden de kenmerkende integrale aanpak van het stedenbouwkundig bureau Zandvoort verder uit via de gelijkwaardige positie van de landschapsarchitectuur in ruimtelijke processen. Michael van Gessel stapte in 1979 over naar Bureau Bakker en Bleker (later Bureau B+B genoemd) en was daar tot 1997 werkzaam als adviseur voor ruimtelijke ordening en planologie. Vanaf december 1991 was Van Gessel directeur. In 1997 startte hij een eigen bureau in Amsterdam. Zijn bureau functioneerde als eenmanszaak, en hij werkte in verschillende opdrachten samen met (landschaps)architecten (onder andere Koen van Velsen, Meyer & Van Schoten, Erick van Egeraat en Claus en Kaan) en andere uitvoerenden (o.a. ook voor het maken van werktekeningen en bestekken). Hoewel dit type netwerkorganisatie nu actueel en trendy is, startte Michael van Gessel dit in 1997 vanuit een praktische benadering. Het oeuvre Michael van Gessel werkte ruim veertig jaar als landschapsarchitect in binnen- en buitenland aan opgaven op alle schaalniveaus. Veruit de meeste projecten zijn voor locaties in Nederland ontworpen; een aantal ontwerpen is buiten Nederland en buiten Europa gesitueerd. De bandbreedte van de projecten reikt van kleinschalige ontwerpen voor particuliere tuinen, tot openbare tuinen rondom gebouwen, openbare stadsparken en stedenbouwkundige ontwerpen en supervisoractiviteiten. Bij ontwerpen met een architectonische en stedenbouwkundige setting werkt Van Gessel geregeld samen met architecten en stedenbouwkundigen, zoals Claus en Kaan, Frits van Dongen, Frits Palmboom en Evelyne Merkx. Hergebruik en revitalisering van gebouwen, tuinen en parken spelen een belangrijke rol in zijn oeuvre. Voorbeelden zijn het Justus van Effenblok in Rotterdam (2008-2012), oorspronkelijk ontworpen door Michiel Brinkman, de Kloostertuin in Dordrecht (2006-2008), nu behorend bij een museum, de voormalige bleekvelden aan weerzijden van de Hermitage (2005-2009) en de buitenruimtes van Artis (2012-2014) in Amsterdam. Naast ontwerpen maakt Van Gessel ook herstel- en beheerplannen voor stadsparken en landgoederen en ontwikkelingsvisies voor bijvoorbeeld de Hollandse Waterlinie (ca. 2006-2015). Hij treedt daarbij veelvuldig op als adviseur en supervisor (IJ-oevers en IJburg, ca. 1995-2015). Verder zat Van Gessel in internationaal bezette jury’s, was als adviseur betrokken bij grootschalige opgaven en trad op als samensteller van publicaties over hedendaagse hoogwaardige landschapsarchitectuur. Karakteristiek van het oeuvre In verschillende interviews gaat Michael van Gessel dieper in op de rode draad van zijn werk en zijn ontwerphouding. Deze houding laat zich omschrijven als een diep respect voor wat er in het verleden is gemaakt. Hij plaats zich zelf letterlijk in een traditie van tuin- en landschapsarchitecten bestaande uit Jan-David Zocher (1791-1870), Hugo Poortman (1858-1953) en Eduard Petzold (1815-1891). Van Gessel analyseerde bestaande parken en landschappen volgens een methode, die hij voor het eerst tijdens zijn afstuderen had toegepast en die hij gaandeweg verder verfijnde: hij keek onder andere naar topografie, flora, fauna en eerdere ontwerpen. Uitgangspunt voor zijn vaak ingetogen ontwerpen werd de specifieke ‘locus’, de plek, met uiteenlopende betekenislagen. Niet alleen wist Van Gessel het landschapsontwerp terug te laten keren in het midden van de belangstelling, in de loop der tijd breidde hij zijn werk steeds