Leliman, Johannes Hendrik Willem

(verkorte versie Bonas Essay) Johannes Hendrik Willem Leliman werd op 26 augustus 1878 geboren. Reeds op jeugdige leeftijd ontwikkelde hij zijn tekentalent door zijn vaders architectuurschetsen te kopiëren. Willem Leliman begon zijn architectenloopbaan in 1900 in zijn ouderlijk huis te Amsterdam. Pas in 1917 betrok hij zijn zelf ontworpen huis annex bureau in Baarn, waar hij nog slechts enkele jaren actief was; hij overleed in 1921. Het gebouwde oeuvre van Willem Leliman wordt echter vooral gekarakteriseerd door woningbouwcomplexen en villa's. Daarnaast bouwde hij ook enkele bedrijfsgebouwen en twee kerken. Hij had grote belangstelling voor de volkshuisvesting, waarbij de uit Engeland overgewaaide tuinstadgedachte zijn grootste inspiratiebron vormde. Ook de niet uitgevoerde stedenbouwkundige plannen die hij voor Hoofddorp en Aalsmeer ontwierp, vertonen tuinstadachtige elementen. Inspiratiebronnen voor zijn villa's vond hij in Duitsland, Zwitserland en Engeland. Leliman was een drukbezet man. Hoewel zijn carrière niet veel meer dan twintig jaar omvatte, telt een door zijn chef de bureau gemaakt overzicht van bestekken en tekeningen bijna tweehonderd werken en vervulde hij zowel binnen de eigen vakkring als daarbuiten vele functies. Het was Willem Leliman die in 1912 in een artikel tot de stichting van een Architectuurmuseum opriep. Hij had veel interesse in kunstgeschiedenis en was dan ook een fervent boekenverzamelaar. Na het behalen van zijn HBS-diploma in Amsterdam volgde Willem Leliman van 1895-1899 de opleiding tot bouwkundig ingenieur aan de Polytechnische School te Delft. Al tijdens zijn studie deed hij zich als een zeer geëngageerd persoon kennen, die zeer snel in de pen klom. Zijn belangstelling voor de architectuurgeschiedenis groeide door de lessen die hij kreeg van de befaamde Delftse hoogleraar in de 'Schoone Bouwkunst' E.H. Gugel. Reeds in zijn studententijd begon hij met het geven van lezingen bij verschillende kunst- en architectuurverenigingen, zoals de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst en Architectura et Amicitia, en schreef hij artikelen in het Bouwkundig Weekblad en De Ingenieur. Architectuur en maatschappij De onderwerpen van Willem Lelimans artikelen en lezingen lagen op het terrein van de architectuurgeschiedenis, de volkshuisvesting en de dagelijkse bouwpraktijk. Ondanks zijn grote geschreven produktie speelde hij geen actieve rol in het architectuurdebat van zijn tijd. Het streven van de architectuur moest volgens hem parallel lopen met het streven van een algemene levensbeschouwing. Lelimans gebouwde oeuvre lijkt op het eerste gezicht wat behoudend, maar is vooral humaan en op de gebruiker gericht. Uit de ontwerpen voor villa's, stadswoonhuizen en arbeiderswoningen blijkt een voorkeur voor een grote mate van leefbaarheid, gerealiseerd door praktische plattegronden en een heldere ruimtelijke hiërarchie. Hij streefde daarbij naar een zekere intimiteit; was wars van monumentaliteit en nam in de detaillering van zijn gebouwen steeds menselijke maten en gebruiksgemak als uitgangspunt. Monumentenzorg of Heemschut In 1919 werd Willem Leliman benoemd tot lid van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, afdeeling voor het inventariseeren en beschrijven (afdeeling A). De werkzaamheden bestonden uit het inventariseren en beschrijven van de Nederlandse monumenten van vóór 1850. Hij werd ingedeeld bij de subcommissie die Noord-Holland zou beschrijven, samen met J.A. Frederiks, dr. E.J. Haslinghuis, mr.dr. J.C. Overvoorde en W. te Riele Gzn. Veel heeft hij in deze commissie niet kunnen