Vries, Coen de

Coen de Vries (1918-2018) Coen de Vries werd op 22 augustus 1918 in Den Haag geboren. Archief Gegevens over het werk van Coen de Vries bevinden zich in het archief van het NAi. Dit archief bestaat uit tekeningen, geschreven stukken, documentatiemateriaal en een foto - en diacollectie. Dit materiaal is door Coen de Vries geschonken in de periode van 1993-1999. Een groot deel van deze fotocollectie staat op naam van architectuurfotograaf Jan Versnel. Dit archief geeft door zijn volledigheid een goed beeld van de werkwijze van een interieurarchitect. Opleiding Coen de Vries volgde een opleiding aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag afdeling interieurarchitectuur onder Cor Alons en in het kader van een uitwisselingsprogramma enige tijd aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs(IvKNO) te Amsterdam onder Mart Stam en Johan Niegeman die geschoold was door het Bauhaus in Dessau. Hij studeerde in 1946 af bij Johan Niegeman. De Sleutel Na zijn opleiding begon Coen de Vries samen met wijnhandelaar J. Jonker in 1947 een winkel De Sleutel geheten. Hiertoe was hij min of meer noodgedwongen door de problemen van de wederopbouw met betrekking tot materiaalschaarste en opdrachten. Hiermee was hij een van de eerste naoorlogse binnenhuisarchitecten die de productie van zijn ontwerpen zelf in handen nam. Hij liet zijn meubelen fabriceren door een plaatselijke meubelmaker en verkocht ze in zijn eigen winkel, De Sleutel, aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam, waar hij voornamelijk eigen ontwerpen verkocht. Tot 1959 heeft De Sleutel bestaan. De Sleutel groeide uit van een winkel in kunstnijverheidsproducten tot een winkel annex bureau voor binnenhuisarchitectuur waar ontwerpen van De Vries maar ook ontwerpen van anderen zoals Gerrit Rietveld te koop werden aangeboden. Coen de Vries had zich tot doel gesteld om goede, praktische, moderne en esthetisch verantwoorde meubelen tegen een betaalbare prijs te ontwikkelen. Geen pluche bij De Sleutel, maar meubels in licht hout, met eenvoudige constructie, stoffen in heldere kleuren. De Sleutel sloot nauw aan bij de opvattingen van de stichting Goed Wonen. Verschillende meubelen kregen het keurmerk van de Stichting Goed Wonen. De stichting Goed Wonen De Stichting Goed Wonen werd in 1946 opgericht ter bevordering van de wooncultuur voor brede lagen van de bevolking. Door middel van voorlichting in de vorm van lezingen, tentoonstellingen, het inrichten van modelwoningen en het uitgeven van een blad wilde Goed Wonen een bijdrage leveren aan de verhoging van de kwaliteit van het wonen of zelfs van het totale leven. Bij Goed Wonen leefde dankzij Johan Niegeman de opvattingen voort van het Bauhaus die gericht was op theoretische en praktische training. Ontwerpen van meubels vormde een onderdeel, maar nog belangrijker was materiaalkennis, kleurenleer, akoestiek, compositie en ergonomie. Daarnaast was een sociaal verantwoordelijkheidsgevoel een vanzelfsprekend uitgangspunt. Veel leerlingen van Johan Niegeman en Cor Alons kwamen terecht bij de stichting Goed Wonen. De verdiensten van Goed Wonen liggen vooral in de promotie van het moderne meubel en het luchtige, praktisch ingerichte interieur. In het door de Stichting uitgegeven blad werd regelmatig geschreven over 'doelmatig' inrichten en het voordeel van het 'massaproduct'. De eerste jaren van haar bestaan bracht Goed Wonen zelf meubels uit; bovendien kende zij het Goed Wonen-keurmerk toe." Coen de Vries was actief lid van de Stichting Goed Wonen. Tussen 1952 en 1961 werd een vijftal modelwoningen van Goed Wonen door hem ingericht: Weesp (1952-1953), Amsterdam (1956 en 1958-1959), Den Haag (1957) en Utrecht (1961). Deze woningen laten zien hoe men zou kunnen wonen, welke mogelijkheden er waren. In Amsterdam en Rotterdam richtte De Vries voor deze Stichting tevens voorlichtingscentra in. Van 1958 tot 1963 had hij zitting in de redactie van het tijdschrift Goed