Roosenburg, Dirk (sr.)

(verkorte versie Bonas Essay) D. Roosenburg Dirk Roosenburg heeft vele belangrijke architectonische werken op zijn naam staan. Hij heeft van de jaren twintig tot en met de jaren vijftig talloze grote projecten uitgevoerd, van de hoofdkantoren van grote multinationals als KLM en Philips, tot stedenbouwkundige plannen en de Zuiderzeewerken. Toch is Roosenburg minder bekend dan bijvoorbeeld zijn tijdgenoten Oud en Dudok. Roosenburg viel op door zijn eigen manier van ontwerpen. Hij liet zich niet vatten in een stroming binnen de architectuur, maar ging heel bewust zijn eigen, weloverwogen weg. Roosenburg volgde de technische ontwikkelingen binnen de bouwwereld op de voet en implementeerde deze vrijwel direct in zijn eigen ontwerpen. Een van de opvallendste kenmerken van zijn werk, naast een eerlijk materiaalgebruik en een gedegen afwerking, is het hoge technische peil van zowel de voorzieningen als de constructie. Jeugd en opleiding Dirk Roosenburg werd op 1 februari 1887 geboren in Den Haag. In die tijd maakt hij ook voor het eerst kennis met Albert Plesman (1889-1953). Deze zou hij jaren later weer tegenkomen om een hechte vriendschap als ook een zakenrelatie mee te krijgen. In 1905 begon Roosenburg zijn studie bouwkunde aan de Technische Hogeschool in Delft. Hij genoot met volle teugen van het studentenleven. Van 1909 tot 1910 verbleef Roosenburg in Duitsland en Italië, niet alleen voor de studie maar ook om persoonlijke redenen: zijn familie was het niet eens met zijn voornemen om met Annie Luyt te trouwen, een zes jaar oudere vrouw uit een minder deftige familie. De eerste jaren als zelfstandig architect (1916-1921) In 1911 had Roosenburg ook zijn studie bouwkunde afgerond en het bruidspaar vertrok voor een jaar naar Parijs, waar Roosenburg een vervolgcursus aan de École des Beaux Arts volgde. Na dat jaar keerden ze weer terug naar Nederland en kreeg Roosenburg achtereenvolgens een baan op het bureau van Jan Stuyt, de Rijksgebouwendienst en het bureau van H.P. Berlage, waarna hij in 1916 voor zichzelf begon. In datzelfde jaar 1916 werd Roosenburg door Rijkswaterstaat gevraagd zijn medewerking te verlenen aan de Maas-Waalkanaalwerken door de gebouwen, die daarvoor ontwikkeld werden, architectonisch vorm te geven. Na dit project kwam het Rijk tot de conclusie dat bij de aanleg van waterbouwkundige werken het oog van de architect niet kon ontbreken en men bood Roosenburg de functie van esthetisch adviseur voor Rijkswaterstaat aan. Een aantal jaren later zou hij deze zelfde functie ook voor de Dienst der Zuiderzeewerken vervullen bij de totstandkoming van de Afsluitdijk en de Wieringermeerwerken. In 1919 associeerde Roosenburg zich met ir. L. Scheffer en jhr.ir. A.H. Op ten Noort in het Technisch Adviesbureau Roosenburg, Op ten Noort en Scheffer (TABROS). Dit samenwerkingsverband was echter slechts een kort leven beschoren, het beviel Roosenburg zo slecht dat hij zich in 1921 besloot uit te kopen. De samenwerking met Philips en KLM In 1919 kwamen bij TABROS de eerste opdrachten van Philips binnen. Vooral Roosenburg was bij deze projecten betrokken en nam de opdrachten na zijn vertrek bij TABROS mee. Dankzij de precisie, degelijkheid en flexibiliteit zijn bijna alle gebouwen die Roosenburg voor Philips ontworpen heeft, vandaag de dag nog in gebruik. Sommige door Philips zelf, andere hebben een nieuwe functie gekregen. Het idee van het staalskelet en de flexibele wanden functioneerde zo goed dat Roosenburg het heeft toegepast in bijna al zijn grote ontwerpen. In 1919 kwam Roosenburg ook zijn jeugdvriend Albert Plesman weer tegen. Deze had in 1918 het plan opgevat een grote luchtvaarttentoonstelling te organiseren in Amsterdam en vroeg Roosenburg de gebouwen hiervoor te ontwerpen. De hallen die Roosenburg uiteindelijk ontwierp, hadden voor die tijd een bijzondere houten spantconstructie met een overspanning van ruim dertig meter. De ELTA opende op 1 juli 1919. De tentoonstelling was een groot succes en resulteerde in oktober 1919 in de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij, de KLM, onder leiding van Albert Plesman. Roosenburg