Eesteren, Cornelis van

C. van Eesteren (1897-1988)<BR><BR>Cornelis van Eesteren is een zoon van Balten van Eesteren, firmant van het aannemersbedrijf Boele &amp; Van Eesteren; en hij leert het bouwen uit de praktijk kennen. Hij gaat voor theoretische onderbouwing naar de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam. Vanaf 1919 volgt hij het Voortgezet en Hoger Bouwkunst Onderricht in Amsterdam en behaalt de Prix de Rome met een ontwerp voor een Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten (1921). Van de hieraan verbonden geldprijs maakt hij in 1922 een reis naar Duitsland en Scandinavië, waar hij zich verdiept in de architectuur en stedenbouw van steden als Berlijn, Dresden, Praag en Wenen, en kennismaakt met het werk van architecten als E. Mendelsohn, Eliel Saarinen en Adolf Loos en met kunstenaars van de Bauhausopleiding in Weimar. Hij ontmoet Theo van Doesburg, met wie hij samen een drietal woningen ontwerpt en deze, door middel van tekeningen en maquettes, exposeert op de tentoonstelling Les Architectes du Groupe ‘De Stijl’ (Parijs, 1923). Van 1923 1924 vervolgt hij zijn opleiding in stedenbouwkundige richting aan het Institut des Hautes Etudes Urbaines aan de Sorbonne, de universiteit van Parijs.<BR>Terug in Nederland werkt Van Eesteren als chef de bureau bij architect Jan Wils, maar blijft zich sterk interesseren voor stedenbouwkunde. In 1925 levert hij prijsvraagontwerpen voor het Rokin in Amsterdam en voor de modernisering van de Berlijnse Boulevard Unter den Linden. In Duitsland is men er enthousiast over: hij wordt benoemd tot gastdocent aan de Staatliche Bauhochschule in Weimar voor de periode 1927 - 1930.<BR>Van Eesteren treedt in 1929 in dienst als hoofd van de recent opgerichte afdeling Stadsontwikkeling van de dienst der Publieke Werken in Amsterdam. Samen met zijn collega Th.K. van Lohuizen (1890-1956) werkt hij er aan het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Amsterdam (1934), dat de basis vormt voor de stadsuitbreidingen die na de Tweede Wereldoorlog worden gerealiseerd, zoals de Westelijke Tuinsteden en de wijk Buitenveldert. Van Eesteren is de geestelijke vader van ‘de functionele stad’ met strikte scheiding van functies zoals wonen, verkeer, werk, recreatie en natuur, zonder overigens de harmonische samenhang van het geheel uit het oog te verliezen.<BR>Na de Tweede Wereldoorlog staat de loopbaan van Van Eesteren vooral in het teken van de inrichting van de IJsselmeerpolders. Een belangrijk onderdeel hiervan is het plan voor Lelystad, dat het nieuwe centrum moet worden van de polders (1959 1964).<BR>Internationaal wordt Van Eesteren als een prominent stedenbouwkundige gezien. Hij is van 1930 1947 voorzitter van het Congrès Internationaux d’Architecture Moderne (CIAM) en is uit hoofde van die functie initiatiefnemer van het congres ‘De functionele stad’ in 1933. In 1948 wordt hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar stedenbouwkunde aan de Technische Hogeschool Delft. Samen met architect J.H. van den Broek doorbreekt hij de dominantie van de Delftse school aan de TH Delft en brengt het modernisme de opleiding binnen. In diezelfde periode vervult hij een gastdocentschap aan de universiteit van Santiago de Chile.<BR><BR>NB: het oeuvre van H.C. van Eesteren is niet (volledig) geïnventariseerd.<BR><BR>Nevenactiviteiten:<BR>TH Delft, afdeling bouwkunde/buitengewoon hoogleraar stedenbouwkunde/1948-?

Eesteren, Cornelis van

C. van Eesteren (1897-1988)<BR><BR>Cornelis van Eesteren is een zoon van Balten van Eesteren, firmant van het aannemersbedrijf Boele &amp; Van Eesteren; en hij leert het bouwen uit de praktijk kennen. Hij gaat voor theoretische onderbouwing naar de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam. Vanaf 1919 volgt hij het Voortgezet en Hoger Bouwkunst Onderricht in Amsterdam en behaalt de Prix de Rome met een ontwerp voor een Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten (1921). Van de hieraan verbonden geldprijs maakt hij in 1922 een reis naar Duitsland en Scandinavië, waar hij zich verdiept in de architectuur en stedenbouw van steden als Berlijn, Dresden, Praag en Wenen, en kennismaakt met het werk van architecten als E. Mendelsohn, Eliel Saarinen en Adolf Loos en met kunstenaars van de Bauhausopleiding in Weimar. Hij ontmoet Theo van Doesburg, met wie hij samen een drietal woningen ontwerpt en deze, door middel van tekeningen en maquettes, exposeert op de tentoonstelling Les Architectes du Groupe ‘De Stijl’ (Parijs, 1923). Van 1923 1924 vervolgt hij zijn opleiding in stedenbouwkundige richting aan het Institut des Hautes Etudes Urbaines aan de Sorbonne, de universiteit van Parijs.<BR>Terug in Nederland werkt Van Eesteren als chef de bureau bij architect Jan Wils, maar blijft zich sterk interesseren voor stedenbouwkunde. In 1925 levert hij prijsvraagontwerpen voor het Rokin in Amsterdam en voor de modernisering van de Berlijnse Boulevard Unter den Linden. In Duitsland is men er enthousiast over: hij wordt benoemd tot gastdocent aan de Staatliche Bauhochschule in Weimar voor de periode 1927 - 1930.<BR>Van Eesteren treedt in 1929 in dienst als hoofd van de recent opgerichte afdeling Stadsontwikkeling van de dienst der Publieke Werken in Amsterdam. Samen met zijn collega Th.K. van Lohuizen (1890-1956) werkt hij er aan het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Amsterdam (1934), dat de basis vormt voor de stadsuitbreidingen die na de Tweede Wereldoorlog worden gerealiseerd, zoals de Westelijke Tuinsteden en de wijk Buitenveldert. Van Eesteren is de geestelijke vader van ‘de functionele stad’ met strikte scheiding van functies zoals wonen, verkeer, werk, recreatie en natuur, zonder overigens de harmonische samenhang van het geheel uit het oog te verliezen.<BR>Na de Tweede Wereldoorlog staat de loopbaan van Van Eesteren vooral in het teken van de inrichting van de IJsselmeerpolders. Een belangrijk onderdeel hiervan is het plan voor Lelystad, dat het nieuwe centrum moet worden van de polders (1959 1964).<BR>Internationaal wordt Van Eesteren als een prominent stedenbouwkundige gezien. Hij is van 1930 1947 voorzitter van het Congrès Internationaux d’Architecture Moderne (CIAM) en is uit hoofde van die functie initiatiefnemer van het congres ‘De functionele stad’ in 1933. In 1948 wordt hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar stedenbouwkunde aan de Technische Hogeschool Delft. Samen met architect J.H. van den Broek doorbreekt hij de dominantie van de Delftse school aan de TH Delft en brengt het modernisme de opleiding binnen. In diezelfde periode vervult hij een gastdocentschap aan de universiteit van Santiago de Chile.<BR><BR>NB: het oeuvre van H.C. van Eesteren is niet (volledig) geïnventariseerd.<BR><BR>Nevenactiviteiten:<BR>TH Delft, afdeling bouwkunde/buitengewoon hoogleraar stedenbouwkunde/1948-?