Wonen. De enorme schaarste aan woonruimte en materialen, als gevolg van de tweede wereldoorlog vormde een vruchtbare bodem voor de ontwikkeling van de ideeën van de stichting Goed Wonen. Noodgedwongen en gedreven door idealen streefde Goed Wonen naar een praktische en functionele inrichting gekenmerkt door uiterste eenvoud. Het functionalistische adagium 'form follows fuction' heeft hier geleid tot simpele en slimme oplossingen, gepaard aan constructief en technisch inzicht. Flexibiliteit en een zekere neutraliteit speelden daarbij een belangrijke rol. Continuïteit en openheid tussen de vertrekken in een woning, maar ook tussen de woning en de buitenwereld waren aanvankelijk de uitgangspunten. Coen de Vries was een duidelijk exponent van deze generatie. In Amsterdam richtte hij een modelwoning in aan de Martinus Nijhoffstraat in Slotermeer. Door de organisatie van de plattegrond vormden woonkamer en eetkeuken visueel een geheel, wat nog versterkt werd door de plaatsing van de eettafel in de keuken. Woonkamer en eetkeuken werden slechts gescheiden door een glaspui met deur. Eenheid en ruimtelijkheid werden bevorderd door overal dezelfde vloerbedekking toe te passen en veel glazen binnenwanden. Er was een centrale plaats gecreëerd voor de gemeenschappelijke hobby in het gezin: musiceren. De schaarste aan materialen en de beperkte ruimte van de woningen bracht De Vries tot het ontwikkelen van een groot aantal vernuftige oplossingen: verstelbare en uittrekbare planken voor een servieskast, tafels met uitrek systeem, kastjes met inschenkblad, met klep of schuifdeurtjes, een in hoogte en breedte uitbreidbare kast, bankbed in een handomdraai te veranderen in een bed, een verrijdbaar bed, gestandaardiseerd metalen onderstel geschikt voor diverse toepassingen, stalen kapstok met onderling verwisselbare haken al of niet met hoedenrek, uitbreidbare combinatiemeubel. In de jaren zestig gingen begrippen als privacy en intimiteit een grotere rol spelen. In het interieur kwam naast flexibiliteit meer aandacht voor gesloten en geborgen plekken. Dit werd ruimtelijk vertaald in vloerverhogingen en plafondverlagingen, ombouwen van bed en bank, en het plaatsen van schotten. Dat kwam onder meer tot uiting in de inrichting van de modelwoning van Coen de Vries in Utrecht. De meisjes- en jongenskamer benadrukten de intimiteit van de slaapkamer. De glaspui tussen woonkamer en ouderslaapkamer is grotendeels dichtgemaakt. Naast zijn werk voor Goed Wonen werd De Vries veel gevraagd voor het inrichten van woningen in de particuliere sfeer en verbouwingen van interieurs voor diverse opdrachtgevers. Omstreeks 1950 kreeg de industrie belangstelling voor de ontwerpers. Zij werden steeds vaker ingeschakeld voor een verantwoorde industriële vormgeving om zodoende de kwaliteit van het product op een hoger niveau te brengen. Friso Kramer ging ontwerpen voor De Cirkel, Wim Rietveld voor Gispen en Everest uit Rotterdam trok Coen de Vries aan. Kort na 1950 klopten twee Haagse bedrijven bij De Vries aan: Instrumentenfabriek Devo NV en NV Fabrikanten Hamer & Co. Zij wilden meubelen in productie nemen die De Vries voor De Sleutel had ontworpen en in eigen beheer uitgevoerd. Coen de Vries werkte voor beide bedrijven op freelance basis. Everest is de eerste fabrikant waarbij hij in min of meer "vaste dienst" was. Daarnaast kwamen er voor Coen de Vries opdrachten binnen van de Lipsfabrieken uit Dordrecht, de firma Palthe en de Venlose clubfauteuilfabriek. Lips trok in 1959 de ontwerper Coen de Vries aan om een geheel nieuwe serie kantoormeubelen te creëren. Het werd de Delta serie. Het ontwerp van de Lips Delta-serie was het resultaat van intensief "team work'. Voor de architectonische visie en de vormgeving van dit nieuwe ontwerp was Coen de Vries verantwoordelijk. De Lips Delta-serie is rationeel opgebouwd. d.w.z. met een beperkt aantal onderdelen was een vrijwel onbeperkt aantal combinaties mogelijk. Het geheel had een strakke