zou nog vele terminals, loodsen, kantoren en dienstwoningen voor de KLM ontwerpen. Het eigen bureau komt van de grond Roosenburg had in de jaren twintig meer dan voldoende opdrachten om zijn hoofd boven water te houden. Zo gaf hij aan het eind van de jaren twintig uitvoering aan de idee van Berlage, dat het ontwerpen van een menswaardige woning voor sociaal zwakkeren een belangrijke taak voor de architect vormde. Niet alleen in Den Haag staan villa's van Roosenburgs hand, alhoewel hier wel het zwaartepunt ligt. In Vlissingen heeft hij aan de Boulevard een drietal villa's ontworpen met als hoogtepunt de grootste van de drie, "Het Wooldhuis", voor de burgemeester van Vlissingen, Albert van Woelderen. Aan het einde van de jaren twintig ontvangt Roosenburg een opdracht die zijn technisch vernuft danig op de proef zou stellen, het betrof een ontwerp voor het hoofdkantoor van de Oranje Nassau Mijnen in Heerlen. De crisisjaren In tegenstelling tot de jaren twintig had Roosenburg in de crisisjaren (1930-1937) weinig werk: Roosenburg stond bekend als een "duur architect" die niet op zijn ontwerpen wenste te bezuinigen. De hoge prijs die aan zijn architectuur verbonden was, was niet het gevolg van het gebruik van dure materialen, maar - zoals de criticus A.J. van der Steur opmerkte - van de hoge kwaliteit van Roosenburgs werk. Het tekort aan opdrachten betekende wel dat Roosenburg tijd had om bouwkunde te doceren aan de Academie in Amsterdam waar Berlage het hoofd van was. De overheid stelde zich in de jaren dertig minder behoudend op dan de particuliere projectontwikkelaars en gaf Roosenburg de opdracht tot het ontwerpen van een tweetal prestigieuze bouwwerken: het Nederlands Paviljoen op de Wereldtentoonstelling van 1935 in Brussel en de Rijksverzekeringsbank te Amsterdam. Na de Tweede Wereldoorlog Als gevolg van de Tweede Wereldoorlog waren vele gebouwen verwoest. Zo ook de fabrieken en kantoren van Philips. Roosenburg werd gevraagd de herbouw van deze complexen te leiden. In 1948 ging Roosenburg samen met Van den Broek als Nederlandse afvaardiging naar Lausanne om daar tijdens de "Assemble Constitutive de l' U.I.A." mee te werken aan de opzet van een internationale organisatie. Roosenburg was geregeld jury- of commissielid voor diverse prijsvragen of onderzoeken. In 1955 kreeg hij ook zijn eigen commissie: de "Commissie Roosenburg". Deze zou het BNA-bestuur advies geven over de toelatingseisen die aan architecten gesteld zouden moeten worden om lid te mogen zijn van de BNA. Dit om het niveau van de architectenleden op te trekken, iets waar Roosenburg zich altijd sterk voor heeft gemaakt. Zoals eerder vermeld werd Roosenburg al in 1916 de functie van esthetisch adviseur voor Rijkswaterstaat gegeven. Maar ook bij het totstandkomen van de Zuiderzeewerken was Roosenburg als esthetisch adviseur betrokken. Roosenburg, Verhave en Luyt Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog besloot Roosenburg tot het oprichten van een maatschap. Ten eerste vanwege het toenemende aantal opdrachten, maar ook zeker om "de in voorgaande twintig jaren (..) opgebouwde kennis en ervaring niet verloren (te) laten gaan". De maatschap werd in 1946 officieel opgericht. In eerste instantie werden de al langer bij Roosenburg werkende architecten P. Verhave en ir. J.G.E. Luyt partner en in 1957 trad ook W. de Iong tot de maatschap toe. Het oeuvre van Roosenburg beslaat naast de vele gebouwen ook een heel aantal uitbreidings- of wederopbouwplannen voor steden en dorpen. Eén van die plannen betrof de Wederopbouw en sanering van Vlissingen. Het voortbestaan van het architectenbureau Roosenburg wilde door het aannemen van jongere architecten het voortbestaan van zijn architectenbureau veiligstellen. Aan het eind van de vijftiger jaren trekt Roosenburg zich steeds meer terug uit zijn bureau, maar blijft wel altijd voor advies en hulp beschikbaar. Op zijn 70e verjaardag, op 1 februari 1957, trad hij definitief terug uit het architectenbureau. Als Roosenburg op 11 januari 1962 komt te overlijden, zetten zijn partners het architectenbureau voort. Opleiding: TH Delft/1905-1911

Roosenburg, Dirk (sr.)