doen. De bekrachtiging van zijn aanstelling bleef enige tijd liggen op het ministerie en vervolgens moest hij bij enkele vergaderingen wegens andere werkzaamheden verstek laten gaan. Pas op de elfde vergadering, op 10 juni 1920, dus een jaar na zijn benoeming, liet hij zich zien. Zijns afwezigheid tijdens de vergaderingen van de Rijkscommissie had niet alleen met zijn gezondheid te maken, maar ook met tijdgebrek vanwege zijn betrokkenheid bij de nieuwe Bond Heemschut. Op 2 februari 1911 was de feitelijjke oprichting van de Bond Heemschut. Met ongeveer hetzelfde doel voor ogen pleitte hij voor openbare adviesbureaus die preventief zouden werken tegen de ontsiering van stad en land. Het esthetisch peil van de architectuur zou ermee opgeschroefd kunnen worden. Een architectuurmuseum Willem Leliman was degene die in 1912 in een artikel in De Bouwwereld als eerste opriep om tot een architectuurmuseum te komen, een museum dat uiteindelijk als Nederlands Architectuurinstituut in 1988 werkelijkheid zou worden. In zijn artikel uit 1912 komt naar voren wat volgens hem onder een architectuurmuseum moest worden verstaan. Het museum moest zich voorlopig in hoofdzaak beperken tot het verzamelen van liefst originele tekeningen en modellen. Later, als de omstandigheden gunstiger zouden worden, konden daaromheen andere, aanvullende verzamelingen worden verworven. De opzet zou zelfs nog ruimer kunnen worden, wanneer het museum samen zou gaan met een instelling die reeds een verzameling boeken, foto's, afgietsels, dia's ('lantaarnplaten') en dergelijke bezat, zoals de toenmalige Technische Hogeschool in Delft. Zo zou een waardevol bouwkundig studiecentrum kunnen ontstaan. Reeds in 1911 begon zijn idee van een architectuurmuseum vorm te krijgen, zoals de titel van een redactioneel artikel aangeeft: 'Een museum van bouwkundige teekeningen'. Hierin werden architecten gemaand om meer belang te hechten aan hun eigen tekeningen. In een tekening, zo vond hij, kon de ontwerper zijn persoonlijkheid leggen. Beter dan de zuiverste opmeting zou de originele tekening, door de ontwerper zelf of onder diens directe leiding vervaardigd, de bedoeling van een ontwerp duidelijk maken. Ook studietekeningen, prijsvraagontwerpen, schetsen en voorontwerpen hoorden in het museum thuis. Als gevolg van het artikel uit 1912 werd nog datzelfde jaar, op voorstel van het bestuur van de vereniging Architectura et Amicitia, een commissie benoemd om de voorbereiding van een dergelijk museum in studie te nemen. Tot leden der commissie werden in eerste instantie Jonas Ingenohl, J.H. de Groot en W.A.E. van der Pluym benoemd en vervolgens ook prof. H. Brugmans, prof. A. Derkinderen, jhr. H. Teding van Berkhout, ir. Jos Th. Cuypers, prof. H. Evers, dr. J. Kalf, J.M. van der Mey, ir. F. Slothouwer en prof. dr. W. Vogelensang. De berichtgeving over het architectuurmuseum in De Bouwwereld stokte op het moment dat Weissman na Lelimans overlijden in 1921 de redactie op zich nam. Na zestig jaar werd Lelimans idee alsnog gerealiseeerd; de schepper van het idee leeft voort in de naamgeving van de Vereniging Leliman, de vereniging van vrienden van het Nederlands Architectuurinstituut. Leliman als ontwerper Ook als architect wist Leliman al snel de aandacht te trekken. In 1900, het jaar waarin hij zich als zelfstandig architect vestigde, drong hij door tot de eindkamp van de Prix de Rome. Met een ontwerp voor een Paleis van Justitie moest hij het evenwel afleggen tegen J.F. Buchel uit Rotterdam. Een felle en bittere discussie was het gevolg. Leliman liet door middel van een brief aan de minister van Binnenlandse Zaken weten geen genoegen