Komter, Auke

(Bonas essay door F. Oudshoorn, verkorte versie) Privéleven en opleiding Auke Komter wordt op 16 mei 1904 geboren in Leeuwarden. Zijn vader was vennoot in het bedrijf B.J. Kuipers & Co., dat bestond uit een bierpakhuis en bierhandel, en hij wilde dat zijn zoon de zaak uiteindelijk zou overnemen. Auke geeft hier in eerste instantie gehoor aan en volgt de opleiding aan de Hoogere Handelsschool te Deventer van 1921-1923. Uiteindelijk besluit hij toch niet in zijn vaders voetsporen te treden - mede door een onvoldoende voor boekhouden - en besluit hij architect te worden. Auke leert het vak van architect in de praktijk en begint zijn opleiding op het architectenbureau van Doeke Meintema (1877-1935) te Leeuwarden. Meintema deed onder meer ervaring op bij het bureau van Ed. Cuypers en Henri Evers en had vanaf 1918, toen hij inmiddels 41 jaar was, zijn eigen bureau in Leeuwarden. Meintema's bouwwerken getuigden van een bezonkenheid, van een oog voor zuivere verhoudingen en waren constructief zo uitnemend verzorgd, dat zij tot ver buiten Friesland de aandacht trokken. De periode in Leeuwarden waren Komters eerste jaren in zijn opleiding tot architect en waarschijnlijk was hij vooral bezig basiskennis op te doen. Komter verhuist in 1926 van Leeuwarden naar Amsterdam - naar zijn volgende werkgever, de ingenieur Meyers, bij wie hij ongeveer een jaar actief is. De stijl van Meintema is ook in het latere werk van Komter niet terug te vinden. Van 1927-1928 werkt Auke Komter op het bureau van Jan Duiker. Het is niet duidelijk, hoe Komter op het bureau van Duiker terechtkomt, maar mogelijk is de connectie tussen Duiker en Meintema hun beider leermeester Henri Evers. Meintema en Duiker hebben minimaal één jaar tegelijkertijd op het bureau van Evers gewerkt en mogelijk een collegiale of vriendschappelijke band opgebouwd en wellicht ook contact gehad over leerlingen. Jan Duiker was zeer bekend in de nationale en internationale architectenwereld. Komter maakte via de architectenkring van Duiker dan ook hoogstwaarschijnlijk kennis met een grote groep architecten. Ook Albert Boeken behoorde tot deze architectenkring, want ook hij had zich aangesloten bij het Nieuwe Bouwen. Op het bureau van Albert Boeken gaat Aukes opleiding verder. In de jaren op Boekens bureau bestaan de opdrachten voornamelijk uit het ontwerpen van woningen voor een aantal Amsterdamse wijken. Auke Komter krijgt in zijn periode bij Boeken dan ook vooral te maken met woning- en stedenbouw. Albert Boeken sloot zich evenals Duiker aan bij de CIAM-congressen en kende de Frans-Zwitserse architect Le Corbusier persoonlijk. Mogelijk heeft Boeken een goed woordje voor Komter gedaan. In ieder geval vertrok Komter in 1930 richting Parijs om op het bureau van Le Corbusier te gaan werken. Komter verblijft voor de periode van een jaar in Parijs op het bureau van P. Jeanneret (de neef van Le Corbusier) en Le Corbusier. Hij krijgt voor zijn werk bij Le Corbusier geen loon en werkt dus vrijwillig bij de Frans-Zwitserse architect. Over deze periode van Auke Komter zijn verder zeer weinig gegevens beschikbaar. Zo is het niet bekend welke taken hij bij Le Corbusier mocht uitvoeren en of hij ook daadwerkelijk met Le Corbusier sprak. Wat in ieder geval zeker is, is dat Komter zeer geïnspireerd raakt door zijn periode bij Le Corbusier. De ontwerpen die Komter maakte na zijn tijd in Parijs, laten een duidelijke invloed van de ideeën van deze leermeester zien. Het leven in Parijs staat niet alleen in het teken van hard werken, maar ook van zijn ontmoeting met Edith. Edith Marie Real was Zwitserse van afkomst en werkte als boekbindster in de Bibliothèque Nationale. Komter spiegelt haar een prachtleven voor