Jonge, Leendert Johannes de

Biografische schets Leo de Jonge Leo de Jonge wordt in 1919 in Rotterdam geboren als zoon van de Rotterdamse architect Jos de Jonge. Leo voelt zich aangetrokken tot het vak van zijn vader. Hij volgt de MTS-Bouwkunde in de jaren 1939 – 1941 en werkt aansluitend bij M. Duintjer en A. Komter mee aan hun prijsvraagontwerp voor het Amsterdamse Raadhuis. In 1942 begint Leo de Jonge met het Hoger Bouwkunst Onderricht in Amsterdam, waar hij onder meer les krijgt van F.A. Eschauzier, J. van den Broek en M. Duintjer. In deze periode zijn Scandinavische architecten als Gunnar Apslund en Arne Jacobsen grote voorbeelden. In 1948 studeert hij af. Inmiddels is Leo de Jonge meewerkend architect van ‘Architectenbureau Jos en Leo de Jonge’ geworden. In de jaren ’40 en ’50, de wederopbouwtijd, ontwerpt Leo de Jonge vooral veel sociale woningbouw en een aantal scholen in Rotterdam, Den Haag en Puttershoek. Uit deze periode zijn vooral het Raadhuis in Heerjansdam (1954) en de kweekschool St. Lucia in Rotterdam (1955) bekend, beide in zakelijke architectuur. In 1957 volgt een eerste bejaardencentrum en in 1959 een eerste tehuis voor zwakzinnige kinderen. Voor de Vrije Universiteit van Amsterdam bouwt hij een centrum, huisvesting en een sporthal voor studenten (project Uilenstede, Amstelveen, 1959). Het bureau groeit zo uit tot een landelijk opererend bureau op het gebied van volkshuisvesting, bejaardenhuisvesting, de zwakzinnigenzorg, verpleeghuizen en flexibel indeelbare schoolgebouwen. De Jonges werk wordt vanaf de jaren ’50 beïnvloed door het gedachtegoed van het Nieuwe Bouwen, maar hij hekelt de eenvormigheid, die er vaak mee verbonden lijkt. Hij is aan het begin van de jaren ’60 één van de initiatiefnemers van de Stichting Architecten Research, de SAR. Deze stichting wil een universele systematiek van onderling uitwisselbare elementen ontwikkelen, om met beperkte financiële middelen toch aan de behoefte aan variatie te kunnen voldoen. Veel indruk maakt het Centraal Wonen complex De Meent (1974 – 1977) te Hilversum, waarin hij samen met Pieter Weeda de SAR-principes toepast. Na toetreding van een aantal medewerkers in 1968 heet het bureau voortaan De Jonge, Dorst, Lubeek, De Bruijn, De Groot en Partners. Dit landelijk opererend bureau is bijzonder actief in de stadsvernieuwing in de jaren ’70 en ’80. Uit deze periode dateert de veelgeprezen woningbouw langs de Goudse Rijweg en de Vondelweg in Rotterdam (1975 – 1978). Het bureau kenmerkt zich door het vele onderzoek dat er wordt gedaan en zijn vernieuwende karakter Ook was Leo de Jonge betrokken bij een aantal stedenbouwkundige projecten. Zo ontwikkelde hij het ‘pleintjesplan’ voor de wijk Meerzicht in Zoetermeer en was hij betrokken bij de ontwikkeling van het stedenbouwkundig plan voor de Merenwijk te Leiden, voor het bouwplan Vredenburg, Malburgen, Arnhem, en voor een aantaal buurten en wijken waar Leo de Jonge woningbouw realiseerde. In 1983 treedt De Jonge terug uit het bureau, dat alweer enige tijd Leo de Jonge Architecten BV heet. Tijdens zijn werkzame leven heeft De Jonge ook een aantal nevenfuncties , onder meer als docent architectonisch ontwerpen aan de Academies van Bouwkunst in Amsterdam en Rotterdam (1950-1953), als jurylid van diverse prijsvragen en als redactielid van Bouw. Ook is hij van 1953 tot 1967 lid van de Welstandscommissie Zuid-Holland. In opdracht van de Ministeries van Volkshuisvesting en Economische Zaken maakte het reizen naar de USA en Japan. Leo de Jonge werd in 1968 benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.