(verkorte versie Bonas Essay) D. Roosenburg Dirk Roosenburg heeft vele belangrijke architectonische werken op zijn naam staan. Hij heeft van de jaren twintig tot en met de jaren vijftig talloze grote projecten uitgevoerd, van de hoofdkantoren van grote multinationals als KLM en Philips, tot stedenbouwkundige plannen en de Zuiderzeewerken. Toch is Roosenburg minder bekend dan bijvoorbeeld zijn tijdgenoten Oud en Dudok. Roosenburg viel op door zijn eigen manier van ontwerpen. Hij liet zich niet vatten in een stroming binnen de architectuur, maar ging heel bewust zijn eigen, weloverwogen weg. Roosenburg volgde de technische ontwikkelingen binnen de bouwwereld op de voet en implementeerde deze vrijwel direct in zijn eigen ontwerpen. Een van de opvallendste kenmerken van zijn werk, naast een eerlijk materiaalgebruik en een gedegen afwerking, is het hoge technische peil van zowel de voorzieningen als de constructie. Jeugd en opleiding Dirk Roosenburg werd op 1 februari 1887 geboren in Den Haag. In die tijd maakt hij ook voor het eerst kennis met Albert Plesman (1889-1953). Deze zou hij jaren later weer tegenkomen om een hechte vriendschap als ook een zakenrelatie mee te krijgen. In 1905 begon Roosenburg zijn studie bouwkunde aan de Technische Hogeschool in Delft. Hij genoot met volle teugen van het studentenleven. Van 1909 tot 1910 verbleef Roosenburg in Duitsland en Italië, niet alleen voor de studie maar ook om persoonlijke redenen: zijn familie was het niet eens met zijn voornemen om met Annie Luyt te trouwen, een zes jaar oudere vrouw uit een minder deftige familie. De eerste jaren als zelfstandig architect (1916-1921) In 1911 had Roosenburg ook zijn studie bouwkunde afgerond en het bruidspaar vertrok voor een jaar naar Parijs, waar Roosenburg een vervolgcursus aan de École des Beaux Arts volgde. Na dat jaar keerden ze weer terug naar Nederland en kreeg Roosenburg achtereenvolgens een baan op het bureau van Jan Stuyt, de Rijksgebouwendienst en het bureau van H.P. Berlage, waarna hij in 1916 voor zichzelf begon. In datzelfde jaar 1916 werd Roosenburg door Rijkswaterstaat gevraagd zijn medewerking te verlenen aan de Maas-Waalkanaalwerken door de gebouwen, die daarvoor ontwikkeld werden, architectonisch vorm te geven. Na dit project kwam het Rijk tot de conclusie dat bij de aanleg van waterbouwkundige werken het oog van de architect niet kon ontbreken en men bood Roosenburg de functie van esthetisch adviseur voor Rijkswaterstaat aan. Een aantal jaren later zou hij deze zelfde functie ook voor de Dienst der Zuiderzeewerken vervullen bij de totstandkoming van de Afsluitdijk en de Wieringermeerwerken. In 1919 associeerde Roosenburg zich met ir. L. Scheffer en jhr.ir. A.H. Op ten Noort in het Technisch Adviesbureau Roosenburg, Op ten Noort en Scheffer (TABROS). Dit samenwerkingsverband was echter slechts een kort leven beschoren, het beviel Roosenburg zo slecht dat hij zich in 1921 besloot uit te kopen. De samenwerking met Philips en KLM In 1919 kwamen bij TABROS de eerste opdrachten van Philips binnen. Vooral Roosenburg was bij deze projecten betrokken en nam de opdrachten na zijn vertrek bij TABROS mee. Dankzij de precisie, degelijkheid en flexibiliteit zijn bijna alle gebouwen die Roosenburg voor Philips ontworpen heeft, vandaag de dag nog in gebruik. Sommige door Philips zelf, andere hebben een nieuwe functie gekregen. Het idee van het staalskelet en de flexibele wanden functioneerde zo goed dat Roosenburg het heeft toegepast in bijna al zijn grote ontwerpen. In 1919 kwam Roosenburg ook zijn jeugdvriend Albert Plesman weer tegen. Deze had in 1918 het plan opgevat een grote luchtvaarttentoonstelling te organiseren in Amsterdam en vroeg Roosenburg de gebouwen hiervoor te ontwerpen. De hallen die Roosenburg uiteindelijk ontwierp, hadden voor die tijd een bijzondere houten spantconstructie met een overspanning van ruim dertig meter. De ELTA opende op 1 juli 1919. De tentoonstelling was een groot succes en resulteerde in oktober 1919 in de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij, de KLM, onder leiding van Albert Plesman. Roosenburg