Casseres, Joël Meijer de

(verkorte versie Bonas Essay) J.M. de Casseres (1902-1990) Joël Meijer de Casseres werd op 2 augustus 1902 als geboren in Beverwijk. Na de middelbare school in Alkmaar afgerond te hebben, studeerde De Casseres van 1917 tot 1920 aan "De school voor Bouwkunde en Versierende Kunsten en Kunstambachten" in Haarlem. Daar behoorde hij tot de generatie van o.a. B. Merkelbach en H.E. van den Pauwert. Het vak architectuur werd gedoceerd door de Amsterdamse School architekten P. Vorkink en C.J. Blaauw. De Casseres ontwikkelde in die tijd een grote belangstelling voor de stedenbouw, maar kon zich niet vinden in de heersende monumentale stedenbouw-theorie, die zich vooral oriënteerde op de Weense architect Camillo Sitte. Hij uitte met name veel kritiek op de esthetische en onmaatschappelijke visie en deelde deze kritiek met onder andere Merkelbach en Van den Pauwert. Leergierig als hij was, ging hij op zoek naar een vervolgopleiding in de stedenbouw. Eind 1922 vertrok De Casseres naar Dresden voor een studie van twee jaar aan de "Technische Hochschule". Het lukte de Casseres om naast zijn studie een baan op het bureau van Wolf te krijgen. Hij deelde Wolf's grote belangstelling voor de maatschappelijke aspecten van de stedenbouw en verdiepte zich in deze tijd in de sociologie van met name Ludwig Stein en Georg Simmel. Hij werkte mee aan de ontwikkeling van de nieuwe Dresdense stadswijken "Trachau" en "Neustadt" en deed daarmee zijn eerste ervaringen op met het ontwerpen van uitbreidingsplannen vanuit een regionaal perspectief. In 1924 behaalde De Casseres zijn diploma en zou zich voortaan "Diplom-Ingenieur" gaan noemen. Na deze periode vestigde hij zich voor een jaar in Londen, waar hij de stedenbouwkundige opleiding van het "Town Planning Institute" volgde. De belangrijkste docent, waar De Casseres grote bewondering voor had, was ongetwijfeld Patrick Abercrombie (Professor of Town Planning), die de doctrine 'Place-Folk-Work' van Patrick Geddes (1854-1932) en diens survey-methodiek had geïntroduceerd. Op 8 februari 1924 werd De Casseres tot Associate Member van de stedenbouwkundige afdeling van het Instituut gekozen (AMTPI), nadat hij voor het examen was geslaagd. Voortaan zou er in plaats van de titel 'Diplom-Ingenieur', 'AMTPI' achter zijn naam prijken. In september 1924 verruilde hij Londen voor Parijs, waar hij tot het einde van 1926 studeerde aan het "Institute des Hautes Etudes Urbaines" aan de universiteit van de Sorbonne. Zo nu en dan liet De Casseres zich in Nederland zien en van 2 tot 9 juli 1924 bezocht hij het "Internationale Stedebouwcongres" in Amsterdam. Uit het verslag van dit congres, waar de 21-jarige tweemaal aan het woord kwam, wordt iets meer bekend over zijn opvattingen ten aanzien van de stedenbouw en zijn optreden in het openbaar. Gewapend met zijn breed verworven kennis, doorspekte De Casseres zijn betoog met citaten van Kant, Taine, Theodor Fritsch en Lanchester en schroomde niet om de groten der stedenbouw zoals Pepler, Unwin en Gibbon aan te halen. Hij benadrukte met klem dat de stedenbouw vóór alles een probleem van macht was en zolang privé-belangen en privé-gebruik van de grond de enige vormen van urbanisatie waren, zou er geen stedenbouw kunnen bestaan. Deze woorden vervolgde hij met een complete uiteenzetting van oplossingen voor dit probleem, met als hoofdzaak dat het economische systeem de ordening in de chaos moest aanbrengen, pas daarna zou stedenbouw mogelijk worden. De Casseres zou de komende jaren de rol van de macht in de stedenbouw blijven benadrukken evenals de al eerder genoemde en toen volstrekt nieuwe introductie van het belang van de sociologie als basis voor de stedenbouw. Naast deze wetenschap stipte De Casseres eveneens de betekenis van de geografie, statistiek, psychologie en rechtswetenschap voor de stedenbouw aan. In 1926 keerde hij definitief terug naar Nederland en probeerde als stedenbouwkundige aan de slag te komen. Officieel was zijn leertijd hiermee afgesloten, maar uit zijn nalatenschap blijkt dat hij zijn kennis bleef uitbreiden en een onuitputtelijke nieuwsgierigheid