meer uit in de richting van de stedenbouw. Hij ontwikkelde een instrumentarium voor het oplossen van grote ruimtelijke opgaven, zowel als ontwerper en als sturende supervisor. Landschapsarchitectuur en stedenbouw gaan in zijn werk samen. Qua ontwerpmethode en in een meer beschouwelijk opzicht refereert hij aan de achttiende-eeuwse Engelse auteur en landschapsarchitect Joseph Spence: ‘What is, is the great guide as to what ought to be’. Vrij vertaald: ‘hetgeen er al is wijst je als ontwerper vanzelf naar hoe het zou moeten worden’. Behalve dat het hier gaat om het belang van continuïteit en respect voor geschiedenis, benadrukt Van Gessel hiermee ook het belang van de factor tijd in heden en toekomst. Subtiele wijzigingen in een bestaand landschap zoals een ander reliëf, de introductie van water of het weghalen van beplanting leiden in de loop der tijd tot grote veranderingen en verschillen in vegetatie en fauna. Waardering van het oeuvre De ontwerpen van Michael van Gessel, zowel tijdens zijn periode bij Bureau B+B als ook het werk dat hij onder eigen naam maakte, worden in de vakliteratuur veelvuldig besproken en gewaardeerd. In 1995 ontving hij de Landschapontwerpprijs ‘Bronzen Bever’, in 2006 de Bijhouwer Prijs voor zijn bijdrage aan de Nederlandse landschapsarchitectuur en in 2015 de ARC15 Oeuvre Award. Zie voor meer informatie het artikel “Archief van landschapsarchitect Michael van Gessel verworven” (Ellen Smit, in samenwerking met Eline de Graaf, 2019), gepubliceerd op de collectie-website van Het Nieuwe Instituut. Literatuur - Bertram, Chr., Jong, E. de, Michael van Gessel. Landschapsarchitect (2008) Rotterdam. - Blok, T., Gessel, M. van, Rodermond, J, Nieuwe Hollandse Waterlinie: landschap met een geheim (2005) Rotterdam. - Gessel, M. van, Angelillo, A, In Touch: Landscape Architecture Europe (2012) Wageningen. - Harsema, H., Landschapsarchitectuur en stedenbouw in Nederland 2007/2008 (2009) Wageningen. - Palmboom, F., Ruimte voor stedelijkheid. In: Bertram, Chr., Jong, E. de, Michael van Gessel. Landschapsarchitect (2008) Rotterdam. - Steenhuis, M., H. van Tilburg, ‘Als je weghaalt en leegmaakt, komt de schoonheid boven, Landschapsarchitect Michael van Gessel, winnaar van de Bijhouwerprijs 2006’, Blauwe Kamer (april 2006).

Gessel, Michael van

Michael van Gessel is een tuin- en landschapsarchitect die in Nederland is opgeleid en werkzaam is. In geografisch opzicht is hij echter gevormd in een veel bredere culturele wereld. Geboren in Bandung (Indonesië, 1948) kwam hij via Parijs in Nederland terecht. Zijn vader was vliegenier, zijn grootvader had een plantage in voormalig Nederlands-Indië. Zijn moeder was half-Schots en half-Engels en groeide op in Australië. Deze brede achtergrond heeft Van Gessel wellicht ongevoelig gemaakt voor het functionalistisch denken dat tijdens zijn opleiding in Wageningen en in de Nederlandse naoorlogse stedenbouw en het landschapsontwerp dominant was. Opleiding In 1967 begon hij aan de studie tropische plantenziektekunde aan de LU Wageningen. Hoewel hij aanvankelijk Landschapsarchitectuur wilde studeren, zag hij daar vanaf na een bezoek aan deze vakgroep. Echter, na het behalen van zijn kandidaatsexamen, begon hij alsnog in 1971 aan de studie landschapsarchitectuur. In 1978 studeerde hij af op landschapsarchitectuur en kunstgeschiedenis, waar hij is opgeleid in de geest van Jan Bijhouwer en Hans Warnau. Warnau