Wissing, Willem

BIOGRAFISCHE SCHETS VAN W. WISSING (1920-2008) Willem Wissing werd geboren op 27 september 1920 te Rijswijk. Van 1922 tot 1926 woonde hij in Oosterbeek, waarna de familie Wissing verhuisde naar de stad Arnhem. Vader Wissing handelde in die tijd met Duitsland in weefspoelen, tegels, sanitair e.d. Tijdens de crisis ging hij echter failliet en keerde terug naar de Nationale Verzekeringsbank waar hij eerder inspecteur voor Zuid-Holland was geweest. Hij kreeg opnieuw een aanstelling, nu in Rotterdam. In 1927 verhuisde de familie naar Rotterdam waar Wissing de tweede en derde klas van de lagere school doorliep. In 1929 moest Wissing in het Eudokiaziekenhuis herstellen als gevolg van een ernstige longaandoening. Zijn kennis werd bijgespijkerd door zijn vader en door zijn moeder die onderwijzeres was geweest, zodat hij later dat jaar, logerend bij zijn grootouders, de derde klas in Dirksland kon afmaken. In Rotterdam doorliep Wissing de overige drie klassen van de lagere school en het Gymnasium. In 1939 begon Wissing aan zijn studie Technologie aan de Technische Hogeschool in Delft, waar hij na een jaar overstapte op de richting Bouwkunde. Onderbroken door twee jaar onderduik en tewerkstelling in het Duitse kamp Nienburg (1943-1945), behaalde Wissing in juli 1947 zijn kandidaatsexamen met een ontwerp voor een jeugdherberg. Hij haalde in december 1948 zijn bouwkundig ingenieursdiploma bij professor Zwiers met 'Museum aan het Plein 1813' en ontving als eerste in Nederland, in januari 1949 van professor Froger de aantekening 'stedenbouwkundig ingenieur. Dit voor 'Dennenkamp', een prijsvraag ten behoeve van een nieuw dorpscentrum te Oosterbeek op de Dennenkamp. Eind 1945 was Wissing een van de oprichters van de eerste actiegroep van (bouwkundige) studenten, Semper Spatium. Dit was een afsplitsing van de Bouwkundige Studiekring van M.J. Granpré-Molière Wissing was tijdens zijn studententijd lid van het Roterdams Studenten Gezelschap. Na het behalen van zijn kandidaatsdiploma trad Wissing in augustus 1947 voor halve weken in dienst bij Van Tijen om het vervolg van zijn studie te kunnen financieren. Wissing had grote achting voor Van Tijen en had de wens om evenals Van Tijen volkshuisvester te worden. De overige dagen van de week gebruikte Wissing voor het behalen van zijn ingenieursdiploma. Bij Van Tijen werd Wissing ingewerkt door Ernest Groosman en Jaap Schipper. Wissing nam enkele projecten van beide architecten over en werkte tijdens zijn afstuderen aan de Babberspolder te Vlaardingen, Zuidwijk in Rotterdam-Zuid en de wederopbouw van Velsen-IJmuiden. In Velsen werd Wissing direct benoemd als supervisor en hij zou later tot 1983 als voorzitter van de welstandscommissie bij deze gemeente betrokken blijven. In september 1948 werd Wissing lid van de Rotterdamse groep de Opbouw en van de CIAM. Wissing woonde toentertijd in de Zuidpleinflat naast Lotte Stam-Beese, Hans Hovens Greve en Wim Boer, allen werkend bij Stadsontwikkeling waar Wissing door het tekenen aan Zuidwijk kind aan huis was. Wissing vervulde een actieve rol in de planvorming voor Pendrecht, het E55 Alexanderpolderplan en Nagele. Tijdens de CIAM-congressen werden deze plannen getoond: het eerste Pendrechtplan in Bergamo (1949), Nagele in Hoddesdon (1951), het grid van het derde Pendrechtplan in Aix-en-Provence (1953) en de maquette van het Alexanderpolderplan III in Dubrovnik (1956). Tijdens het tiende congres in Dubrovnik hief de CIAM zichzelf op. Wissing behoorde, na het einde van de CIAM, tot de Team X; een verjongde, meer stedenbouwkundig georiënteerde, internationale actiegroep. Team X werd in 1957 in Londen opgericht door o.a. Bakema, Wissing, Van Eyck en Rietveld, samen met Alison en Peter Smithson, Ove Arup en Volcker. Wissing was een van de organisatoren van het eerste en laatste Team-X congres in september 1959 te Otterlo. Voor Wissing, die bij Van Tijen en Maaskant als medewerker functioneerde, werd een speciale regeling getroffen. In 1949 werd Wissing het partnerschap beloofd dat echter steeds werd uitgesteld. Na een enorme ruzie in december 1951 tussen Van Tijen en Maaskant, zette Wissing druk achter deze belofte. De titel van zelfstandig architect die hij vervolgens kreeg, was een voorstadium voor de titel partner. Vooral Maaskant heeft zich sterk gemaakt om deze belofte waar te maken. 