in Nederland en zo gebeurt het dat Komter niet alleen naar Nederland terugkeert. Periode 1931-1945 Edith en Auke vestigen zich in Amsterdam en wonen voor een korte periode in een oud pakhuis op het Prinseneiland. Het atelier wordt naast de functie van atelier en woning ook gebruikt voor het geven van grote feesten. Boeken beschrijft het atelier als een prachtig feestlokaal, waarin de elementen van zwoegende bohème en rijkeluisleven, van historische kleurige stoer-Amsterdamse sfeer en geraffineerd anemisch ‘Nieuw Bouwen’ door elkaar verstrengeld waren. Van 1936-1941 maakt Komter samen met Marius Duintjer in totaal drie verschillende ontwerpen voor de raadhuisprijsvraag van Amsterdam. Voor deze prijsvraag bestond grote belangstelling, er kwamen maar liefst 225 inzendingen binnen voor de eerste openbare ronde. De jury kwam na de tweede ronde niet tot een definitieve beslissing en zo moesten zowel Duintjer en Komter als Berghoef en Vegter hun ontwerpen verder uitwerken in een derde en beslissende ronde. Uiteindelijk wordt het duo Komter en Duintjer tweede achter het ontwerp van Berghoef en Vegter. Naast het ontwerpen van gebouwen houdt Auke Komter zich midden jaren in deze periode ook bezig met het ontwerpen van meubels. Zo ontwerpt hij samen met Mart Stam het interieur van het Nederlands Paviljoen op de Wereldtentoonstelling te Parijs. In de Tweede Wereldoorlog stokt de projectenstroom en heeft Komter geen officiële opdrachten. Hij maakt in deze tijd voornamelijk veel speelgoed voor zijn drie dochters. Daarnaast doet hij mee aan verschillende studieprijsvragen, die speciaal zijn uitgeschreven door instanties om architecten ook tijdens de oorlog aan het werk te houden, en maakt hij een aantal meubelontwerpen. Verder werkt Komter in deze periode ook samen met Zanstra, Giesen en Sijmons aan verschillende nieuwe woontypen en aan het ontwerp van een nieuw uitbreidingsplan voor Amsterdam. Pas na de Tweede Wereldoorlog komt de projectentrein weer op gang en krijgt Komter een stoet aan opdrachten. De eerste opdrachten die binnenkwamen, waren herdenkingsmonumenten voor de gevallenen van de Tweede Wereldoorlog. Zo ontwerpt Komter samen met Gerard Holt in 1945 de Eerebegraafplaats in Overveen in de duinen. Verder doet hij mee aan de prijsvraag voor het Monument voor de gevallenen in Eindhoven en ontwerpt hij samen met Van der Steur het tijdelijke monument op de Dam, als voorloper van het Nationale Monument van J.J.P. Oud en J. Rädecker. Vanaf 1948 tot begin jaren ‘60 van de twintigste eeuw ontwerpt Komter ook meerdere bejaardentehuizen. Deze bejaardentehuizen blinken niet altijd uit in schoonheid, maar het bejaardentehuis de Klokkenbelt in Almelo heeft wel degelijk interessante vormelementen. Komter houdt zich echter niet alleen bezig met oudere mensen; ook voor het jonge publiek maakt hij ontwerpen in de vorm van scholen. Ook hier zijn de meeste scholen eenvoudig van opzet en op het eerste gezicht ook niet zeer interessant qua vormgeving. Periode 1968-1982 Na 1965 heeft Komter eigenlijk nauwelijks nog grote projecten. In 1968 ontwerpt hij een bejaardentehuis in Monnickendam. In 1975 verbouwt hij de boerderij van de familie Bierma in St. Jacobiparochie, maar na deze twee projecten wordt het qua architectuurontwerpen stil rond Auke Komter. Komter is in deze periode vooral druk als voorzitter van de Stichting Architectuur Museum (SAM). Op 24 oktober 1982 - vier jaar na de tentoonstelling over het werk van Komter in de Droogbak in Amsterdam - overlijdt Komter in de door hemzelf ontworpen woning in de Beatrixflat aan de Beethovenstraat te Amsterdam. Stichting Architectuurmuseum (1956-1975) Komter heeft en belangrijk aandeel gehad bij de oprichting van het