lijn. Voor de firma Palthe heeft Coen de Vries in binnen- en buitenland een groot aantal winkels verbouwd en ingericht, waarbij hij door middel van gestandaardiseerde toonbankelementen, materialen en kleuren eenheid bracht. Ook werkte hij aan het beeldmerk van de bedrijfsstijl door bijvoorbeeld adviezen te geven over de kleuren van het autopark. Het woordmerk Palthe gaf De Vries in nauwe samenwerking met Wim Crouwel een moderner uiterlijk. Zijn werk voor deze bedrijven bestond voor een groot deel uit het inrichten van bedrijfspanden, expositiestands en showrooms. Deze firma's lieten het ontwikkelen van een nieuwe bedrijfsstijl aan De Vries over. Niet alleen stands en showrooms kregen een vernieuwd aanzien, hij verzorgde ook vaak hun handelsmerk en briefpapier. Tevens was hij als industrieel vormgever aan diverse bedrijven verbonden. Zo ontwierp hij series meubelen voor Eeka te Kampen, Everest te Rotterdam, en VCV te Venlo, en werkte hij als consulting designer bij Mepal, Lips, Gispen, Bruynzeel Kastenfabrieken, Eeka-meubelen en Fröscher (Duitsland). Lid van GKf en andere aktiviteiten De Vries was vanaf 1946 lid van de Gebonden Kunsten federatie (GKf), een groepering binnen de Federatie van Kunstenaarsverenigingen. De GKf werd gevormd door meubelontwerpers, woningwinkeliers en interieurarchitecten. Los van de Federatie van Kunstenaarsverenigingen stond de Kring van Industrieel Ontwerpers (KIO). De Vries was lid van de GKf én van de KIO. Na een onenigheid binnen de KIO werd door een aantal industrieel ontwerpers de Nederlandse Industriële Designers federatie (NIDf) opgericht. Deze groep bestond naast De Vries uit Charles Jongejans, Theun Theunisse van Manen, Dick Simonis (ontwerper bij zilverfabrikant Gero te Zeist), Friso Kramer, Kho Liang Ie, Wim Rietveld, Piet Zwart en Pieter Brattinga. De NIDf zocht vervolgens aansluiting bij de Federatie van Kunstenaarsverenigingen en heeft ongeveer 10 jaar bestaan. De groep interieurarchitecten binnen de GKf ging in de jaren zeventig samen met de Werkgroep Binnenhuis Architecten (WBA), waardoor de Beroepsvereniging van Nederlandse Interieurarchitecten (BNI) is ontstaan. De Vries zat jarenlang in het bestuur van de BNI. De BNI stond naast de Federatie maar bleef nauw betrokken met deze organisatie. De Vries heeft tevens in het bestuur gezeten van de Federatie "O", een samenwerkingsverband waarin ondermeer de BNI, BNA, en KIO vertegenwoordigd waren. Sinds 1946 was De Vries opgenomen in de Amsterdamse kunstenaarsgroep De 8. Van 1962 tot 1964 nam hij deel aan het NCRV-radioprogramma 'Tussen de bedrijven door' waarin hij antwoord gaf op ingezonden vragen met betrekking tot de woninginrichting. Van 1966 tot 1972 was De Vries lid van de Raad voor de Kunst, een nationaal adviescollege voor de minister van cultuur, en van 1977 tot 1980 van de Commissie Bouwkunst van de Amsterdamse Kunstraad. Van 1984 tot 1988 zette hij zich in voor de Stichting Beeldrecht. Coen de Vries behoorde tot de naoorlogse generatie van ontwerpers die zijn stempel drukte op de ontwikkeling van het Nederlandse meubel en interieur na 1945. Opleiding: Hogere Burgerschool Den Haag /1936-1937;Koninlijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag/1940-1946;uitwisselingsprogramma Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs Amsterdam/1946;Stichting Vakopleiding Meubileringsbedrijven, opleiding Vakbekwaamheid voor de Kleinhandel in Meubelen/ Nevenactiviteiten: Amsterdamse groep De 8 (Coen de Vries was lid van de Noordoostpoldergroep)/lid/1947-1949;1957 CIAM//1957;tijdschrift Goed Wonen/redactielid/1958-1963;Ontwikkelingsgroep ' Woning 1975' Bouwcentrum//1964;Causerieën radioprogramma NCRV 'Tussen de Bedrijven door'//1962-1964;Werkgroep tentoonstelling ' 3 miljoen Noord-Hollanders' //1967;Federatie Kunstenaarsverenigingen//1980;Stichting Werkplekverbetering in bedrijf en kantoor//1980;Technische werkgroep ' Geboden Toegang'//1980;Amsterdamse Kunstraad, commissie Bouwkunst//1980