1 juli 1952 is de officiële oprichtingsdatum van 'Architecten- en Ingenieursbureau Van Tijen en Maaskant. Samenwerkend architect Ir. W. Wissing'. Voor Wissing ontstond zo de mogelijkheid om binnen het bureau zelfstandig aan projecten te werken. Gedurende de daaropvolgende jaren werden er door zowel Van Tijen als Maaskant verschillende werken aan Wissing overgedragen. Voor de financiële afronding werden regelingen getroffen. In 1955 gingen Van Tijen en Maaskant officieel uit elkaar, Wissing begon eveneens voor zichzelf met het 'Bureau Wissing, architectuur en stedebouw'. Dat Wissing voorheen geen eigen bureau was gestart, kwam door zijn behoefte aan interactie tussen architecten. In de laatste drie jaren dat hij werkte als samenwerkend architect bij Van Tijen en Maaskant had hij echter al negen man onder zich verzameld waardoor in 1955 de overgang naar een eigen bureau geleidelijk tot stand is gekomen. De opdrachten waarmee Bureau Wissing begon, kwamen van verschillende kanten. Naast de zelf verworven opdrachten, kreeg het bureau werken mee van Maaskant en van Van Tijen, van Jan de Ranitz (Bodegraven en Barendrecht), van De 8-leden als Merkelbach (Nagele) en Mien Ruys (Bergeijk en Luyksgestel). Tot oktober 1957 had het Bureau Wissing zijn kantoor in het Groothandelsgebouw te Rotterdam, daarna betrok het een nieuw kantoor met directiewoning te Barendrecht. Tien jaar na oprichting werd de naam van het bureau veranderd in 'Bureaux Wissing, architectuur en stedebouw'. Dit had een organisatorische oorzaak en was een uiting van de gedachte dat het ontwerp van de woning staat in de totaliteit van de omgeving. In de bureaunaam voor de stedenbouwafdeling verscheen het begrip 'ruimtelijke vormgeving', de naam van de architectuurafdeling werd uitgebreid met de toevoeging 'efficiënte bouwmethoden'. De bouwkundige afdeling werd in 1965 een naamloze vennootschap, de stedenbouwafdeling bleef een privé-bureau. Het stedenbouwkundige deel veranderde in 1972 in een besloten vennootschap waarna de architectuurafdeling dit voorbeeld volgde. Vanaf dit moment werden er aandelen uitgegeven. In 1983 werd de organisatiestructuur veranderd in een holding. Het juridische deel van het bureau, het juridisch planologisch adviesbureau, werd nu een aparte tak. Voorheen zat deze afdeling bij het stedenbouwkundige gedeelte in. Wissing verkocht zijn aandelen in 1985 maar had zitting in het bestuur van de holding tot mei 1992. In september 1949 begon Wissing als docent aan de Academie voor Bouwkunst te Rotterdam (Voortgezet Bouwkundig Onderwijs). Zijn colleges hadden als titel 'woning en woonwijk'. Gedurende zeven jaar doceerde hij stedenbouw in Rotterdam, waarna hij aan de Academie voor Bouwkunst te Amsterdam nog enkele eindprojecten heeft begeleid. De colleges 'woning en woonwijk' zijn een gevolg van het vele onderzoek dat Wissing op dit gebied deed. Wissing deed veel onderzoek op het gebied van de stedenbouw, woningbouw en efficiënte bouwmethoden. Deze interesse resulteerde o.a. in diverse keuzeplanwoningen, de systeemschool 'Lage Landen' en geschreven stukken over o.a. dichtheden en lineaire ontwikkelingen. Regelmatig publiceerde hij over zijn gebouwen en ideeën. In 1983 bundelde hij zijn ideeën over de woning van de toekomst. Hij verdiepte zich in theorieën en systemen van anderen. Wissing werkte aan vele gewestelijke en stedenbouwkundige plannen voor diverse streken en gemeentes. Als architect richtte