zou nog vele terminals, loodsen, kantoren en dienstwoningen voor de KLM ontwerpen. Het eigen bureau komt van de grond Roosenburg had in de jaren twintig meer dan voldoende opdrachten om zijn hoofd boven water te houden. Zo gaf hij aan het eind van de jaren twintig uitvoering aan de idee van Berlage, dat het ontwerpen van een menswaardige woning voor sociaal zwakkeren een belangrijke taak voor de architect vormde. Niet alleen in Den Haag staan villa's van Roosenburgs hand, alhoewel hier wel het zwaartepunt ligt. In Vlissingen heeft hij aan de Boulevard een drietal villa's ontworpen met als hoogtepunt de grootste van de drie, "Het Wooldhuis", voor de burgemeester van Vlissingen, Albert van Woelderen. Aan het einde van de jaren twintig ontvangt Roosenburg een opdracht die zijn technisch vernuft danig op de proef zou stellen, het betrof een ontwerp voor het hoofdkantoor van de Oranje Nassau Mijnen in Heerlen. De crisisjaren In tegenstelling tot de jaren twintig had Roosenburg in de crisisjaren (1930-1937) weinig werk: Roosenburg stond bekend als een "duur architect" die niet op zijn ontwerpen wenste te bezuinigen. De hoge prijs die aan zijn architectuur verbonden was, was niet het gevolg van het gebruik van dure materialen, maar - zoals de criticus A.J. van der Steur opmerkte - van de hoge kwaliteit van Roosenburgs werk. Het tekort aan opdrachten betekende wel dat Roosenburg tijd had om bouwkunde te doceren aan de Academie in Amsterdam waar Berlage het hoofd van was. De overheid stelde zich in de jaren dertig minder behoudend op dan de particuliere projectontwikkelaars en gaf Roosenburg de opdracht tot het ontwerpen van een tweetal prestigieuze bouwwerken: het Nederlands Paviljoen op de Wereldtentoonstelling van 1935 in Brussel en de Rijksverzekeringsbank te Amsterdam. Na de Tweede Wereldoorlog Als gevolg van de Tweede Wereldoorlog waren vele gebouwen verwoest. Zo ook de fabrieken en kantoren van Philips. Roosenburg werd gevraagd de herbouw van deze complexen te leiden. In 1948 ging Roosenburg samen met Van den Broek als Nederlandse afvaardiging naar Lausanne om daar tijdens de "Assemble Constitutive de l' U.I.A." mee te werken aan de opzet van een internationale organisatie. Roosenburg was geregeld jury- of commissielid voor diverse prijsvragen of onderzoeken. In 1955 kreeg hij ook zijn eigen commissie: de "Commissie Roosenburg". Deze zou het BNA-bestuur advies geven over de toelatingseisen die aan architecten gesteld zouden moeten worden om lid te mogen zijn van de BNA. Dit om het niveau van de architectenleden op te trekken, iets waar Roosenburg zich altijd sterk voor heeft gemaakt. Zoals eerder vermeld werd Roosenburg al in 1916 de functie van esthetisch adviseur voor Rijkswaterstaat gegeven. Maar ook bij het totstandkomen van de Zuiderzeewerken was Roosenburg als esthetisch adviseur betrokken. Roosenburg, Verhave en Luyt Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog besloot Roosenburg tot het oprichten van een maatschap. Ten eerste vanwege het toenemende aantal opdrachten, maar ook zeker om "de in voorgaande twintig jaren (..) opgebouwde kennis en ervaring niet verloren (te) laten gaan". De maatschap werd in 1946 officieel opgericht. In eerste instantie werden de al langer bij Roosenburg werkende architecten P. Verhave en ir. J.G.E. Luyt partner en in 1957 trad ook W. de Iong tot de maatschap toe. Het oeuvre van Roosenburg beslaat naast de vele gebouwen ook een heel aantal uitbreidings- of wederopbouwplannen voor steden en dorpen. Eén van die plannen betrof de Wederopbouw en sanering van Vlissingen. Het voortbestaan van het architectenbureau Roosenburg wilde door het aannemen van jongere architecten het voortbestaan van zijn architectenbureau veiligstellen. Aan het eind van de vijftiger jaren trekt Roosenburg zich steeds meer terug uit zijn bureau, maar blijft wel altijd voor advies en hulp beschikbaar. Op zijn 70e verjaardag, op 1 februari 1957, trad hij definitief terug uit het architectenbureau. Als Roosenburg op 11 januari 1962 komt te overlijden, zetten zijn partners het architectenbureau voort. Opleiding: TH Delft/1905-1911