Vries, Coen de

Coen de Vries (1918-2018) Coen de Vries werd op 22 augustus 1918 in Den Haag geboren. Archief Gegevens over het werk van Coen de Vries bevinden zich in het archief van het NAi. Dit archief bestaat uit tekeningen, geschreven stukken, documentatiemateriaal en een foto - en diacollectie. Dit materiaal is door Coen de Vries geschonken in de periode van 1993-1999. Een groot deel van deze fotocollectie staat op naam van architectuurfotograaf Jan Versnel. Dit archief geeft door zijn volledigheid een goed beeld van de werkwijze van een interieurarchitect. Opleiding Coen de Vries volgde een opleiding aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag afdeling interieurarchitectuur onder Cor Alons en in het kader van een uitwisselingsprogramma enige tijd aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs(IvKNO) te Amsterdam onder Mart Stam en Johan Niegeman die geschoold was door het Bauhaus in Dessau. Hij studeerde in 1946 af bij Johan Niegeman. De Sleutel Na zijn opleiding begon Coen de Vries samen met wijnhandelaar J. Jonker in 1947 een winkel De Sleutel geheten. Hiertoe was hij min of meer noodgedwongen door de problemen van de wederopbouw met betrekking tot materiaalschaarste en opdrachten. Hiermee was hij een van de eerste naoorlogse binnenhuisarchitecten die de productie van zijn ontwerpen zelf in handen nam. Hij liet zijn meubelen fabriceren door een plaatselijke meubelmaker en verkocht ze in zijn eigen winkel, De Sleutel, aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam, waar hij voornamelijk eigen ontwerpen verkocht. Tot 1959 heeft De Sleutel bestaan. De Sleutel groeide uit van een winkel in kunstnijverheidsproducten tot een winkel annex bureau voor binnenhuisarchitectuur waar ontwerpen van De Vries maar ook ontwerpen van anderen zoals Gerrit Rietveld te koop werden aangeboden. Coen de Vries had zich tot doel gesteld om goede, praktische, moderne en esthetisch verantwoorde meubelen tegen een betaalbare prijs te ontwikkelen. Geen pluche bij De Sleutel, maar meubels in licht hout, met eenvoudige constructie, stoffen in heldere kleuren. De Sleutel sloot nauw aan bij de opvattingen van de stichting Goed Wonen. Verschillende meubelen kregen het keurmerk van de Stichting Goed Wonen. De stichting Goed Wonen De Stichting Goed Wonen werd in 1946 opgericht ter bevordering van de wooncultuur voor brede lagen van de bevolking. Door middel van voorlichting in de vorm van lezingen, tentoonstellingen, het inrichten van modelwoningen en het uitgeven van een blad wilde Goed Wonen een bijdrage leveren aan de verhoging van de kwaliteit van het wonen of zelfs van het totale leven. Bij Goed Wonen leefde dankzij Johan Niegeman de opvattingen voort van het Bauhaus die gericht was op theoretische en praktische training. Ontwerpen van meubels vormde een onderdeel, maar nog belangrijker was materiaalkennis, kleurenleer, akoestiek, compositie en ergonomie. Daarnaast was een sociaal verantwoordelijkheidsgevoel een vanzelfsprekend uitgangspunt. Veel leerlingen van Johan Niegeman en Cor Alons kwamen terecht bij de stichting Goed Wonen. De verdiensten van Goed Wonen liggen vooral in de promotie van het moderne meubel en het luchtige, praktisch ingerichte interieur. In het door de Stichting uitgegeven blad werd regelmatig geschreven over 'doelmatig' inrichten en het voordeel van het 'massaproduct'. De eerste jaren van haar bestaan bracht Goed Wonen zelf meubels uit; bovendien kende zij het Goed Wonen-keurmerk toe." Coen de Vries was actief lid van de Stichting Goed Wonen. Tussen 1952 en 1961 werd een vijftal modelwoningen van Goed Wonen door hem ingericht: Weesp (1952-1953), Amsterdam (1956 en 1958-1959), Den Haag (1957) en Utrecht (1961). Deze woningen laten zien hoe men zou kunnen wonen, welke mogelijkheden er waren. In Amsterdam en Rotterdam richtte De Vries voor deze Stichting tevens voorlichtingscentra in. Van 1958 tot 1963 had hij zitting in de redactie van het tijdschrift Goed