hij zich vooral op de woningbouw, op de invulling van zijn stedenbouwkundige ontwerpen. Duizenden van zijn keuzeplan-eengezinswoningen (type A5, A6 en A7) werden gebouwd en evenzoveel keuzeplan-etagewoningen in systeembouw (B1007). Voor Wissing was het van belang dat hij, in beginsel gratis, al de verkavelingen maakte voor zijn woningwetbouwplannen. Wissing had ook panden in eigen beheer onder de N.V. Bouwlust. Hij was mede-eigenaar van Residentie Den Beiaard in het Belgische Borgerhout. Samen met Kok Group Belgium N.V. verhuurde hij de appartementen en winkelpanden. Per 1 januari 1980 traden de Bureaux Wissing toe tot het consortium Multi Industries & Technology Inc. Het consortium had een bijkantoor in Jakarta voor acquisitie en als uitvoerder van de opdrachten, namelijk het bouwen van 14.000 woningen voor de satellietstad Rajabassa, een project ten behoeve van de ontwikkelingshulp in Lampung. Voor dit project zijn wel plannen gemaakt maar het is uiteindelijk mislukt. Tijdens zijn loopbaan, maar ook daarna, was Wissing lid van vele verenigingen en had hij zitting in verschillende commissies. Hieronder volgen enkele lidmaatschappen en benoemingen. Wissing werd direct na zijn afstuderen lid van de Bond Nederlandse Architecten (BNA) en de Bond Nederlandse Stedebouwkundigen (BNS). In 1954 publiceerden Van Tijen en Wissing in het Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw, het orgaan van de BNS, twee artikelen met betrekking tot de bebouwingsdichtheid. Als gevolg van deze publicatie werd Wissing verzocht door de BNS zijn studies voort te zetten in de Commissie Bebouwingsdichtheden. Bovendien werd hij door de stedenbouwkundigen S.J. van Embden en J. de Ranitz gevraagd dit te doen binnen de 'Standing Committee' van de International Federation for Housing and Planning (IFHP). Inmiddels hadden de internationale contacten geleid tot de oprichting van een eigen Internationale Vereniging van Stedebouwkundigen (IVVS). De naam waaronder deze vereniging bekend werd, was aanvankelijk Association Internationale des Urbanistes (AIU). Enige jaren later kwamen Wissing en ir. Thomas Nix met de Engelse naam International Society of City and Regional Planning (ISoCaRP). Van 1965 tot 1970 kan deze organisatie AIU genoemd worden, daarna spreekt men over ISoCaRP. In maart 1956 werd de eerste vergadering gehouden van de studiecommissie 'Randstad en Delta', eveneens onderdeel van de BNS. De commissie vergaderde in de vergaderzaal van de Provinciale Planologische Dienst in Zuid-Holland. Wissing werd in 1957 benoemd als lid van de 'Vaste Commissie voor de Streekplannen' van de Provinciale Planologische Dienst in Zuid-Holland, waar hij tot 1982 lid van was. In 1956 en 1960 was Wissing penningmeester van de BNS. Van 1961 tot 1987 maakte hij deel uit van de Honorariumcommissie, een arbitrage-instelling voor problemen tussen BNS-leden onderling of met hun opdrachtgevers. In 1953 werd Wissing lid van de Commissie Handleiding Bestemmingsplannen van het Nederlands Instituut van Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (NIROV). In 1956 nam hij zitting in de Commissie Handleiding Uitbreidingsplannen en de Commissie Hoogbouw-Laagbouw, beide eveneens deel uitmakend van het NIROV. Tevens maakte Wissing onderdeel uit van de in 1958 opgerichte subgroep Bebouwingsdichtheden en Grondkosten, en van de subcommissie Stedebouwkundige-Architectonische Aspecten. In oktober 1985 is Wissing een van de medeoprichters van de NIROV-groep 'Vrije Integralisten in de Ruimtelijke Ordening (VIRO)' en neemt hij zitting in de werkgroep EUROPA. Naast de welstandscommissie te Velsen had Wissing zitting in meerdere welstandscommissies. Vanaf 1956 was hij onder andere voorzitter van de welstandscommissie te Bodegraven. In november 1989 volgde Wissing de Dordtse architect Kees Rouw op als voorzitter van de Monumentencommissie Dordrecht. Van 1990 tot 1993 was Wissing