Pot, Johan Willem Hindrik Cornelis

J.W.H.C. Pot (1909-1972) Joop Pot heeft zijn eerste praktijkervaringen opgedaan bij het bureau van H.Th. Wijdeveld, waar hij van 1927 tot 1930 heeft gewerkt aan de bouw van een aantal landhuizen, het Nederlands Paviljoen te Antwerpen en decorbouw voor de Lustrumspelen te Leiden. Van 1932 tot 1933 heeft hij gewerkt voor Wieger Bruin. Van 1932 tot 1936 gaf hij leiding aan de tekenkamer van N.V. Bouwbedrijf H. van Saane te Amsterdam. Van 1937 tot 1939 was hij chef de bureau bij bureau B. van den Nieuwen Amstel, van 1939 tot 1940 chef de bureau van Bureau Eibink en Snellebrand. Vanaf 1 januari 1940 tot 31 augustus 1941 was hij in dienst als bouwkundig tekenaar en toezichthouder bij de Rijksgebouwendienst. Daarna aanvaardde hij een functie bij N.V. Bouwbedrijf H. van Saane te Amsterdam. Koos Keegstra werd in Amsterdam geboren uit Friese ouders. Haar moeder was lerares en haar vader directeur van de Gemeentegiro. Bovendien was hij voorzitter van de Woningbouwvereniging 'De Samenwerking' in Amsterdam. Hij werkte samen met Wibaut en Keppler en was, met architecten als Staal en Van Epen, verantwoordelijk voor de architectenkeuze. Koos Keegstra heeft met haar vader veel bouwprojecten bezocht. Na de H.B.S. op het Amsterdams Lyceum volgde ze de opleiding bouwkunde aan de MTS (tegenwoordig HTS) in Haarlem. Zij was daar de eerste vrouwelijke leerling. Voor haar werd speciaal een eigen garderobe ingericht. Na de MTS ging ze werken bij het architectenbureau Heineken en Kuipers en zette zij haar studie voort bij het Hooger Bouwkunst Onderricht (voorloper van de Academie van Bouwkunst) aan de Stadhouderskade te Amsterdam. Zij was daar de eerste vrouw die er het diploma van architect behaalde. Hier heeft ze ook haar echtgenoot Joop Pot leren kennen. In 1938 traden ze in het huwelijk. Na haar opleiding tot architect heeft Koos Keegstra enige tijd op de huishoudschool gezeten om inzicht te krijgen in de praktische organisatie van woningen. Van 1930 tot 1932 werkte Koos Keegstra als tekenares bij de afdeling Gebouwen van de Dienst Publieke Werken van Amsterdam. Van 1933 tot 1936 was ze schrijfster bij de Dienst Bouw- en Woningtoezicht te Amsterdam en van 1936 tot 1938 ging ze weer werken voor de Dienst Publieke Werken van Amsterdam, eerst als tekenares en later als technisch opzichter. De eerste opdrachten die Joop Pot en Koos Pot-Keegstra na hun huwelijk in 1938 samen kregen, zijn de Oranjehof (1939-1942) in Amsterdam en de Bergerhof (1941-1942) te Alkmaar. Beide waren woningbouwprojecten in opdracht van N.V. Bouwbedrijf H. van Saane, het bouwbedrijf waarbij Joop Pot enige jaren in dienst was geweest. Deze eerste opdrachten zijn tevens te beschouwen als het begin van hun gezamenlijk architectenbureau, dat tot het overlijden van Joop Pot in 1972 bleef bestaan. Daarna zette Koos Pot- Keegstra het bureau onder dezelfde naam voort. Het grootste deel van hun gezamenlijk oeuvre bestaat uit woningbouw. Zij hadden daarbij ieder een eigen invalshoek. Joop Pot hield zich vooral bezig met de details en de architectonische vorm, Koos Pot-Keegstra hield zich vooral bezig met de plattegronden en de ruimtelijkheid. De Bergerhof was de eerste Alkmaarse buurt met strokenbouw en een volstrekt nieuwe hoofdindeling van de huizen, namelijk de zogenaamde splitlevel-indeling. Dit bood veel mogelijkheden en vooral veel ruimtewinst. In deze en latere woningbouwprojecten komt tot uiting dat vooral Koos Pot-Keegstra ontwierp vanuit de praktische en functionele inrichting van de woning. Daarin sloot ze aan bij de ideeën van de Nieuwe Zakelijkheid en Goed Wonen. Na de oorlog namen ze deel aan diverse wederopbouwprojecten: woningbouw te Monster, Domburg, Zandvoort, Badhoevedorp en aan de Oostzeedijk te Rotterdam, en scholen te Breskens, Hoofddorp