Architectuurmuseum. In 1956 wordt hij bestuurslid van de Stichting Architectuur Museum en van 1963-1975 is hij voorzitter. De stichting stelde zichzelf de taak om archieven ‘te verzamelen, te bewaren, te onderhouden en toegankelijk te maken voor belangstellenden’, en zo een collectie op te bouwen voor het toekomstige museum. De stichting vergaarde vele belangrijke particuliere archieven, maar zonder overheidssteun was het niet mogelijk de eigen doelstelling te behalen. Zo bleef het materiaal nog steeds ontoegankelijk voor het publiek. Van een museum kwam het ook niet, zelfs niet van een eigen gebouw; het materiaal werd her en der ondergebracht. Uiteindelijk werd in 1988 het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) opgericht, de voorloper van Het Nieuwe Instituut. Het NAi werd gevormd uit drie culturele instellingen: de Stichting Architectuur Museum, het Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst en de Stichting Wonen. Auke Komter maakte de oprichting van het NAI niet meer mee, maar droeg er indirect wel aan bij dat het NAi mogelijk werd. Opleiding: 3-jarige HBS Leeuwarden/1917-1920; Hogere Handelsschool Deventer/1921-1923; Bouwkundige opleiding: bureau D. Meintema Leeuwarden/1923-1925, bureau ir. Meyers Amsterdam/1926, bureau J. Duiker Amsterdam/1927-1928, bureau A. Boeken Amsterdam//1928-, bureau Le Corbusier Parijs/1930-1931 Nevenfuncties: Groep 32 (lid)/1932-1934; De 8 (lid)/1934-1938; Bouwkundig weekblad Architectura (redactielid)/1934; Tijdschrift De 8 en Opbouw (redactielid)/1936/; Genootschap Architectura et Amicitia (gewoon lid)/1933-1934, 1941-1942, 1946-1982; Genootschap Architectura et Amicitia (bestuurslid)/1934; Amsterdams Comité ter bestudering naoorlogse kunstenaarsorganisatie (commissie-lid)/1942-1943; Genoootschap Architectura et Amicitia (voorzitter)/1945-1956; Studiegroep woningarchitectuur (lid)/1943-1945; Forum (redactielid)/1946-1959; Prix de Rome voor monumentale en versierende schilder- en beeldhouwkunst (jurylid)/1947; Kerngroep (in 1943 Studiegroep) woningarchitectuur(lid)/1943-/; Twee werkgroepen aangaande een nieuw te bouwen woonwijk in Vlaardingen (adviseur)/; Academie voor Bouwkunst (voorzitter)/1950-1959; Stichting Architectuurmuseum (bestuurslid)/1956-1963; Stichting Architectuur Museum (voorzitter)/10 april 1963-23 februari 1975; Wederopbouwplannen Rotterdam (medewerker)/1940-1945; Almelo, IJsselmeerpolders en Westerschouwen (stedenbouwkundig adviseur)/1945-1963; Tilburg (stedenbouwkundig adviseur)/1948-1957; Verkeersplanologische Commissie Gemeente Tilburg (lid)/1965-1969; Zuiderzeepolders (esthetisch adviseur als opvolger van Granpré Molière)/; Stedenbouwkundige raad voor Amsterdam (lid)/1959, 1960-1961; Raad voor de stedenbouw (lid)/1961, 1967-1970; Hogere Schoonheidscommissie Leeuwarden (lid)/1970-1975; Comité Doornse Leergangen (lid)/1941/; Prijsvraag ontwerpstudie 3 strandbad, A et A (jurylid)/1933; Prijsvraag ontwerpstudie 7 doktershuis aan Keizersgracht, A et A (jurylid)/1935; Prijsvraag wijkcentrum Laanweg Amsterdam-Noor, A et A in samenwerking met gemeente Amsterdam (jurylid)/1954; Openbare prijsvraag voor grafteken-ontwerpen, Landelijke Adviescommissie voor Kerkhoven en Begraafplaatsen(jurylid)/1955; Architectuurraad B.N.A.(lid)/1954/; Vereniging voor Voortgezet en Hoger Bouwkunst Onderricht(voorzitter)1951-1959; Permanente Prijsvraagcommissie (vaste commissie B.N.A. met andere lichamen)(lid voor A.et A.)/1955; Tentoonstellingsraad B.N.A./; Gecombineerde Stylos-Poorters Lustrumprijsvraag (jurylid)/1954; Meervoudige studieopdracht bebouwing Beestenmarkt Amersfoort (adviseur)/1975; Prix de Rome voor Schone Bouwkunst 1950 (jurylid)/1950 Ereblijken: Officier Orde van Oranje-Nassau