vertoonde voor al het nieuws op zijn vakgebied. Werkzaamheden Alvorens verder in te gaan op de stedenbouw is het nodig te vermelden dat de kwaliteiten van De Casseres op het gebied van de architectuur ook niet onverdienstelijk waren. De verbouwing van het winkelpand van zijn ouders aan de Breestraat te Beverwijk uit 1925 bijvoorbeeld. Naast deze verbouwing zijn de architectonische opdrachten echter op één hand te tellen. De eerste aanstelling in Nederland als stedenbouwkundige verwierf De Casseres in 1926. Hij werd voor een jaar benoemd tot gemeentearchitect van Wijk aan Zee en Duin en kreeg de opdracht om een uitbreidingsplan voor de gemeente op te stellen en een aangrenzend tuindorp te ontwerpen. Deze aanstelling zou van 1927 tot eind 1928 duren om vervolgens van de gemeente Castricum een gelijksoortige opdracht te krijgen. Zijn in Duitsland opgedane ervaring met de regionale stedenbouw kwam hier goed van pas. De Casseres ontwikkelde samen met C. van Eesteren, Ch. Karsten en B. Merkelbach (in 1928) een stedenbouwkundig ontwerp voor de herinrichting van het Museumplein in Amsterdam. Zij richtten zich op de infrastructuur van het plein, de verbinding met de buitenwijken en waren wars van uitwendige verfraaiing. Er zou pas in 1951 een ontwerp van Van Eesteren worden uitgevoerd. Een jaar later, vanaf 15-4-1929, kreeg De Casseres, een vaste betrekking bij de gemeente Eindhoven. Hij werd hier in de gelegenheid gesteld zijn theoretische opvattingen aan de praktijk te toetsen in de functie van directeur van de Dienst Gemeentewerken-Stadsuitbreiding. Dit zou één van de belangrijkste banen worden waar hij tot eind dertiger jaren werkzaam bleef. Hij bleef deze functie vervullen tot aan zijn eervol ontslag in 1938. Nu de Casseres geen zware werkzaamheden meer op het programma had staan, was de tijd daar om zijn lang verlangde studiereis naar Amerika te maken. Op 10 mei 1938 vertrok hij per boot naar de Verenigde Staten. Hij had van tevoren veel gecorrespondeerd met Amerikaanse planologen en afgesproken hen tijdens zijn reis te ontmoeten.. Hij had grote bewondering voor het Amerikaanse planologische werk en zag het als een voorbeeld voor het opstellen van een Nationaal plan voor Nederland. Op de terugreis uit Amerika bracht hij een bezoek aan Nederlands Indië waar hij de planologische verhoudingen bestudeerde. Hij bekeek of de organisatie van ruimtelijke ordening hier enig nut kon hebben van de planologische methoden zoals die in Amerika werden toegepast. De positieve bevindingen op dit gebied hadden ertoe geleid om samen met ir. Karsten terug te keren om de plannen te realiseren. Helaas brak net op dat moment de oorlog uit en zou het tot 1945 duren voordat De Casseres nieuwe pogingen kon ondernemen om deze werkzaamheden gedaan te krijgen. In de oorlogsperiode die volgde was het onmogelijk voor hem om zijn werkzaamheden voort te zetten. Na de bevrijding kwam hij als Hoofdingenieur van de landbouw tot 1954 in dienst van het Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en vanaf 1954 tot aan zijn pensionering in 1968 is hij lid van de Commissie Ruimtelijke Ordening van de Directie van de Landbouw. In reactie op de bezettingstijd heeft De Casseres na de oorlog besloten niet meer te publiceren. Zijn joodse identiteit speelde een belangrijke rol in zijn leven en speelde hem op bepaalde punten parten. Uit correspondentie uit de jaren zeventig tussen De Casseres, auteurs en redacteuren, blijkt hoezeer men zijn besluit om niet meer te publiceren betreurde. Er werd hem bijna gesmeekt om artikelen waarin hij zijn visie op de hedendaagse planologie kon ventileren; hij zou er de hedendaagse generatie van jonge planologen een groot plezier mee doen. De Casseres geloofde er niet meer in. Hij gaf te kennen weinig te verwachten van een voortgezet onderzoek naar zijn werkzaamheden. Pas tegen het einde van De Casseres' leven, hij overleed op 14 september 1990, leek er waardering te komen voor zijn werk. Opleiding: School voor Bouwkunde en Versierende Kunsten en Kunstambachten Haarlem/-1922;Technische Hochschule Dresden/1922-1924;Town Planning Institute/1924;Institute des Hautes Etudes Urbaines/1924- Nevenfuncties: Wijk aan Zee en Duin/gemeente-architect/1926;Castricum/Gemeente-architect/1928-1929;Gezondheidscommissie Noord-Holland Beverwijk/lid/1929-1930;Dienst Gemeentewerken Eindhoven/technisch hoofdambtenaar/1929-1938;Streekplandienst/voorzitter/1935-1938;Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening/Hoofdinspecteur Landbouw/1943-1954;Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening Referendaris/Lid van de Commissie Ruimtelijke Ordening van de Directie van de Landbouw/1954-1968 Archief: NAi/Cass