en Wassenaar. Ook werkten ze mee aan projecten in de Westelijke Tuinsteden van Amsterdam en Buitenveldert in het kader van het door Van Eesteren opgezette ontwerp voor het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam. Het was een periode van materiaalschaarste, waarin snel en goedkoop gebouwd moest worden. De afmetingen van de huizen zijn tot een minimum teruggebracht. De arbeiderswoningen in Monster mochten bijvoorbeeld niet groter zijn dan 275 kubieke meter, waarin eetkeuken en huiskamer, drie slaapkamers, badcel en wc moesten worden ondergebracht. De introductie van de eetkeuken vond in deze periode plaats, waardoor er hogere eisen gesteld werden aan de inrichting: de pannen onzichtbaar, in kasten opgeborgen en het geheel keurig en gezellig ingericht. Bovendien was een goed ventilatiesysteem nodig om tijdens de maaltijd niet tussen de kookluchtjes te zitten. Voor het architecten echtpaar Pot-Keegstra vormden deze lastige omstandigheden een uitdaging. Zij stelden zich ten doel ingewikkelde bouwplannen tot grote eenvoud terug te brengen zonder enige 'mooimakerij'. De schoonheid van een ontwerp schuilde volgens hen in eenvoud en strenge economie. Zij zochten het in de verhoudingen van het bouwwerk, welke zo eenvoudig mogelijk dienden te zijn. Vanaf het begin van de jaren zestig kreeg het bureau veel opdrachten voor ouderenhuisvesting, onder meer het Maarten Lutherhuis, de Osdorperhof en het Willem Mackenziehuis, alle drie in Amsterdam. De meeste fantasie en creativiteit werd gebruikt bij het ontwerpen van de gemeenschappelijke ruimtes zoals de entree en de hal, de eetzaal, de leeszaal en andere ontmoetingsplekken. In het verlengde van de opdrachten voor ouderenhuisvesting kreeg het bureau Pot-Keegstra opdrachten voor de huisvesting van andere gelijksoortige woongroepen. Dit waren naast diverse opdrachten voor scholen ook opdrachten voor de huisvesting van bijzondere groepen, bijvoorbeeld de studentenflat aan de Boutenslaan te Eindhoven (1957-1959), het Zusterhuis van het Academisch Ziekenhuis te Leiden (1964 - 1971), de studentenhuisvesting voor het NIOZ (Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee op Texel, 1961-1975). Uiteindelijk heeft het bureau aan zijn grote ervaring op het gebied van gemeenschapsarchitectuur zijn bekendste opdracht te danken: het ontwerp voor de Penitentiaire Inrichting Amsterdam Overamstel, de Bijlmerbajes, in Amsterdam (1964-1978). Het ontwerp van de Bijlmerbajes was een voorbeeld van een zogeheten gemeenschapsgevangenis. De vormgeving van het ontwerp was gebaseerd op het volkshuisvestingsmodel, waarin eenvoudige wooneenheden werden geschakeld en gestapeld tot torens. Ter compensatie van de individuele soberheid werden collectieve voorzieningen toegepast, een concept dat veelvuldig werd toegepast bij de huisvesting van bejaarden, verpleegsters en studenten. Hoewel de architecten Pot en Pot-Keegstra zich bij hun ontwerpen voornamelijk lieten leiden door de functionaliteit van de gebouwen en wars waren van 'mooimakerij', vertonen hun gebouwen door de toepassing van traditionele bouwvormen en de materiaalkeuze verwantschap met de Delftse School. Dit geldt met name voor de beginperiode, zoals bij de Oranjehof met de boogvelden boven de ramen, het siermetselwerk bij de Bergerhof en de woningbouwprojecten in Zandvoort die verwijzen naar traditionele stijlmiddelen. In hun latere werk verdwijnen deze elementen en is er juist sprake van een heldere baksteenbouw, zoals bijvoorbeeld bij de verbouwing van een modehuis aan de Keizersgracht te Amsterdam (1962) dat er anno 2004 nog strak en modern uitziet. Moderne bouwtechnieken en een gematigd moderne vormgeving kenmerken hun latere werk. Hun bekendste werk is de Bijlmerbajes, waarvan de constructie bestond uit betonnen kolommen