begeleidde hem bij zijn afstudeerontwerp van een herstel- en beheerplan voor Kasteel Groeneveld in Baarn, een buitenplaats in de stijl van de Engelse landschapsarchitectuur (1978). Het was tevens zijn eerste uitgevoerde ontwerp. Bureaupraktijk 1974-ca. 2015 Van Gessel’s werkende bestaan als landschapsarchitect begon in 1974, tijdens zijn opleiding, bij de Amsterdamse vestiging van Bureau voor Stedebouw ir. F.J. Zandvoort waar hij in contact kwam met Riek Bakker en Ank Bleeker. Specifiek voor dit bureau was de interdisciplinaire aanpak die was gericht op een integrale aanpak van het leefmilieu. Het Bureau Zandvoort had daarom naast stedenbouwkundigen ook juristen, tuin- en landschapsarchitecten, planologen en verkeerskundigen in dienst. Het bureau was een van de pioniers van deze interdisciplinaire aanpak, die in de jaren zeventig gemeengoed zou worden. Van Gessel raakte op dit bureau thuis in het ontwerpen op stedelijke schaal en vertrouwd met de lastige positie van de groenontwerper tegenover de architect en stedenbouwkundige. In 1977 startten Riek Bakker en Ank Bleeker hun eigen ontwerpbureau voor landschapsarchitectuur en zij bouwden de kenmerkende integrale aanpak van het stedenbouwkundig bureau Zandvoort verder uit via de gelijkwaardige positie van de landschapsarchitectuur in ruimtelijke processen. Michael van Gessel stapte in 1979 over naar Bureau Bakker en Bleker (later Bureau B+B genoemd) en was daar tot 1997 werkzaam als adviseur voor ruimtelijke ordening en planologie. Vanaf december 1991 was Van Gessel directeur. In 1997 startte hij een eigen bureau in Amsterdam. Zijn bureau functioneerde als eenmanszaak, en hij werkte in verschillende opdrachten samen met (landschaps)architecten (onder andere Koen van Velsen, Meyer & Van Schoten, Erick van Egeraat en Claus en Kaan) en andere uitvoerenden (o.a. ook voor het maken van werktekeningen en bestekken). Hoewel dit type netwerkorganisatie nu actueel en trendy is, startte Michael van Gessel dit in 1997 vanuit een praktische benadering. Het oeuvre Michael van Gessel werkte ruim veertig jaar als landschapsarchitect in binnen- en buitenland aan opgaven op alle schaalniveaus. Veruit de meeste projecten zijn voor locaties in Nederland ontworpen; een aantal ontwerpen is buiten Nederland en buiten Europa gesitueerd. De bandbreedte van de projecten reikt van kleinschalige ontwerpen voor particuliere tuinen, tot openbare tuinen rondom gebouwen, openbare stadsparken en stedenbouwkundige ontwerpen en supervisoractiviteiten. Bij ontwerpen met een architectonische en stedenbouwkundige setting werkt Van Gessel geregeld samen met architecten en stedenbouwkundigen, zoals Claus en Kaan, Frits van Dongen, Frits Palmboom en Evelyne Merkx. Hergebruik en revitalisering van gebouwen, tuinen en parken spelen een belangrijke rol in zijn oeuvre. Voorbeelden zijn het Justus van Effenblok in Rotterdam (2008-2012), oorspronkelijk ontworpen door Michiel Brinkman, de Kloostertuin in Dordrecht (2006-2008), nu behorend bij een museum, de voormalige bleekvelden aan weerzijden van de Hermitage (2005-2009) en de buitenruimtes van Artis (2012-2014) in Amsterdam. Naast ontwerpen maakt Van Gessel ook herstel- en beheerplannen voor stadsparken en landgoederen en ontwikkelingsvisies voor bijvoorbeeld de Hollandse Waterlinie (ca. 2006-2015). Hij treedt daarbij veelvuldig op als adviseur en supervisor (IJ-oevers en IJburg, ca. 1995-2015). Verder zat