Casseres, Joël Meijer de

(verkorte versie Bonas Essay) J.M. de Casseres (1902-1990) Joël Meijer de Casseres werd op 2 augustus 1902 als geboren in Beverwijk. Na de middelbare school in Alkmaar afgerond te hebben, studeerde De Casseres van 1917 tot 1920 aan "De school voor Bouwkunde en Versierende Kunsten en Kunstambachten" in Haarlem. Daar behoorde hij tot de generatie van o.a. B. Merkelbach en H.E. van den Pauwert. Het vak architectuur werd gedoceerd door de Amsterdamse School architekten P. Vorkink en C.J. Blaauw. De Casseres ontwikkelde in die tijd een grote belangstelling voor de stedenbouw, maar kon zich niet vinden in de heersende monumentale stedenbouw-theorie, die zich vooral oriënteerde op de Weense architect Camillo Sitte. Hij uitte met name veel kritiek op de esthetische en onmaatschappelijke visie en deelde deze kritiek met onder andere Merkelbach en Van den Pauwert. Leergierig als hij was, ging hij op zoek naar een vervolgopleiding in de stedenbouw. Eind 1922 vertrok De Casseres naar Dresden voor een studie van twee jaar aan de "Technische Hochschule". Het lukte de Casseres om naast zijn studie een baan op het bureau van Wolf te krijgen. Hij deelde Wolf's grote belangstelling voor de maatschappelijke aspecten van de stedenbouw en verdiepte zich in deze tijd in de sociologie van met name Ludwig Stein en Georg Simmel. Hij werkte mee aan de ontwikkeling van de nieuwe Dresdense stadswijken "Trachau" en "Neustadt" en deed daarmee zijn eerste ervaringen op met het ontwerpen van uitbreidingsplannen vanuit een regionaal perspectief. In 1924 behaalde De Casseres zijn diploma en zou zich voortaan "Diplom-Ingenieur" gaan noemen. Na deze periode vestigde hij zich voor een jaar in Londen, waar hij de stedenbouwkundige opleiding van het "Town Planning Institute" volgde. De belangrijkste docent, waar De Casseres grote bewondering voor had, was ongetwijfeld Patrick Abercrombie (Professor of Town Planning), die de doctrine 'Place-Folk-Work' van Patrick Geddes (1854-1932) en diens survey-methodiek had geïntroduceerd. Op 8 februari 1924 werd De Casseres tot Associate Member van de stedenbouwkundige afdeling van het Instituut gekozen (AMTPI), nadat hij voor het examen was geslaagd. Voortaan zou er in plaats van de titel 'Diplom-Ingenieur', 'AMTPI' achter zijn naam prijken. In september 1924 verruilde hij Londen voor Parijs, waar hij tot het einde van 1926 studeerde aan het "Institute des Hautes Etudes Urbaines" aan de universiteit van de Sorbonne. Zo nu en dan liet De Casseres zich in Nederland zien en van 2 tot 9 juli 1924 bezocht hij het "Internationale Stedebouwcongres" in Amsterdam. Uit het verslag van dit congres, waar de 21-jarige tweemaal aan het woord kwam, wordt iets meer bekend over zijn opvattingen ten aanzien van de stedenbouw en zijn optreden in het openbaar. Gewapend met zijn breed verworven kennis, doorspekte De Casseres zijn betoog met citaten van Kant, Taine, Theodor Fritsch en Lanchester en schroomde niet om de groten der stedenbouw zoals Pepler, Unwin en Gibbon aan te halen. Hij benadrukte met klem dat de stedenbouw vóór alles een probleem van macht was en zolang privé-belangen en privé-gebruik van de grond de enige vormen van urbanisatie waren, zou er geen stedenbouw kunnen bestaan. Deze woorden vervolgde hij met een complete uiteenzetting van oplossingen voor dit probleem, met als hoofdzaak dat het economische systeem de ordening in de chaos moest aanbrengen, pas daarna zou stedenbouw mogelijk worden. De Casseres zou de komende jaren de rol van de macht in de stedenbouw