waarnemend voorzitter van de Welstandscommissie Dordrecht. In 1991 werd hij benoemd tot voorzitter van de subcommissie Beschermd Stadsgezicht te Dordrecht. Vanaf 1991 treedt Wissing namens Heemschut naar voren als voorzitter van de Monumentencommissie Barendrecht. Naast zitting te hebben in de diverse welstandscommissies was Wissing actief als stedebouwkundige van diverse gemeentes. Het archief bevat stukken betreffende Architectura et Amicitia uit de periode 1958-1978. Wissing was een van de leden. In 1966 ontwikkelde zich binnen Architectura et Amicitia een organisatiekader met de naam Linear City-Cité Linéaire-Bandstad. Wissing had reeds onderzoek gedaan op het gebied van bandstedelijke ontwikkelingen of bandachtige verkavelingsvormen. Eind 1966 richtte Wissing een werkgroep op om over de Linear City een werkplan op te stellen dat over lineaire ontwikkelingen in Nederland zou gaan. Van 1958 tot 1983 was Wissing een van de redactieleden van het tijdschrift Volkshuisvesting en Stedebouw. Tevens is Wissing redacteur geweest van het blad De Ingenieur, orgaan van het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs, en van Bulletin, het orgaan van ISoCaRP. Wissing werd benoemd in de Commissie Beeldende Kunst en Bouwkunst Zuid-Holland (onderdeel van de Culturele Raad voor Zuid-Holland). Verder was Wissing verbonden aan de Commissie Energie van de Raad van Ruimtelijke Ordening (RARO). In 1971 werd Wissing gevraagd lid te worden van het Comité Protecteur van de Association Internationale des Amis de Le Corbusier. Tijdens het CIAM-congres in 1951 in Hoddeston was Wissing 'adjoint' van Le Corbusier (1887-1965) die hij daarvoor al eerder had ontmoet. Met dit genootschap maakte Wissing meerdere reizen naar architectonische en stedebouwkundige projecten van Le Corbusier. Aan Wissing vielen de vermeldingen Officier in de orde van Oranje-Nassau (1969) en Ridder in de orde van de Nederlandsche Leeuw (1985) ten deel.

Wissing, Willem

BIOGRAFISCHE SCHETS VAN W. WISSING (1920-2008) Willem Wissing werd geboren op 27 september 1920 te Rijswijk. Van 1922 tot 1926 woonde hij in Oosterbeek, waarna de familie Wissing verhuisde naar de stad Arnhem. Vader Wissing handelde in die tijd met Duitsland in weefspoelen, tegels, sanitair e.d. Tijdens de crisis ging hij echter failliet en keerde terug naar de Nationale Verzekeringsbank waar hij eerder inspecteur voor Zuid-Holland was geweest. Hij kreeg opnieuw een aanstelling, nu in Rotterdam. In 1927 verhuisde de familie naar Rotterdam waar Wissing de tweede en derde klas van de lagere school doorliep. In 1929 moest Wissing in het Eudokiaziekenhuis herstellen als gevolg van een ernstige longaandoening. Zijn kennis werd bijgespijkerd door zijn vader en door zijn moeder die onderwijzeres was geweest, zodat hij later dat jaar, logerend bij zijn grootouders, de derde klas in Dirksland kon afmaken. In Rotterdam doorliep Wissing de overige drie klassen van de lagere school en het Gymnasium. In 1939 begon Wissing aan zijn studie Technologie aan de Technische Hogeschool in Delft, waar hij na een jaar overstapte op de richting Bouwkunde. Onderbroken door twee jaar onderduik en tewerkstelling in het Duitse kamp Nienburg (1943-1945), behaalde Wissing in juli 1947 zijn kandidaatsexamen met een ontwerp voor een jeugdherberg. Hij haalde in december 1948 zijn bouwkundig ingenieursdiploma bij professor Zwiers met 'Museum aan het Plein 1813' en ontving als eerste in Nederland, in januari 1949 van professor Froger de aantekening 'stedenbouwkundig ingenieur. Dit voor 'Dennenkamp', een prijsvraag ten behoeve van een nieuw dorpscentrum te Oosterbeek op de Dennenkamp. Eind 1945 was Wissing een van de oprichters van de eerste actiegroep van (bouwkundige) studenten, Semper Spatium. Dit was een afsplitsing van de Bouwkundige Studiekring van M.J. Granpré-Molière Wissing was tijdens zijn studententijd lid van het