Steur, Albert Johan van der (1895-1963)

A.J. van der Steur (1895-1963) en G.H. Kleinhout (1881-1958) Albert Johan van der Steur, afkomstig uit een architectenfamilie, studeert in 1920 af aan de Technische Hogeschool in Delft. Hierna gaat hij op het architectenbureau van Karel Muller in Hengelo aan de slag. Gerrit Herman Kleinhout, chef de bureau bij J.H.W. Leliman, haalt Van der Steur vervolgens als ontwerper binnen, wanneer hij het bureau van Leliman in 1921 overneemt na diens plotselinge overlijden. De naam blijft op verzoek van de weduwe Leliman ‘Architectenbureau Leliman’, maar wordt in 1930 omgezet in ‘Architectenbureau Kleinhout en Van der Steur’. Na het overlijden van Kleinhout gaat Van der Steur een samenwerking aan met W.F. Snieder. Wanneer Van der Steur in 1963 sterft, associeert Snieder zich met H. Duyvendak. Met de komst van een derde architect heet het bureau Snieder, Duyvendak en Bakker in de periode 1970-1992, waarna het bureau overgenomen wordt door J. Snieder, een zoon van W.F. Snieder. In het vooroorlogse werk van het bureau is de invloed van de Amsterdamse School, van Dudok en de Delftse School terug te zien, waarbij vooral de sobere detaillering opvalt. Na de oorlog hanteert het bureau vooral de traditionele Delftse Schoolstijl bij de ontwerpen voor wederopbouwprojecten. Van der Steur heeft naam gemaakt als restauratiearchitect, bijvoorbeeld voor de Oude en Nieuwe Kerk in Amsterdam. Met zijn nieuwe vleugel voor het stadhuis in Haarlem (1937-1940) weet hij uitstekend aan te sluiten bij de bestaande bouw. Vanaf 1930 is hij als esthetisch adviseur verbonden aan het Bruggenbureau van Rijkswaterstaat waaraan hij ‘advies inzake architectonische aspecten en de landschappelijke inpassing van grote rivierbruggen’ geeft. Eén van zijn projecten is de IJsselbrug bij Deventer. Van der Steur speelt een belangrijke rol in de architectenwereld door zijn bestuurlijke werk. Hij is actief lid van de Bond van Nederlandse Architecten, de BNA, vanaf 1928 en tussen 1945 en 1953 voorzitter en aansluitend erevoorzitter van de Bond. In de periode 1927-1955 neemt hij actief deel aan internationale architectuurcongressen. Hij is vanaf 1956 lid van de Commissie Regulering Architectenberoep en vanaf 1960 lid van de Uitvoeringscommissie Regulering Architectenberoep. Daarnaast zet hij zich vele jaren in als docent èn als lid van het bestuur van de Academie van Bouwkunst. In de geschiedenis van het Nederlands Architectuurinstituut speelt hij ook een rol. Hij de eerste voorzitter van de Stichting Architectuurmuseum, de SAM, die in 1955 wordt opgericht met het doel op termijn een architectuurmuseum te realiseren. NB: het oeuvre van A.J. van der Steur is niet (volledig) geïnventariseerd.

Steur, Albert Johan van der (1895-1963)

A.J. van der Steur (1895-1963) en G.H. Kleinhout (1881-1958) Albert Johan van der Steur, afkomstig uit een architectenfamilie, studeert in 1920 af aan de Technische Hogeschool in Delft. Hierna gaat hij op het architectenbureau van Karel Muller in Hengelo aan de slag. Gerrit Herman Kleinhout, chef de bureau bij J.H.W. Leliman, haalt Van der Steur vervolgens als ontwerper binnen, wanneer hij het bureau van Leliman in 1921 overneemt na diens plotselinge overlijden. De naam blijft op verzoek van de weduwe Leliman ‘Architectenbureau Leliman’, maar wordt in 1930 omgezet in ‘Architectenbureau Kleinhout en Van der Steur’. Na het overlijden van Kleinhout gaat Van der Steur een samenwerking aan met W.F. Snieder. Wanneer Van der Steur in 1963 sterft, associeert Snieder zich met H. Duyvendak. Met de komst van een derde architect heet het bureau Snieder, Duyvendak en Bakker in de periode 1970-1992, waarna het bureau overgenomen wordt door J. Snieder, een zoon van W.F. Snieder. In het vooroorlogse werk van het bureau is de invloed van de Amsterdamse School, van Dudok en de Delftse School terug te zien, waarbij vooral de sobere detaillering opvalt. Na de oorlog hanteert het bureau vooral de traditionele Delftse Schoolstijl bij de ontwerpen voor wederopbouwprojecten. Van der Steur heeft naam gemaakt als restauratiearchitect, bijvoorbeeld voor de Oude en Nieuwe Kerk in Amsterdam. Met zijn nieuwe vleugel voor het stadhuis in Haarlem (1937-1940) weet hij uitstekend aan te sluiten bij de bestaande bouw. Vanaf 1930 is hij als esthetisch adviseur verbonden aan het Bruggenbureau van Rijkswaterstaat waaraan hij ‘advies inzake architectonische aspecten en de landschappelijke inpassing van grote rivierbruggen’ geeft. Eén van zijn projecten is de IJsselbrug bij Deventer. Van der Steur speelt een belangrijke rol in de architectenwereld door zijn bestuurlijke werk. Hij is actief lid van de Bond van Nederlandse Architecten, de BNA, vanaf 1928 en tussen 1945 en 1953 voorzitter en aansluitend erevoorzitter van de Bond. In de periode 1927-1955 neemt hij actief deel aan internationale architectuurcongressen. Hij is vanaf 1956 lid van de Commissie Regulering Architectenberoep en vanaf 1960 lid van de Uitvoeringscommissie Regulering Architectenberoep. Daarnaast zet hij zich vele jaren in als docent èn als lid van het bestuur van de Academie van Bouwkunst. In de geschiedenis van het Nederlands Architectuurinstituut speelt hij ook een rol. Hij de eerste voorzitter van de Stichting Architectuurmuseum, de SAM, die in 1955 wordt opgericht met het doel op termijn een architectuurmuseum te realiseren. NB: het oeuvre van A.J. van der Steur is niet (volledig) geïnventariseerd.