Komter, Auke

(Bonas essay door F. Oudshoorn, verkorte versie) Privéleven en opleiding Auke Komter wordt op 16 mei 1904 geboren in Leeuwarden. Zijn vader was vennoot in het bedrijf B.J. Kuipers & Co., dat bestond uit een bierpakhuis en bierhandel, en hij wilde dat zijn zoon de zaak uiteindelijk zou overnemen. Auke geeft hier in eerste instantie gehoor aan en volgt de opleiding aan de Hoogere Handelsschool te Deventer van 1921-1923. Uiteindelijk besluit hij toch niet in zijn vaders voetsporen te treden - mede door een onvoldoende voor boekhouden - en besluit hij architect te worden. Auke leert het vak van architect in de praktijk en begint zijn opleiding op het architectenbureau van Doeke Meintema (1877-1935) te Leeuwarden. Meintema deed onder meer ervaring op bij het bureau van Ed. Cuypers en Henri Evers en had vanaf 1918, toen hij inmiddels 41 jaar was, zijn eigen bureau in Leeuwarden. Meintema's bouwwerken getuigden van een bezonkenheid, van een oog voor zuivere verhoudingen en waren constructief zo uitnemend verzorgd, dat zij tot ver buiten Friesland de aandacht trokken. De periode in Leeuwarden waren Komters eerste jaren in zijn opleiding tot architect en waarschijnlijk was hij vooral bezig basiskennis op te doen. Komter verhuist in 1926 van Leeuwarden naar Amsterdam - naar zijn volgende werkgever, de ingenieur Meyers, bij wie hij ongeveer een jaar actief is. De stijl van Meintema is ook in het latere werk van Komter niet terug te vinden. Van 1927-1928 werkt Auke Komter op het bureau van Jan Duiker. Het is niet duidelijk, hoe Komter op het bureau van Duiker terechtkomt, maar mogelijk is de connectie tussen Duiker en Meintema hun beider leermeester Henri Evers. Meintema en Duiker hebben minimaal één jaar tegelijkertijd op het bureau van Evers gewerkt en mogelijk een collegiale of vriendschappelijke band opgebouwd en wellicht ook contact gehad over leerlingen. Jan Duiker was zeer bekend in de nationale en internationale architectenwereld. Komter maakte via de architectenkring van Duiker dan ook hoogstwaarschijnlijk kennis met een grote groep architecten. Ook Albert Boeken behoorde tot deze architectenkring, want ook hij had zich aangesloten bij het Nieuwe Bouwen. Op het bureau van Albert Boeken gaat Aukes opleiding verder. In de jaren op Boekens bureau bestaan de opdrachten voornamelijk uit het ontwerpen van woningen voor een aantal Amsterdamse wijken. Auke Komter krijgt in zijn periode bij Boeken dan ook vooral te maken met woning- en stedenbouw. Albert Boeken sloot zich evenals Duiker aan bij de CIAM-congressen en kende de Frans-Zwitserse architect Le Corbusier persoonlijk. Mogelijk heeft Boeken een goed woordje voor Komter gedaan. In ieder geval vertrok Komter in 1930 richting Parijs om op het bureau van Le Corbusier te gaan werken. Komter verblijft voor de periode van een jaar in Parijs op het bureau van P. Jeanneret (de neef van Le Corbusier) en Le Corbusier. Hij krijgt voor zijn werk bij Le Corbusier geen loon en werkt dus vrijwillig bij de Frans-Zwitserse architect. Over deze periode van Auke Komter zijn verder zeer weinig gegevens beschikbaar. Zo is het niet bekend welke taken hij bij Le Corbusier mocht uitvoeren en of hij ook daadwerkelijk met Le Corbusier sprak. Wat in ieder geval zeker is, is dat Komter zeer geïnspireerd raakt door zijn periode bij Le Corbusier. De ontwerpen die Komter maakte na zijn tijd in Parijs, laten een duidelijke invloed van de ideeën van deze leermeester zien. Het leven in Parijs staat niet alleen in het teken van hard werken, maar ook van zijn ontmoeting met Edith. Edith Marie Real was Zwitserse van afkomst en werkte als boekbindster in de Bibliothèque Nationale. Komter spiegelt haar een prachtleven voor