Roterdams Studenten Gezelschap. Na het behalen van zijn kandidaatsdiploma trad Wissing in augustus 1947 voor halve weken in dienst bij Van Tijen om het vervolg van zijn studie te kunnen financieren. Wissing had grote achting voor Van Tijen en had de wens om evenals Van Tijen volkshuisvester te worden. De overige dagen van de week gebruikte Wissing voor het behalen van zijn ingenieursdiploma. Bij Van Tijen werd Wissing ingewerkt door Ernest Groosman en Jaap Schipper. Wissing nam enkele projecten van beide architecten over en werkte tijdens zijn afstuderen aan de Babberspolder te Vlaardingen, Zuidwijk in Rotterdam-Zuid en de wederopbouw van Velsen-IJmuiden. In Velsen werd Wissing direct benoemd als supervisor en hij zou later tot 1983 als voorzitter van de welstandscommissie bij deze gemeente betrokken blijven. In september 1948 werd Wissing lid van de Rotterdamse groep de Opbouw en van de CIAM. Wissing woonde toentertijd in de Zuidpleinflat naast Lotte Stam-Beese, Hans Hovens Greve en Wim Boer, allen werkend bij Stadsontwikkeling waar Wissing door het tekenen aan Zuidwijk kind aan huis was. Wissing vervulde een actieve rol in de planvorming voor Pendrecht, het E55 Alexanderpolderplan en Nagele. Tijdens de CIAM-congressen werden deze plannen getoond: het eerste Pendrechtplan in Bergamo (1949), Nagele in Hoddesdon (1951), het grid van het derde Pendrechtplan in Aix-en-Provence (1953) en de maquette van het Alexanderpolderplan III in Dubrovnik (1956). Tijdens het tiende congres in Dubrovnik hief de CIAM zichzelf op. Wissing behoorde, na het einde van de CIAM, tot de Team X; een verjongde, meer stedenbouwkundig georiënteerde, internationale actiegroep. Team X werd in 1957 in Londen opgericht door o.a. Bakema, Wissing, Van Eyck en Rietveld, samen met Alison en Peter Smithson, Ove Arup en Volcker. Wissing was een van de organisatoren van het eerste en laatste Team-X congres in september 1959 te Otterlo. Voor Wissing, die bij Van Tijen en Maaskant als medewerker functioneerde, werd een speciale regeling getroffen. In 1949 werd Wissing het partnerschap beloofd dat echter steeds werd uitgesteld. Na een enorme ruzie in december 1951 tussen Van Tijen en Maaskant, zette Wissing druk achter deze belofte. De titel van zelfstandig architect die hij vervolgens kreeg, was een voorstadium voor de titel partner. Vooral Maaskant heeft zich sterk gemaakt om deze belofte waar te maken. 1 juli 1952 is de officiële oprichtingsdatum van 'Architecten- en Ingenieursbureau Van Tijen en Maaskant. Samenwerkend architect Ir. W. Wissing'. Voor Wissing ontstond zo de mogelijkheid om binnen het bureau zelfstandig aan projecten te werken. Gedurende de daaropvolgende jaren werden er door zowel Van Tijen als Maaskant verschillende werken aan Wissing overgedragen. Voor de financiële afronding werden regelingen getroffen. In 1955 gingen Van Tijen en Maaskant officieel uit elkaar, Wissing begon eveneens voor zichzelf met het 'Bureau Wissing, architectuur en stedebouw'. Dat Wissing voorheen geen eigen bureau was gestart, kwam door zijn behoefte aan interactie tussen architecten. In de laatste drie jaren dat hij werkte als samenwerkend architect bij Van Tijen en Maaskant had hij echter al negen man onder zich verzameld waardoor in 1955 de overgang naar een eigen bureau geleidelijk tot stand is gekomen. De opdrachten waarmee Bureau Wissing begon, kwamen van verschillende kanten. Naast de zelf verworven opdrachten, kreeg het bureau werken mee van Maaskant en van Van Tijen, van Jan de Ranitz (Bodegraven en Barendrecht), van De 8-leden als Merkelbach (Nagele) en Mien Ruys (Bergeijk en Luyksgestel). Tot oktober 1957 had het Bureau Wissing zijn kantoor in het Groothandelsgebouw te Rotterdam, daarna betrok het een nieuw kantoor met directiewoning te Barendrecht. Tien jaar na oprichting werd de naam van het bureau veranderd in 'Bureaux Wissing, architectuur en stedebouw'. Dit