bedekt met gladde, witte prefab gevelplaten. De vormgeving van dit complex stond in het teken van hun poging om de huisvesting van de gevangenen zo humaan mogelijk te maken. Opleiding Joop Pot: Quellinusschool, latere Kunstnijverheidsschool architectuurklas/leerling/1924-1927; Industrieschool Amsterdam/leerling/; Hooger Bouwkunst Onderricht (voorloper van de Academie van Bouwkunst) Amsterdam/leerling/1932-1936 Nevenactiviteiten: Academie van Beeldende kunsten Den Haag/docent/1950-1962; VBO Amsterdam/docent/1953-1954; Academie van Bouwkunst Amsterdam architectonisch ontwerpen/docent/1958; HTS Amsterdam eindexamen/gecommitteerde/1962-1965; Academie van Beeldende kunsten Den Haag cursus VBO/docent/1963-1964; BNA kring Amsterdam/lid/;redactiecommissie BNA/lid/; Nederlandse Bond van Technici/lid/; Club van gediplomeerden van het VHBO/lid/1943-1945; Comité 1948 50-jarig jubileum Wilhelmina architectengroepje/lid/1948; Bouwkosten Commissie BNA/lid/1948; Studiegroep Woningarchitecten BNA-kring Amsterdam/lid/1952; BNA commissie Roosenburg/lid/1952-1955,1959-1965; Kerngroep Studiegroep Woningarchitectuur BNA/voorzitter/1953-1961; Prijsvraag Raadhuis Naaldwijk/jurylid/1954; Ad Hoc commissie toegepaste kunst bij woningbouw Amsterdamse Kunstraad/lid/1955-1956; Meervoudige opdracht NV Heykamp Eindhoven/lid beoordelingscommissie/1956; Stichting Eigen Woningbezit/adviseur/1958-1961; Commissie Prix de Rome/lid/1959; Federatie Welstandstoezicht/lid/1961-1966; Centrale Commissie Planbeoordeling Federatie Welstandstoezicht/voorzitter/1962-1966; Commissie ter bevordering van behoud van jonge monumenten Kring HBO/deelname/1963-1968; Keuzecommissie Efficiënte Woningbouw/deelname/1963-1971; Stedebouwkundige Raad NIVOS/NIROV/bestuurslid/omstreeks 1963-1966; Commissie Oude Stad Amsterdam/lid/1969-1972; Schoonheidscommissie Castricum/lid/omstreeks 1953-1959; Werkgroep Bejaardenhuisvesting/lid/

Pot, Johan Willem Hindrik Cornelis

J.W.H.C. Pot (1909-1972) Joop Pot heeft zijn eerste praktijkervaringen opgedaan bij het bureau van H.Th. Wijdeveld, waar hij van 1927 tot 1930 heeft gewerkt aan de bouw van een aantal landhuizen, het Nederlands Paviljoen te Antwerpen en decorbouw voor de Lustrumspelen te Leiden. Van 1932 tot 1933 heeft hij gewerkt voor Wieger Bruin. Van 1932 tot 1936 gaf hij leiding aan de tekenkamer van N.V. Bouwbedrijf H. van Saane te Amsterdam. Van 1937 tot 1939 was hij chef de bureau bij bureau B. van den Nieuwen Amstel, van 1939 tot 1940 chef de bureau van Bureau Eibink en Snellebrand. Vanaf 1 januari 1940 tot 31 augustus 1941 was hij in dienst als bouwkundig tekenaar en toezichthouder bij de Rijksgebouwendienst. Daarna aanvaardde hij een functie bij N.V. Bouwbedrijf H. van Saane te Amsterdam. Koos Keegstra werd in Amsterdam geboren uit Friese ouders. Haar moeder was lerares en haar vader directeur van de Gemeentegiro. Bovendien was hij voorzitter van de Woningbouwvereniging 'De Samenwerking' in Amsterdam. Hij werkte samen met Wibaut en Keppler en was, met architecten als Staal en Van Epen, verantwoordelijk voor de architectenkeuze. Koos Keegstra heeft met haar vader veel bouwprojecten bezocht. Na de H.B.S. op het Amsterdams Lyceum volgde ze de opleiding bouwkunde aan de MTS (tegenwoordig HTS) in Haarlem. Zij was daar de eerste vrouwelijke leerling. Voor haar werd speciaal een eigen garderobe ingericht. Na de MTS ging ze werken bij het architectenbureau Heineken en Kuipers en zette zij haar studie voort bij het Hooger Bouwkunst Onderricht (voorloper van de Academie van Bouwkunst) aan de Stadhouderskade te Amsterdam. Zij was daar de eerste vrouw die er het diploma van architect behaalde. Hier heeft ze ook haar echtgenoot Joop Pot leren kennen. In 1938 traden ze in het huwelijk. Na haar opleiding tot architect heeft Koos Keegstra enige tijd