in Nederland en zo gebeurt het dat Komter niet alleen naar Nederland terugkeert. Periode 1931-1945 Edith en Auke vestigen zich in Amsterdam en wonen voor een korte periode in een oud pakhuis op het Prinseneiland. Het atelier wordt naast de functie van atelier en woning ook gebruikt voor het geven van grote feesten. Boeken beschrijft het atelier als een prachtig feestlokaal, waarin de elementen van zwoegende bohème en rijkeluisleven, van historische kleurige stoer-Amsterdamse sfeer en geraffineerd anemisch ‘Nieuw Bouwen’ door elkaar verstrengeld waren. Van 1936-1941 maakt Komter samen met Marius Duintjer in totaal drie verschillende ontwerpen voor de raadhuisprijsvraag van Amsterdam. Voor deze prijsvraag bestond grote belangstelling, er kwamen maar liefst 225 inzendingen binnen voor de eerste openbare ronde. De jury kwam na de tweede ronde niet tot een definitieve beslissing en zo moesten zowel Duintjer en Komter als Berghoef en Vegter hun ontwerpen verder uitwerken in een derde en beslissende ronde. Uiteindelijk wordt het duo Komter en Duintjer tweede achter het ontwerp van Berghoef en Vegter. Naast het ontwerpen van gebouwen houdt Auke Komter zich midden jaren in deze periode ook bezig met het ontwerpen van meubels. Zo ontwerpt hij samen met Mart Stam het interieur van het Nederlands Paviljoen op de Wereldtentoonstelling te Parijs. In de Tweede Wereldoorlog stokt de projectenstroom en heeft Komter geen officiële opdrachten. Hij maakt in deze tijd voornamelijk veel speelgoed voor zijn drie dochters. Daarnaast doet hij mee aan verschillende studieprijsvragen, die speciaal zijn uitgeschreven door instanties om architecten ook tijdens de oorlog aan het werk te houden, en maakt hij een aantal meubelontwerpen. Verder werkt Komter in deze periode ook samen met Zanstra, Giesen en Sijmons aan verschillende nieuwe woontypen en aan het ontwerp van een nieuw uitbreidingsplan voor Amsterdam. Pas na de Tweede Wereldoorlog komt de projectentrein weer op gang en krijgt Komter een stoet aan opdrachten. De eerste opdrachten die binnenkwamen, waren herdenkingsmonumenten voor de gevallenen van de Tweede Wereldoorlog. Zo ontwerpt Komter samen met Gerard Holt in 1945 de Eerebegraafplaats in Overveen in de duinen. Verder doet hij mee aan de prijsvraag voor het Monument voor de gevallenen in Eindhoven en ontwerpt hij samen met Van der Steur het tijdelijke monument op de Dam, als voorloper van het Nationale Monument van J.J.P. Oud en J. Rädecker. Vanaf 1948 tot begin jaren ‘60 van de twintigste eeuw ontwerpt Komter ook meerdere bejaardentehuizen. Deze bejaardentehuizen blinken niet altijd uit in schoonheid, maar het bejaardentehuis de Klokkenbelt in Almelo heeft wel degelijk interessante vormelementen. Komter houdt zich echter niet alleen bezig met oudere mensen; ook voor het jonge publiek maakt hij ontwerpen in de vorm van scholen. Ook hier zijn de meeste scholen eenvoudig van opzet en op het eerste gezicht ook niet zeer interessant qua vormgeving. Periode 1968-1982 Na 1965 heeft Komter eigenlijk nauwelijks nog grote projecten. In 1968 ontwerpt hij een bejaardentehuis in Monnickendam. In 1975 verbouwt hij de boerderij van de familie Bierma in St. Jacobiparochie, maar na deze twee projecten wordt het qua architectuurontwerpen stil rond Auke Komter. Komter is in deze periode vooral druk als voorzitter van de Stichting Architectuur Museum (SAM). Op 24 oktober 1982 - vier jaar na de tentoonstelling over het werk van Komter in de Droogbak in Amsterdam - overlijdt Komter in de door hemzelf ontworpen woning in de Beatrixflat aan de Beethovenstraat te Amsterdam. Stichting Architectuurmuseum (1956-1975) Komter heeft en belangrijk aandeel gehad bij de oprichting van het