Wonen. De enorme schaarste aan woonruimte en materialen, als gevolg van de tweede wereldoorlog vormde een vruchtbare bodem voor de ontwikkeling van de ideeën van de stichting Goed Wonen. Noodgedwongen en gedreven door idealen streefde Goed Wonen naar een praktische en functionele inrichting gekenmerkt door uiterste eenvoud. Het functionalistische adagium 'form follows fuction' heeft hier geleid tot simpele en slimme oplossingen, gepaard aan constructief en technisch inzicht. Flexibiliteit en een zekere neutraliteit speelden daarbij een belangrijke rol. Continuïteit en openheid tussen de vertrekken in een woning, maar ook tussen de woning en de buitenwereld waren aanvankelijk de uitgangspunten. Coen de Vries was een duidelijk exponent van deze generatie. In Amsterdam richtte hij een modelwoning in aan de Martinus Nijhoffstraat in Slotermeer. Door de organisatie van de plattegrond vormden woonkamer en eetkeuken visueel een geheel, wat nog versterkt werd door de plaatsing van de eettafel in de keuken. Woonkamer en eetkeuken werden slechts gescheiden door een glaspui met deur. Eenheid en ruimtelijkheid werden bevorderd door overal dezelfde vloerbedekking toe te passen en veel glazen binnenwanden. Er was een centrale plaats gecreëerd voor de gemeenschappelijke hobby in het gezin: musiceren. De schaarste aan materialen en de beperkte ruimte van de woningen bracht De Vries tot het ontwikkelen van een groot aantal vernuftige oplossingen: verstelbare en uittrekbare planken voor een servieskast, tafels met uitrek systeem, kastjes met inschenkblad, met klep of schuifdeurtjes, een in hoogte en breedte uitbreidbare kast, bankbed in een handomdraai te veranderen in een bed, een verrijdbaar bed, gestandaardiseerd metalen onderstel geschikt voor diverse toepassingen, stalen kapstok met onderling verwisselbare haken al of niet met hoedenrek, uitbreidbare combinatiemeubel. In de jaren zestig gingen begrippen als privacy en intimiteit een grotere rol spelen. In het interieur kwam naast flexibiliteit meer aandacht voor gesloten en geborgen plekken. Dit werd ruimtelijk vertaald in vloerverhogingen en plafondverlagingen, ombouwen van bed en bank, en het plaatsen van schotten. Dat kwam onder meer tot uiting in de inrichting van de modelwoning van Coen de Vries in Utrecht. De meisjes- en jongenskamer benadrukten de intimiteit van de slaapkamer. De glaspui tussen woonkamer en ouderslaapkamer is grotendeels dichtgemaakt. Naast zijn werk voor Goed Wonen werd De Vries veel gevraagd voor het inrichten van woningen in de particuliere sfeer en verbouwingen van interieurs voor diverse opdrachtgevers. Omstreeks 1950 kreeg de industrie belangstelling voor de ontwerpers. Zij werden steeds vaker ingeschakeld voor een verantwoorde industriële vormgeving om zodoende de kwaliteit van het product op een hoger niveau te brengen. Friso Kramer ging ontwerpen voor De Cirkel, Wim Rietveld voor Gispen en Everest uit Rotterdam trok Coen de Vries aan. Kort na 1950 klopten twee Haagse bedrijven bij De Vries aan: Instrumentenfabriek Devo NV en NV Fabrikanten Hamer & Co. Zij wilden meubelen in productie nemen die De Vries voor De Sleutel had ontworpen en in eigen beheer uitgevoerd. Coen de Vries werkte voor beide bedrijven op freelance basis. Everest is de eerste fabrikant waarbij hij in min of meer "vaste dienst" was. Daarnaast kwamen er voor Coen de Vries opdrachten binnen van de Lipsfabrieken uit Dordrecht, de firma Palthe en de Venlose clubfauteuilfabriek. Lips trok in 1959 de ontwerper Coen de Vries aan om een geheel nieuwe serie kantoormeubelen te creëren. Het werd de Delta serie. Het ontwerp van de Lips Delta-serie was het resultaat van intensief "team work'. Voor de architectonische visie en de vormgeving van dit nieuwe ontwerp was Coen de Vries verantwoordelijk. De Lips Delta-serie is rationeel opgebouwd. d.w.z. met een beperkt aantal onderdelen was een vrijwel onbeperkt aantal combinaties mogelijk. Het geheel had een strakke