op de huishoudschool gezeten om inzicht te krijgen in de praktische organisatie van woningen. Van 1930 tot 1932 werkte Koos Keegstra als tekenares bij de afdeling Gebouwen van de Dienst Publieke Werken van Amsterdam. Van 1933 tot 1936 was ze schrijfster bij de Dienst Bouw- en Woningtoezicht te Amsterdam en van 1936 tot 1938 ging ze weer werken voor de Dienst Publieke Werken van Amsterdam, eerst als tekenares en later als technisch opzichter. De eerste opdrachten die Joop Pot en Koos Pot-Keegstra na hun huwelijk in 1938 samen kregen, zijn de Oranjehof (1939-1942) in Amsterdam en de Bergerhof (1941-1942) te Alkmaar. Beide waren woningbouwprojecten in opdracht van N.V. Bouwbedrijf H. van Saane, het bouwbedrijf waarbij Joop Pot enige jaren in dienst was geweest. Deze eerste opdrachten zijn tevens te beschouwen als het begin van hun gezamenlijk architectenbureau, dat tot het overlijden van Joop Pot in 1972 bleef bestaan. Daarna zette Koos Pot- Keegstra het bureau onder dezelfde naam voort. Het grootste deel van hun gezamenlijk oeuvre bestaat uit woningbouw. Zij hadden daarbij ieder een eigen invalshoek. Joop Pot hield zich vooral bezig met de details en de architectonische vorm, Koos Pot-Keegstra hield zich vooral bezig met de plattegronden en de ruimtelijkheid. De Bergerhof was de eerste Alkmaarse buurt met strokenbouw en een volstrekt nieuwe hoofdindeling van de huizen, namelijk de zogenaamde splitlevel-indeling. Dit bood veel mogelijkheden en vooral veel ruimtewinst. In deze en latere woningbouwprojecten komt tot uiting dat vooral Koos Pot-Keegstra ontwierp vanuit de praktische en functionele inrichting van de woning. Daarin sloot ze aan bij de ideeën van de Nieuwe Zakelijkheid en Goed Wonen. Na de oorlog namen ze deel aan diverse wederopbouwprojecten: woningbouw te Monster, Domburg, Zandvoort, Badhoevedorp en aan de Oostzeedijk te Rotterdam, en scholen te Breskens, Hoofddorp en Wassenaar. Ook werkten ze mee aan projecten in de Westelijke Tuinsteden van Amsterdam en Buitenveldert in het kader van het door Van Eesteren opgezette ontwerp voor het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam. Het was een periode van materiaalschaarste, waarin snel en goedkoop gebouwd moest worden. De afmetingen van de huizen zijn tot een minimum teruggebracht. De arbeiderswoningen in Monster mochten bijvoorbeeld niet groter zijn dan 275 kubieke meter, waarin eetkeuken en huiskamer, drie slaapkamers, badcel en wc moesten worden ondergebracht. De introductie van de eetkeuken vond in deze periode plaats, waardoor er hogere eisen gesteld werden aan de inrichting: de pannen onzichtbaar, in kasten opgeborgen en het geheel keurig en gezellig ingericht. Bovendien was een goed ventilatiesysteem nodig om tijdens de maaltijd niet tussen de kookluchtjes te zitten. Voor het architecten echtpaar Pot-Keegstra vormden deze lastige omstandigheden een uitdaging. Zij stelden zich ten doel ingewikkelde bouwplannen tot grote eenvoud terug te brengen zonder enige 'mooimakerij'. De schoonheid van een ontwerp schuilde volgens hen in eenvoud en strenge economie. Zij zochten het in de verhoudingen van het bouwwerk, welke zo eenvoudig mogelijk dienden te zijn. Vanaf het begin van de jaren zestig kreeg het bureau veel opdrachten voor ouderenhuisvesting, onder meer het Maarten Lutherhuis, de Osdorperhof en het Willem Mackenziehuis, alle drie in Amsterdam. De meeste fantasie en creativiteit werd gebruikt bij het ontwerpen van de gemeenschappelijke ruimtes zoals de entree en de hal, de eetzaal, de leeszaal en andere ontmoetingsplekken. In het verlengde van de opdrachten voor ouderenhuisvesting kreeg het bureau Pot-Keegstra opdrachten voor de huisvesting van andere gelijksoortige woongroepen. Dit waren naast diverse opdrachten voor scholen ook opdrachten voor de