Architectuurmuseum. In 1956 wordt hij bestuurslid van de Stichting Architectuur Museum en van 1963-1975 is hij voorzitter. De stichting stelde zichzelf de taak om archieven ‘te verzamelen, te bewaren, te onderhouden en toegankelijk te maken voor belangstellenden’, en zo een collectie op te bouwen voor het toekomstige museum. De stichting vergaarde vele belangrijke particuliere archieven, maar zonder overheidssteun was het niet mogelijk de eigen doelstelling te behalen. Zo bleef het materiaal nog steeds ontoegankelijk voor het publiek. Van een museum kwam het ook niet, zelfs niet van een eigen gebouw; het materiaal werd her en der ondergebracht. Uiteindelijk werd in 1988 het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) opgericht, de voorloper van Het Nieuwe Instituut. Het NAi werd gevormd uit drie culturele instellingen: de Stichting Architectuur Museum, het Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst en de Stichting Wonen. Auke Komter maakte de oprichting van het NAI niet meer mee, maar droeg er indirect wel aan bij dat het NAi mogelijk werd. Opleiding: 3-jarige HBS Leeuwarden/1917-1920; Hogere Handelsschool Deventer/1921-1923; Bouwkundige opleiding: bureau D. Meintema Leeuwarden/1923-1925, bureau ir. Meyers Amsterdam/1926, bureau J. Duiker Amsterdam/1927-1928, bureau A. Boeken Amsterdam//1928-, bureau Le Corbusier Parijs/1930-1931 Nevenfuncties: Groep 32 (lid)/1932-1934; De 8 (lid)/1934-1938; Bouwkundig weekblad Architectura (redactielid)/1934; Tijdschrift De 8 en Opbouw (redactielid)/1936/; Genootschap Architectura et Amicitia (gewoon lid)/1933-1934, 1941-1942, 1946-1982; Genootschap Architectura et Amicitia (bestuurslid)/1934; Amsterdams Comité ter bestudering naoorlogse kunstenaarsorganisatie (commissie-lid)/1942-1943; Genoootschap Architectura et Amicitia (voorzitter)/1945-1956; Studiegroep woningarchitectuur (lid)/1943-1945; Forum (redactielid)/1946-1959; Prix de Rome voor monumentale en versierende schilder- en beeldhouwkunst (jurylid)/1947; Kerngroep (in 1943 Studiegroep) woningarchitectuur(lid)/1943-/; Twee werkgroepen aangaande een nieuw te bouwen woonwijk in Vlaardingen (adviseur)/; Academie voor Bouwkunst (voorzitter)/1950-1959; Stichting Architectuurmuseum (bestuurslid)/1956-1963; Stichting Architectuur Museum (voorzitter)/10 april 1963-23 februari 1975; Wederopbouwplannen Rotterdam (medewerker)/1940-1945; Almelo, IJsselmeerpolders en Westerschouwen (stedenbouwkundig adviseur)/1945-1963; Tilburg (stedenbouwkundig adviseur)/1948-1957; Verkeersplanologische Commissie Gemeente Tilburg (lid)/1965-1969; Zuiderzeepolders (esthetisch adviseur als opvolger van Granpré Molière)/; Stedenbouwkundige raad voor Amsterdam (lid)/1959, 1960-1961; Raad voor de stedenbouw (lid)/1961, 1967-1970; Hogere Schoonheidscommissie Leeuwarden (lid)/1970-1975; Comité Doornse Leergangen (lid)/1941/; Prijsvraag ontwerpstudie 3 strandbad, A et A (jurylid)/1933; Prijsvraag ontwerpstudie 7 doktershuis aan Keizersgracht, A et A (jurylid)/1935; Prijsvraag wijkcentrum Laanweg Amsterdam-Noor, A et A in samenwerking met gemeente Amsterdam (jurylid)/1954; Openbare prijsvraag voor grafteken-ontwerpen, Landelijke Adviescommissie voor Kerkhoven en Begraafplaatsen(jurylid)/1955; Architectuurraad B.N.A.(lid)/1954/; Vereniging voor Voortgezet en Hoger Bouwkunst Onderricht(voorzitter)1951-1959; Permanente Prijsvraagcommissie (vaste commissie B.N.A. met andere lichamen)(lid voor A.et A.)/1955; Tentoonstellingsraad B.N.A./; Gecombineerde Stylos-Poorters Lustrumprijsvraag (jurylid)/1954; Meervoudige studieopdracht bebouwing Beestenmarkt Amersfoort (adviseur)/1975; Prix de Rome voor Schone Bouwkunst 1950 (jurylid)/1950 Ereblijken: Officier Orde van Oranje-Nassau