lijn. Voor de firma Palthe heeft Coen de Vries in binnen- en buitenland een groot aantal winkels verbouwd en ingericht, waarbij hij door middel van gestandaardiseerde toonbankelementen, materialen en kleuren eenheid bracht. Ook werkte hij aan het beeldmerk van de bedrijfsstijl door bijvoorbeeld adviezen te geven over de kleuren van het autopark. Het woordmerk Palthe gaf De Vries in nauwe samenwerking met Wim Crouwel een moderner uiterlijk. Zijn werk voor deze bedrijven bestond voor een groot deel uit het inrichten van bedrijfspanden, expositiestands en showrooms. Deze firma's lieten het ontwikkelen van een nieuwe bedrijfsstijl aan De Vries over. Niet alleen stands en showrooms kregen een vernieuwd aanzien, hij verzorgde ook vaak hun handelsmerk en briefpapier. Tevens was hij als industrieel vormgever aan diverse bedrijven verbonden. Zo ontwierp hij series meubelen voor Eeka te Kampen, Everest te Rotterdam, en VCV te Venlo, en werkte hij als consulting designer bij Mepal, Lips, Gispen, Bruynzeel Kastenfabrieken, Eeka-meubelen en Fröscher (Duitsland). Lid van GKf en andere aktiviteiten De Vries was vanaf 1946 lid van de Gebonden Kunsten federatie (GKf), een groepering binnen de Federatie van Kunstenaarsverenigingen. De GKf werd gevormd door meubelontwerpers, woningwinkeliers en interieurarchitecten. Los van de Federatie van Kunstenaarsverenigingen stond de Kring van Industrieel Ontwerpers (KIO). De Vries was lid van de GKf én van de KIO. Na een onenigheid binnen de KIO werd door een aantal industrieel ontwerpers de Nederlandse Industriële Designers federatie (NIDf) opgericht. Deze groep bestond naast De Vries uit Charles Jongejans, Theun Theunisse van Manen, Dick Simonis (ontwerper bij zilverfabrikant Gero te Zeist), Friso Kramer, Kho Liang Ie, Wim Rietveld, Piet Zwart en Pieter Brattinga. De NIDf zocht vervolgens aansluiting bij de Federatie van Kunstenaarsverenigingen en heeft ongeveer 10 jaar bestaan. De groep interieurarchitecten binnen de GKf ging in de jaren zeventig samen met de Werkgroep Binnenhuis Architecten (WBA), waardoor de Beroepsvereniging van Nederlandse Interieurarchitecten (BNI) is ontstaan. De Vries zat jarenlang in het bestuur van de BNI. De BNI stond naast de Federatie maar bleef nauw betrokken met deze organisatie. De Vries heeft tevens in het bestuur gezeten van de Federatie "O", een samenwerkingsverband waarin ondermeer de BNI, BNA, en KIO vertegenwoordigd waren. Sinds 1946 was De Vries opgenomen in de Amsterdamse kunstenaarsgroep De 8. Van 1962 tot 1964 nam hij deel aan het NCRV-radioprogramma 'Tussen de bedrijven door' waarin hij antwoord gaf op ingezonden vragen met betrekking tot de woninginrichting. Van 1966 tot 1972 was De Vries lid van de Raad voor de Kunst, een nationaal adviescollege voor de minister van cultuur, en van 1977 tot 1980 van de Commissie Bouwkunst van de Amsterdamse Kunstraad. Van 1984 tot 1988 zette hij zich in voor de Stichting Beeldrecht. Coen de Vries behoorde tot de naoorlogse generatie van ontwerpers die zijn stempel drukte op de ontwikkeling van het Nederlandse meubel en interieur na 1945. Opleiding: Hogere Burgerschool Den Haag /1936-1937;Koninlijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag/1940-1946;uitwisselingsprogramma Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs Amsterdam/1946;Stichting Vakopleiding Meubileringsbedrijven, opleiding Vakbekwaamheid voor de Kleinhandel in Meubelen/ Nevenactiviteiten: Amsterdamse groep De 8 (Coen de Vries was lid van de Noordoostpoldergroep)/lid/1947-1949;1957 CIAM//1957;tijdschrift Goed Wonen/redactielid/1958-1963;Ontwikkelingsgroep ' Woning 1975' Bouwcentrum//1964;Causerieën radioprogramma NCRV 'Tussen de Bedrijven door'//1962-1964;Werkgroep tentoonstelling ' 3 miljoen Noord-Hollanders' //1967;Federatie Kunstenaarsverenigingen//1980;Stichting Werkplekverbetering in bedrijf en kantoor//1980;Technische werkgroep ' Geboden Toegang'//1980;Amsterdamse Kunstraad, commissie Bouwkunst//1980