huisvesting van bijzondere groepen, bijvoorbeeld de studentenflat aan de Boutenslaan te Eindhoven (1957-1959), het Zusterhuis van het Academisch Ziekenhuis te Leiden (1964 - 1971), de studentenhuisvesting voor het NIOZ (Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee op Texel, 1961-1975). Uiteindelijk heeft het bureau aan zijn grote ervaring op het gebied van gemeenschapsarchitectuur zijn bekendste opdracht te danken: het ontwerp voor de Penitentiaire Inrichting Amsterdam Overamstel, de Bijlmerbajes, in Amsterdam (1964-1978). Het ontwerp van de Bijlmerbajes was een voorbeeld van een zogeheten gemeenschapsgevangenis. De vormgeving van het ontwerp was gebaseerd op het volkshuisvestingsmodel, waarin eenvoudige wooneenheden werden geschakeld en gestapeld tot torens. Ter compensatie van de individuele soberheid werden collectieve voorzieningen toegepast, een concept dat veelvuldig werd toegepast bij de huisvesting van bejaarden, verpleegsters en studenten. Hoewel de architecten Pot en Pot-Keegstra zich bij hun ontwerpen voornamelijk lieten leiden door de functionaliteit van de gebouwen en wars waren van 'mooimakerij', vertonen hun gebouwen door de toepassing van traditionele bouwvormen en de materiaalkeuze verwantschap met de Delftse School. Dit geldt met name voor de beginperiode, zoals bij de Oranjehof met de boogvelden boven de ramen, het siermetselwerk bij de Bergerhof en de woningbouwprojecten in Zandvoort die verwijzen naar traditionele stijlmiddelen. In hun latere werk verdwijnen deze elementen en is er juist sprake van een heldere baksteenbouw, zoals bijvoorbeeld bij de verbouwing van een modehuis aan de Keizersgracht te Amsterdam (1962) dat er anno 2004 nog strak en modern uitziet. Moderne bouwtechnieken en een gematigd moderne vormgeving kenmerken hun latere werk. Hun bekendste werk is de Bijlmerbajes, waarvan de constructie bestond uit betonnen kolommen bedekt met gladde, witte prefab gevelplaten. De vormgeving van dit complex stond in het teken van hun poging om de huisvesting van de gevangenen zo humaan mogelijk te maken. Opleiding Joop Pot: Quellinusschool, latere Kunstnijverheidsschool architectuurklas/leerling/1924-1927; Industrieschool Amsterdam/leerling/; Hooger Bouwkunst Onderricht (voorloper van de Academie van Bouwkunst) Amsterdam/leerling/1932-1936 Nevenactiviteiten: Academie van Beeldende kunsten Den Haag/docent/1950-1962; VBO Amsterdam/docent/1953-1954; Academie van Bouwkunst Amsterdam architectonisch ontwerpen/docent/1958; HTS Amsterdam eindexamen/gecommitteerde/1962-1965; Academie van Beeldende kunsten Den Haag cursus VBO/docent/1963-1964; BNA kring Amsterdam/lid/;redactiecommissie BNA/lid/; Nederlandse Bond van Technici/lid/; Club van gediplomeerden van het VHBO/lid/1943-1945; Comité 1948 50-jarig jubileum Wilhelmina architectengroepje/lid/1948; Bouwkosten Commissie BNA/lid/1948; Studiegroep Woningarchitecten BNA-kring Amsterdam/lid/1952; BNA commissie Roosenburg/lid/1952-1955,1959-1965; Kerngroep Studiegroep Woningarchitectuur BNA/voorzitter/1953-1961; Prijsvraag Raadhuis Naaldwijk/jurylid/1954; Ad Hoc commissie toegepaste kunst bij woningbouw Amsterdamse Kunstraad/lid/1955-1956; Meervoudige opdracht NV Heykamp Eindhoven/lid beoordelingscommissie/1956; Stichting Eigen Woningbezit/adviseur/1958-1961; Commissie Prix de Rome/lid/1959; Federatie Welstandstoezicht/lid/1961-1966; Centrale Commissie Planbeoordeling Federatie Welstandstoezicht/voorzitter/1962-1966; Commissie ter bevordering van behoud van jonge monumenten Kring HBO/deelname/1963-1968; Keuzecommissie Efficiënte Woningbouw/deelname/1963-1971; Stedebouwkundige Raad NIVOS/NIROV/bestuurslid/omstreeks 1963-1966; Commissie Oude Stad Amsterdam/lid/1969-1972; Schoonheidscommissie Castricum/lid/omstreeks 1953-1959; Werkgroep Bejaardenhuisvesting/lid/