te nemen met de argumentatie van de jury en vroeg deze zijn tweede prijs terug te nemen onder vermelding van het feit dat dit op zijn eigen verzoek was geschied. Zijn eerste grote opdracht haalde Leliman binnen door het winnen van een prijsvraag in 1903 voor een Remonstrantse kerk in Arnhem, die in iets gewijzigde vorm werd uitgevoerd en inmiddels gesloopt is. Ook werd zijn prijsvraagontwerp voor een badhuis bekroond en behaalde hij de eerste prijs in een prijsvraag in 1905 voor een winkelpand voor de firma Zijlstra & Rupp te Arnhem. Beide laatste ontwerpen werden echter niet uitgevoerd. Slot In 1921 overleed Willem Leliman aan een nierziekte. Hij werd slechts 41 jaar. De enorme hoeveelheid publikaties en architectonische ontwerpen maakt het moeilijk om te geloven dat deze tot stand zijn gekomen binnen een periode van nog geen vijfentwintig jaar. Zijn enorme inzet riep tegenstand op, maar hij wist ook veel mensen mee te krijgen in zaken die hem zelf aangrepen. Zijn hele carrière streefde hij naar een vermaatschappelijking van de architectuur, zowel in zijn geschreven werk als in de organisaties waaraan hij meewerkte of waartoe hij het initiatief nam en in de praktijkgerichte benadering bij zijn architectonische ontwerpen. Opleiding: Polytechnische School Delft/1895-1899. Nevenfuncties: Vaktijdschrift De Bouwwereld/hoofdredacteur/1902-1921; Bond Heemschut/bestuurslid/1911 (vanaf); Architectura et Amicitia/lid/; Vereniging van Delftsche Ingenieurs/bestuurslid/; Commissie van toezicht op het Middelbaar Onderwijs/lid/; De Ambachtschool/bestuurslid/; Commissie voor het Watertoerisme ANWB/bestuurslid/; Schoonheidscommissie Amsterdam/lid/; Schoonheidscommissie Baarnd/lid/; Prijsvraag Eengezins-werkmanswoningen Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst/jurylid/1908 (in of voor).

Leliman, Johannes Hendrik Willem

(verkorte versie Bonas Essay) Johannes Hendrik Willem Leliman werd op 26 augustus 1878 geboren. Reeds op jeugdige leeftijd ontwikkelde hij zijn tekentalent door zijn vaders architectuurschetsen te kopiëren. Willem Leliman begon zijn architectenloopbaan in 1900 in zijn ouderlijk huis te Amsterdam. Pas in 1917 betrok hij zijn zelf ontworpen huis annex bureau in Baarn, waar hij nog slechts enkele jaren actief was; hij overleed in 1921. Het gebouwde oeuvre van Willem Leliman wordt echter vooral gekarakteriseerd door woningbouwcomplexen en villa's. Daarnaast bouwde hij ook enkele bedrijfsgebouwen en twee kerken. Hij had grote belangstelling voor de volkshuisvesting, waarbij de uit Engeland overgewaaide tuinstadgedachte zijn grootste inspiratiebron vormde. Ook de niet uitgevoerde stedenbouwkundige plannen die hij voor Hoofddorp en Aalsmeer ontwierp, vertonen tuinstadachtige elementen. Inspiratiebronnen voor zijn villa's vond hij in Duitsland, Zwitserland en Engeland. Leliman was een drukbezet man. Hoewel zijn carrière niet veel meer dan twintig jaar omvatte, telt een door zijn chef de bureau gemaakt overzicht van bestekken en tekeningen bijna tweehonderd werken en vervulde hij zowel binnen de eigen vakkring als daarbuiten vele functies. Het was Willem Leliman die in 1912 in een artikel tot de stichting van een Architectuurmuseum opriep. Hij had veel interesse in kunstgeschiedenis en was dan ook een fervent boekenverzamelaar. Na het behalen van zijn HBS-diploma in Amsterdam volgde Willem Leliman van 1895-1899 de opleiding tot bouwkundig ingenieur aan de Polytechnische School te Delft. Al tijdens zijn studie deed hij zich als een zeer geëngageerd persoon kennen, die zeer snel in de pen klom. Zijn belangstelling voor de architectuurgeschiedenis groeide door de