Jonge, Leendert Johannes de

Biografische schets Leo de Jonge Leo de Jonge wordt in 1919 in Rotterdam geboren als zoon van de Rotterdamse architect Jos de Jonge. Leo voelt zich aangetrokken tot het vak van zijn vader. Hij volgt de MTS-Bouwkunde in de jaren 1939 – 1941 en werkt aansluitend bij M. Duintjer en A. Komter mee aan hun prijsvraagontwerp voor het Amsterdamse Raadhuis. In 1942 begint Leo de Jonge met het Hoger Bouwkunst Onderricht in Amsterdam, waar hij onder meer les krijgt van F.A. Eschauzier, J. van den Broek en M. Duintjer. In deze periode zijn Scandinavische architecten als Gunnar Apslund en Arne Jacobsen grote voorbeelden. In 1948 studeert hij af. Inmiddels is Leo de Jonge meewerkend architect van ‘Architectenbureau Jos en Leo de Jonge’ geworden. In de jaren ’40 en ’50, de wederopbouwtijd, ontwerpt Leo de Jonge vooral veel sociale woningbouw en een aantal scholen in Rotterdam, Den Haag en Puttershoek. Uit deze periode zijn vooral het Raadhuis in Heerjansdam (1954) en de kweekschool St. Lucia in Rotterdam (1955) bekend, beide in zakelijke architectuur. In 1957 volgt een eerste bejaardencentrum en in 1959 een eerste tehuis voor zwakzinnige kinderen. Voor de Vrije Universiteit van Amsterdam bouwt hij een centrum, huisvesting en een sporthal voor studenten (project Uilenstede, Amstelveen, 1959). Het bureau groeit zo uit tot een landelijk opererend bureau op het gebied van volkshuisvesting, bejaardenhuisvesting, de zwakzinnigenzorg, verpleeghuizen en flexibel indeelbare schoolgebouwen. De Jonges werk wordt vanaf de jaren ’50 beïnvloed door het gedachtegoed van het Nieuwe Bouwen, maar hij hekelt de eenvormigheid, die er vaak mee verbonden lijkt. Hij is aan het begin van de jaren ’60 één van de initiatiefnemers van de Stichting Architecten Research, de SAR. Deze stichting wil een universele systematiek van onderling uitwisselbare elementen ontwikkelen, om met beperkte financiële middelen toch aan de behoefte aan variatie te kunnen voldoen. Veel indruk maakt het Centraal Wonen complex De Meent (1974 – 1977) te Hilversum, waarin hij samen met Pieter Weeda de SAR-principes toepast. Na toetreding van een aantal medewerkers in 1968 heet het bureau voortaan De Jonge, Dorst, Lubeek, De Bruijn, De Groot en Partners. Dit landelijk opererend bureau is bijzonder actief in de stadsvernieuwing in de jaren ’70 en ’80. Uit deze periode dateert de veelgeprezen woningbouw langs de Goudse Rijweg en de Vondelweg in Rotterdam (1975 – 1978). Het bureau kenmerkt zich door het vele onderzoek dat er wordt gedaan en zijn vernieuwende karakter Ook was Leo de Jonge betrokken bij een aantal stedenbouwkundige projecten. Zo ontwikkelde hij het ‘pleintjesplan’ voor de wijk Meerzicht in Zoetermeer en was hij betrokken bij de ontwikkeling van het stedenbouwkundig plan voor de Merenwijk te Leiden, voor het bouwplan Vredenburg, Malburgen, Arnhem, en voor een aantaal buurten en wijken waar Leo de Jonge woningbouw realiseerde. In 1983 treedt De Jonge terug uit het bureau, dat alweer enige tijd Leo de Jonge Architecten BV heet. Tijdens zijn werkzame leven heeft De Jonge ook een aantal nevenfuncties , onder meer als docent architectonisch ontwerpen aan de Academies van Bouwkunst in Amsterdam en Rotterdam (1950-1953), als jurylid van diverse prijsvragen en als redactielid van Bouw. Ook is hij van 1953 tot 1967 lid van de Welstandscommissie Zuid-Holland. In opdracht van de Ministeries van Volkshuisvesting en Economische Zaken maakte het reizen naar de USA en Japan. Leo de Jonge werd in 1968 benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.