Materiaal tot de geschiedenis van het ontstaan van tekenacademies en -scholen en hun aantal in de bouwkundige vorming in het bijzonder met betrekking tot de Nederlanden in de tweede helft van de achttiende en de eerste helft van de negentiende eeuw

De gegevens in het boek beogen een inzicht te geven in de ontstaansgeschiedenis van het bouwkundig tekenonderwijs aan tekenscholen en- academies in de tweede helft van de achttiende en de eerste helft van de negentiende eeuw. De auteur heeft het materiaal, dat over vele jaren werd verzameld, in voorlopige vorm bijeengebracht. Er wordt een overzicht gegeven van de eerste grote academies in Europa en van de academies in de Nederlanden. Hierbij wordt onder andere ook aandacht besteed aan de 's-Gravenhaagsche Teekenacademie die in 1821 ontstond door een fusie van de School voor Burgelijke Bouwkunde en de Vrije Haagsche Teekenacademie. Het hoofdstuk over 's-Gravenhage werd ook in het jaarboek van de Geschiedkundige Vereniging Die Haghe (1984) gepubliceerd (zie no. 72) zonder de Bijlage B, waarin een lijst gegeven wordt met voorlopige biografische gegevens van de genoemde architecten. In die lijst wordt ook een korte biografie van de architect A. Tollus gegeven. Vermeld wordt dat hij lid was van de Haagse Academie, geadmitteerd werd als landmeter op 18 mei 1801 en (stads)architect van 's-Gravenhage was waar hij aan de Nieuwe Haven woonde. Hij ontwierp de St. Willibrorduskerk aan de Assendelftstraat te 's-Gravenhage (1821/'22) en de St. Petrus Banden te Rijsenburg (gemeente Driebergen 1809/'10). In de noten (15) behorende bij het hoofdstuk over 's-Gravenhage wordt vermeld dat in maart 1809 het Tekeninstituut van het Nut werd opgericht door het haagse departement van deze maatschappij. Het dagelijkse bestuur hiervan bestond uit A.J. Tollus, B.A. Perez, J.J. Schmolck, B. Spoelstra en D. François, met als secretaris J.C. van Alpen. Er wordt verder nog een register met alle in het boek genoemde personen (architecten) gegeven.

Materiaal tot de geschiedenis van het ontstaan van tekenacademies en -scholen en hun aantal in de bouwkundige vorming in het bijzonder met betrekking tot de Nederlanden in de tweede helft van de achttiende en de eerste helft van de negentiende eeuw

De gegevens in het boek beogen een inzicht te geven in de ontstaansgeschiedenis van het bouwkundig tekenonderwijs aan tekenscholen en- academies in de tweede helft van de achttiende en de eerste helft van de negentiende eeuw. De auteur heeft het materiaal, dat over vele jaren werd verzameld, in voorlopige vorm bijeengebracht. Er wordt een overzicht gegeven van de eerste grote academies in Europa en van de academies in de Nederlanden. Hierbij wordt onder andere ook aandacht besteed aan de 's-Gravenhaagsche Teekenacademie die in 1821 ontstond door een fusie van de School voor Burgelijke Bouwkunde en de Vrije Haagsche Teekenacademie. Het hoofdstuk over 's-Gravenhage werd ook in het jaarboek van de Geschiedkundige Vereniging Die Haghe (1984) gepubliceerd (zie no. 72) zonder de Bijlage B, waarin een lijst gegeven wordt met voorlopige biografische gegevens van de genoemde architecten. In die lijst wordt ook een korte biografie van de architect A. Tollus gegeven. Vermeld wordt dat hij lid was van de Haagse Academie, geadmitteerd werd als landmeter op 18 mei 1801 en (stads)architect van 's-Gravenhage was waar hij aan de Nieuwe Haven woonde. Hij ontwierp de St. Willibrorduskerk aan de Assendelftstraat te 's-Gravenhage (1821/'22) en de St. Petrus Banden te Rijsenburg (gemeente Driebergen 1809/'10). In de noten (15) behorende bij het hoofdstuk over 's-Gravenhage wordt vermeld dat in maart 1809 het Tekeninstituut van het Nut werd opgericht door het haagse departement van deze maatschappij. Het dagelijkse bestuur hiervan bestond uit A.J. Tollus, B.A. Perez, J.J. Schmolck, B. Spoelstra en D. François, met als secretaris J.C. van Alpen. Er wordt verder nog een register met alle in het boek genoemde personen (architecten) gegeven.