lessen die hij kreeg van de befaamde Delftse hoogleraar in de 'Schoone Bouwkunst' E.H. Gugel. Reeds in zijn studententijd begon hij met het geven van lezingen bij verschillende kunst- en architectuurverenigingen, zoals de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst en Architectura et Amicitia, en schreef hij artikelen in het Bouwkundig Weekblad en De Ingenieur. Architectuur en maatschappij De onderwerpen van Willem Lelimans artikelen en lezingen lagen op het terrein van de architectuurgeschiedenis, de volkshuisvesting en de dagelijkse bouwpraktijk. Ondanks zijn grote geschreven produktie speelde hij geen actieve rol in het architectuurdebat van zijn tijd. Het streven van de architectuur moest volgens hem parallel lopen met het streven van een algemene levensbeschouwing. Lelimans gebouwde oeuvre lijkt op het eerste gezicht wat behoudend, maar is vooral humaan en op de gebruiker gericht. Uit de ontwerpen voor villa's, stadswoonhuizen en arbeiderswoningen blijkt een voorkeur voor een grote mate van leefbaarheid, gerealiseerd door praktische plattegronden en een heldere ruimtelijke hiërarchie. Hij streefde daarbij naar een zekere intimiteit; was wars van monumentaliteit en nam in de detaillering van zijn gebouwen steeds menselijke maten en gebruiksgemak als uitgangspunt. Monumentenzorg of Heemschut In 1919 werd Willem Leliman benoemd tot lid van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, afdeeling voor het inventariseeren en beschrijven (afdeeling A). De werkzaamheden bestonden uit het inventariseren en beschrijven van de Nederlandse monumenten van vóór 1850. Hij werd ingedeeld bij de subcommissie die Noord-Holland zou beschrijven, samen met J.A. Frederiks, dr. E.J. Haslinghuis, mr.dr. J.C. Overvoorde en W. te Riele Gzn. Veel heeft hij in deze commissie niet kunnen doen. De bekrachtiging van zijn aanstelling bleef enige tijd liggen op het ministerie en vervolgens moest hij bij enkele vergaderingen wegens andere werkzaamheden verstek laten gaan. Pas op de elfde vergadering, op 10 juni 1920, dus een jaar na zijn benoeming, liet hij zich zien. Zijns afwezigheid tijdens de vergaderingen van de Rijkscommissie had niet alleen met zijn gezondheid te maken, maar ook met tijdgebrek vanwege zijn betrokkenheid bij de nieuwe Bond Heemschut. Op 2 februari 1911 was de feitelijjke oprichting van de Bond Heemschut. Met ongeveer hetzelfde doel voor ogen pleitte hij voor openbare adviesbureaus die preventief zouden werken tegen de ontsiering van stad en land. Het esthetisch peil van de architectuur zou ermee opgeschroefd kunnen worden. Een architectuurmuseum Willem Leliman was degene die in 1912 in een artikel in De Bouwwereld als eerste opriep om tot een architectuurmuseum te komen, een museum dat uiteindelijk als Nederlands Architectuurinstituut in 1988 werkelijkheid zou worden. In zijn artikel uit 1912 komt naar voren wat volgens hem onder een architectuurmuseum moest worden verstaan. Het museum moest zich voorlopig in hoofdzaak beperken tot het verzamelen van liefst originele tekeningen en modellen. Later, als de omstandigheden gunstiger zouden worden, konden daaromheen andere, aanvullende verzamelingen worden verworven. De opzet zou zelfs nog ruimer kunnen worden, wanneer het museum samen zou gaan met een instelling die reeds een verzameling boeken, foto's, afgietsels, dia's ('lantaarnplaten') en dergelijke bezat, zoals de toenmalige Technische Hogeschool in Delft. Zo zou een waardevol bouwkundig studiecentrum kunnen ontstaan. Reeds in 1911 begon zijn idee van een architectuurmuseum vorm te krijgen, zoals de titel van een redactioneel artikel aangeeft: 'Een museum