Van Gessel in internationaal bezette jury’s, was als adviseur betrokken bij grootschalige opgaven en trad op als samensteller van publicaties over hedendaagse hoogwaardige landschapsarchitectuur. Karakteristiek van het oeuvre In verschillende interviews gaat Michael van Gessel dieper in op de rode draad van zijn werk en zijn ontwerphouding. Deze houding laat zich omschrijven als een diep respect voor wat er in het verleden is gemaakt. Hij plaats zich zelf letterlijk in een traditie van tuin- en landschapsarchitecten bestaande uit Jan-David Zocher (1791-1870), Hugo Poortman (1858-1953) en Eduard Petzold (1815-1891). Van Gessel analyseerde bestaande parken en landschappen volgens een methode, die hij voor het eerst tijdens zijn afstuderen had toegepast en die hij gaandeweg verder verfijnde: hij keek onder andere naar topografie, flora, fauna en eerdere ontwerpen. Uitgangspunt voor zijn vaak ingetogen ontwerpen werd de specifieke ‘locus’, de plek, met uiteenlopende betekenislagen. Niet alleen wist Van Gessel het landschapsontwerp terug te laten keren in het midden van de belangstelling, in de loop der tijd breidde hij zijn werk steeds meer uit in de richting van de stedenbouw. Hij ontwikkelde een instrumentarium voor het oplossen van grote ruimtelijke opgaven, zowel als ontwerper en als sturende supervisor. Landschapsarchitectuur en stedenbouw gaan in zijn werk samen. Qua ontwerpmethode en in een meer beschouwelijk opzicht refereert hij aan de achttiende-eeuwse Engelse auteur en landschapsarchitect Joseph Spence: ‘What is, is the great guide as to what ought to be’. Vrij vertaald: ‘hetgeen er al is wijst je als ontwerper vanzelf naar hoe het zou moeten worden’. Behalve dat het hier gaat om het belang van continuïteit en respect voor geschiedenis, benadrukt Van Gessel hiermee ook het belang van de factor tijd in heden en toekomst. Subtiele wijzigingen in een bestaand landschap zoals een ander reliëf, de introductie van water of het weghalen van beplanting leiden in de loop der tijd tot grote veranderingen en verschillen in vegetatie en fauna. Waardering van het oeuvre De ontwerpen van Michael van Gessel, zowel tijdens zijn periode bij Bureau B+B als ook het werk dat hij onder eigen naam maakte, worden in de vakliteratuur veelvuldig besproken en gewaardeerd. In 1995 ontving hij de Landschapontwerpprijs ‘Bronzen Bever’, in 2006 de Bijhouwer Prijs voor zijn bijdrage aan de Nederlandse landschapsarchitectuur en in 2015 de ARC15 Oeuvre Award. Zie voor meer informatie het artikel “Archief van landschapsarchitect Michael van Gessel verworven” (Ellen Smit, in samenwerking met Eline de Graaf, 2019), gepubliceerd op de collectie-website van Het Nieuwe Instituut. Literatuur - Bertram, Chr., Jong, E. de, Michael van Gessel. Landschapsarchitect (2008) Rotterdam. - Blok, T., Gessel, M. van, Rodermond, J, Nieuwe Hollandse Waterlinie: landschap met een geheim (2005) Rotterdam. - Gessel, M. van, Angelillo, A, In Touch: Landscape Architecture Europe (2012) Wageningen. - Harsema, H., Landschapsarchitectuur en stedenbouw in Nederland 2007/2008 (2009) Wageningen. - Palmboom, F., Ruimte voor stedelijkheid. In: Bertram, Chr., Jong, E. de, Michael van Gessel. Landschapsarchitect (2008) Rotterdam. - Steenhuis, M., H. van Tilburg, ‘Als je weghaalt en leegmaakt, komt de schoonheid boven, Landschapsarchitect Michael van Gessel, winnaar van de Bijhouwerprijs 2006’, Blauwe Kamer (april 2006).