had een organisatorische oorzaak en was een uiting van de gedachte dat het ontwerp van de woning staat in de totaliteit van de omgeving. In de bureaunaam voor de stedenbouwafdeling verscheen het begrip 'ruimtelijke vormgeving', de naam van de architectuurafdeling werd uitgebreid met de toevoeging 'efficiënte bouwmethoden'. De bouwkundige afdeling werd in 1965 een naamloze vennootschap, de stedenbouwafdeling bleef een privé-bureau. Het stedenbouwkundige deel veranderde in 1972 in een besloten vennootschap waarna de architectuurafdeling dit voorbeeld volgde. Vanaf dit moment werden er aandelen uitgegeven. In 1983 werd de organisatiestructuur veranderd in een holding. Het juridische deel van het bureau, het juridisch planologisch adviesbureau, werd nu een aparte tak. Voorheen zat deze afdeling bij het stedenbouwkundige gedeelte in. Wissing verkocht zijn aandelen in 1985 maar had zitting in het bestuur van de holding tot mei 1992. In september 1949 begon Wissing als docent aan de Academie voor Bouwkunst te Rotterdam (Voortgezet Bouwkundig Onderwijs). Zijn colleges hadden als titel 'woning en woonwijk'. Gedurende zeven jaar doceerde hij stedenbouw in Rotterdam, waarna hij aan de Academie voor Bouwkunst te Amsterdam nog enkele eindprojecten heeft begeleid. De colleges 'woning en woonwijk' zijn een gevolg van het vele onderzoek dat Wissing op dit gebied deed. Wissing deed veel onderzoek op het gebied van de stedenbouw, woningbouw en efficiënte bouwmethoden. Deze interesse resulteerde o.a. in diverse keuzeplanwoningen, de systeemschool 'Lage Landen' en geschreven stukken over o.a. dichtheden en lineaire ontwikkelingen. Regelmatig publiceerde hij over zijn gebouwen en ideeën. In 1983 bundelde hij zijn ideeën over de woning van de toekomst. Hij verdiepte zich in theorieën en systemen van anderen. Wissing werkte aan vele gewestelijke en stedenbouwkundige plannen voor diverse streken en gemeentes. Als architect richtte hij zich vooral op de woningbouw, op de invulling van zijn stedenbouwkundige ontwerpen. Duizenden van zijn keuzeplan-eengezinswoningen (type A5, A6 en A7) werden gebouwd en evenzoveel keuzeplan-etagewoningen in systeembouw (B1007). Voor Wissing was het van belang dat hij, in beginsel gratis, al de verkavelingen maakte voor zijn woningwetbouwplannen. Wissing had ook panden in eigen beheer onder de N.V. Bouwlust. Hij was mede-eigenaar van Residentie Den Beiaard in het Belgische Borgerhout. Samen met Kok Group Belgium N.V. verhuurde hij de appartementen en winkelpanden. Per 1 januari 1980 traden de Bureaux Wissing toe tot het consortium Multi Industries & Technology Inc. Het consortium had een bijkantoor in Jakarta voor acquisitie en als uitvoerder van de opdrachten, namelijk het bouwen van 14.000 woningen voor de satellietstad Rajabassa, een project ten behoeve van de ontwikkelingshulp in Lampung. Voor dit project zijn wel plannen gemaakt maar het is uiteindelijk mislukt. Tijdens zijn loopbaan, maar ook daarna, was Wissing lid van vele verenigingen en had hij zitting in verschillende commissies. Hieronder volgen enkele lidmaatschappen en benoemingen. Wissing werd direct na zijn afstuderen lid van de Bond Nederlandse Architecten (BNA) en de Bond Nederlandse Stedebouwkundigen (BNS). In 1954 publiceerden Van Tijen en Wissing in het Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw, het orgaan van de BNS, twee artikelen met betrekking tot de bebouwingsdichtheid. Als gevolg van deze publicatie werd Wissing verzocht door de BNS zijn studies voort te zetten in de Commissie Bebouwingsdichtheden. Bovendien werd hij door de stedenbouwkundigen S.J. van Embden en J. de Ranitz gevraagd dit te doen binnen de 'Standing Committee' van de International Federation for Housing and Planning (IFHP). Inmiddels hadden de internationale contacten geleid tot de oprichting van een eigen Internationale Vereniging van Stedebouwkundigen (IVVS). De naam waaronder deze vereniging bekend werd, was aanvankelijk Association Internationale des Urbanistes (AIU). Enige jaren later kwamen Wissing en ir. Thomas Nix met de Engelse naam International Society of City and Regional Planning (ISoCaRP). Van 1965 tot 1970 kan deze organisatie AIU genoemd worden, daarna spreekt men over ISoCaRP. In maart 1956 werd de eerste vergadering gehouden van de studiecommissie 'Randstad en Delta', eveneens onderdeel van de BNS. De commissie vergaderde in de vergaderzaal van de Provinciale Planologische Dienst in Zuid-Holland. Wissing werd in 1957 benoemd als lid van de 'Vaste Commissie voor de Streekplannen' van de Provinciale Planologische Dienst in Zuid-Holland, waar hij tot 1982 lid van was. In 1956 en 1960 was Wissing penningmeester van de BNS. Van 1961 tot 1987 maakte hij deel uit van de Honorariumcommissie, een arbitrage-instelling voor problemen tussen BNS-leden onderling of met hun opdrachtgevers. In 1953 werd Wissing lid van de Commissie Handleiding Bestemmingsplannen van het Nederlands Instituut van Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (NIROV). In 1956 nam hij zitting in de Commissie Handleiding Uitbreidingsplannen en de Commissie Hoogbouw-Laagbouw, beide eveneens deel uitmakend van het NIROV. Tevens maakte Wissing onderdeel uit van de in 1958 opgerichte subgroep Bebouwingsdichtheden en Grondkosten, en van de subcommissie Stedebouwkundige-Architectonische Aspecten. In oktober 1985 is Wissing een van de medeoprichters van de NIROV-groep 'Vrije Integralisten in de Ruimtelijke Ordening (VIRO)' en neemt hij zitting in de werkgroep EUROPA. Naast de welstandscommissie te Velsen had Wissing zitting in meerdere welstandscommissies. Vanaf 1956 was hij onder andere voorzitter van de welstandscommissie te Bodegraven. In november 1989 volgde Wissing de Dordtse architect Kees Rouw op als voorzitter van de Monumentencommissie Dordrecht. Van 1990 tot 1993 was Wissing waarnemend voorzitter van de Welstandscommissie Dordrecht. In 1991 werd hij benoemd tot voorzitter van de subcommissie Beschermd Stadsgezicht te Dordrecht. Vanaf 1991 treedt Wissing namens Heemschut naar voren als voorzitter van de Monumentencommissie Barendrecht. Naast zitting te hebben in de diverse welstandscommissies was Wissing actief als stedebouwkundige van diverse gemeentes. Het archief bevat stukken betreffende Architectura et Amicitia uit de periode 1958-1978. Wissing was een van de leden. In 1966 ontwikkelde zich binnen Architectura et Amicitia een organisatiekader met de naam Linear City-Cité Linéaire-Bandstad. Wissing had reeds onderzoek gedaan op het gebied van bandstedelijke ontwikkelingen of bandachtige verkavelingsvormen. Eind 1966 richtte Wissing een werkgroep op om over de Linear City een werkplan op te stellen dat over lineaire ontwikkelingen in Nederland zou gaan. Van 1958 tot 1983 was Wissing een van de redactieleden van het tijdschrift Volkshuisvesting en Stedebouw. Tevens is Wissing redacteur geweest van het blad De Ingenieur, orgaan van het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs, en van Bulletin, het orgaan van ISoCaRP. Wissing werd benoemd in de Commissie Beeldende Kunst en Bouwkunst Zuid-Holland (onderdeel van de Culturele Raad voor Zuid-Holland). Verder was Wissing verbonden aan de Commissie Energie van de Raad van Ruimtelijke Ordening (RARO). In 1971 werd Wissing gevraagd lid te worden van het Comité Protecteur van de Association Internationale des Amis de Le Corbusier. Tijdens het CIAM-congres in 1951 in Hoddeston was Wissing 'adjoint' van Le Corbusier (1887-1965) die hij daarvoor al eerder had ontmoet. Met dit genootschap maakte Wissing meerdere reizen naar architectonische en stedebouwkundige projecten van Le Corbusier. Aan Wissing vielen de vermeldingen Officier in de orde van Oranje-Nassau (1969) en Ridder in de orde van de Nederlandsche Leeuw (1985) ten deel.