van bouwkundige teekeningen'. Hierin werden architecten gemaand om meer belang te hechten aan hun eigen tekeningen. In een tekening, zo vond hij, kon de ontwerper zijn persoonlijkheid leggen. Beter dan de zuiverste opmeting zou de originele tekening, door de ontwerper zelf of onder diens directe leiding vervaardigd, de bedoeling van een ontwerp duidelijk maken. Ook studietekeningen, prijsvraagontwerpen, schetsen en voorontwerpen hoorden in het museum thuis. Als gevolg van het artikel uit 1912 werd nog datzelfde jaar, op voorstel van het bestuur van de vereniging Architectura et Amicitia, een commissie benoemd om de voorbereiding van een dergelijk museum in studie te nemen. Tot leden der commissie werden in eerste instantie Jonas Ingenohl, J.H. de Groot en W.A.E. van der Pluym benoemd en vervolgens ook prof. H. Brugmans, prof. A. Derkinderen, jhr. H. Teding van Berkhout, ir. Jos Th. Cuypers, prof. H. Evers, dr. J. Kalf, J.M. van der Mey, ir. F. Slothouwer en prof. dr. W. Vogelensang. De berichtgeving over het architectuurmuseum in De Bouwwereld stokte op het moment dat Weissman na Lelimans overlijden in 1921 de redactie op zich nam. Na zestig jaar werd Lelimans idee alsnog gerealiseeerd; de schepper van het idee leeft voort in de naamgeving van de Vereniging Leliman, de vereniging van vrienden van het Nederlands Architectuurinstituut. Leliman als ontwerper Ook als architect wist Leliman al snel de aandacht te trekken. In 1900, het jaar waarin hij zich als zelfstandig architect vestigde, drong hij door tot de eindkamp van de Prix de Rome. Met een ontwerp voor een Paleis van Justitie moest hij het evenwel afleggen tegen J.F. Buchel uit Rotterdam. Een felle en bittere discussie was het gevolg. Leliman liet door middel van een brief aan de minister van Binnenlandse Zaken weten geen genoegen te nemen met de argumentatie van de jury en vroeg deze zijn tweede prijs terug te nemen onder vermelding van het feit dat dit op zijn eigen verzoek was geschied. Zijn eerste grote opdracht haalde Leliman binnen door het winnen van een prijsvraag in 1903 voor een Remonstrantse kerk in Arnhem, die in iets gewijzigde vorm werd uitgevoerd en inmiddels gesloopt is. Ook werd zijn prijsvraagontwerp voor een badhuis bekroond en behaalde hij de eerste prijs in een prijsvraag in 1905 voor een winkelpand voor de firma Zijlstra & Rupp te Arnhem. Beide laatste ontwerpen werden echter niet uitgevoerd. Slot In 1921 overleed Willem Leliman aan een nierziekte. Hij werd slechts 41 jaar. De enorme hoeveelheid publikaties en architectonische ontwerpen maakt het moeilijk om te geloven dat deze tot stand zijn gekomen binnen een periode van nog geen vijfentwintig jaar. Zijn enorme inzet riep tegenstand op, maar hij wist ook veel mensen mee te krijgen in zaken die hem zelf aangrepen. Zijn hele carrière streefde hij naar een vermaatschappelijking van de architectuur, zowel in zijn geschreven werk als in de organisaties waaraan hij meewerkte of waartoe hij het initiatief nam en in de praktijkgerichte benadering bij zijn architectonische ontwerpen. Opleiding: Polytechnische School Delft/1895-1899. Nevenfuncties: Vaktijdschrift De Bouwwereld/hoofdredacteur/1902-1921; Bond Heemschut/bestuurslid/1911 (vanaf); Architectura et Amicitia/lid/; Vereniging van Delftsche Ingenieurs/bestuurslid/; Commissie van toezicht op het Middelbaar Onderwijs/lid/; De Ambachtschool/bestuurslid/; Commissie voor het Watertoerisme ANWB/bestuurslid/; Schoonheidscommissie Amsterdam/lid/; Schoonheidscommissie Baarnd/lid/; Prijsvraag Eengezins-werkmanswoningen Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst/jurylid/1908 (in of voor).