blijven benadrukken evenals de al eerder genoemde en toen volstrekt nieuwe introductie van het belang van de sociologie als basis voor de stedenbouw. Naast deze wetenschap stipte De Casseres eveneens de betekenis van de geografie, statistiek, psychologie en rechtswetenschap voor de stedenbouw aan. In 1926 keerde hij definitief terug naar Nederland en probeerde als stedenbouwkundige aan de slag te komen. Officieel was zijn leertijd hiermee afgesloten, maar uit zijn nalatenschap blijkt dat hij zijn kennis bleef uitbreiden en een onuitputtelijke nieuwsgierigheid vertoonde voor al het nieuws op zijn vakgebied. Werkzaamheden Alvorens verder in te gaan op de stedenbouw is het nodig te vermelden dat de kwaliteiten van De Casseres op het gebied van de architectuur ook niet onverdienstelijk waren. De verbouwing van het winkelpand van zijn ouders aan de Breestraat te Beverwijk uit 1925 bijvoorbeeld. Naast deze verbouwing zijn de architectonische opdrachten echter op één hand te tellen. De eerste aanstelling in Nederland als stedenbouwkundige verwierf De Casseres in 1926. Hij werd voor een jaar benoemd tot gemeentearchitect van Wijk aan Zee en Duin en kreeg de opdracht om een uitbreidingsplan voor de gemeente op te stellen en een aangrenzend tuindorp te ontwerpen. Deze aanstelling zou van 1927 tot eind 1928 duren om vervolgens van de gemeente Castricum een gelijksoortige opdracht te krijgen. Zijn in Duitsland opgedane ervaring met de regionale stedenbouw kwam hier goed van pas. De Casseres ontwikkelde samen met C. van Eesteren, Ch. Karsten en B. Merkelbach (in 1928) een stedenbouwkundig ontwerp voor de herinrichting van het Museumplein in Amsterdam. Zij richtten zich op de infrastructuur van het plein, de verbinding met de buitenwijken en waren wars van uitwendige verfraaiing. Er zou pas in 1951 een ontwerp van Van Eesteren worden uitgevoerd. Een jaar later, vanaf 15-4-1929, kreeg De Casseres, een vaste betrekking bij de gemeente Eindhoven. Hij werd hier in de gelegenheid gesteld zijn theoretische opvattingen aan de praktijk te toetsen in de functie van directeur van de Dienst Gemeentewerken-Stadsuitbreiding. Dit zou één van de belangrijkste banen worden waar hij tot eind dertiger jaren werkzaam bleef. Hij bleef deze functie vervullen tot aan zijn eervol ontslag in 1938. Nu de Casseres geen zware werkzaamheden meer op het programma had staan, was de tijd daar om zijn lang verlangde studiereis naar Amerika te maken. Op 10 mei 1938 vertrok hij per boot naar de Verenigde Staten. Hij had van tevoren veel gecorrespondeerd met Amerikaanse planologen en afgesproken hen tijdens zijn reis te ontmoeten.. Hij had grote bewondering voor het Amerikaanse planologische werk en zag het als een voorbeeld voor het opstellen van een Nationaal plan voor Nederland. Op de terugreis uit Amerika bracht hij een bezoek aan Nederlands Indië waar hij de planologische verhoudingen bestudeerde. Hij bekeek of de organisatie van ruimtelijke ordening hier enig nut kon hebben van de planologische methoden zoals die in Amerika werden toegepast. De positieve bevindingen op dit gebied hadden ertoe geleid om samen met ir. Karsten terug te keren om de plannen te realiseren. Helaas brak net op dat moment de oorlog uit en zou het tot 1945 duren voordat De Casseres nieuwe pogingen kon ondernemen om deze werkzaamheden gedaan te krijgen. In de oorlogsperiode die volgde was het onmogelijk voor hem om zijn werkzaamheden voort te zetten. Na de bevrijding kwam hij als Hoofdingenieur van de landbouw tot 1954 in dienst van het Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en vanaf 1954 tot aan zijn pensionering in 1968 is hij lid van de Commissie Ruimtelijke Ordening van de Directie van de Landbouw. In reactie op de bezettingstijd heeft De Casseres na de oorlog besloten niet meer te publiceren. Zijn joodse identiteit speelde een belangrijke rol in zijn leven en speelde hem op bepaalde punten parten. Uit correspondentie uit de jaren zeventig tussen De Casseres, auteurs en redacteuren, blijkt hoezeer men zijn besluit om niet meer te publiceren betreurde. Er werd hem bijna gesmeekt om artikelen waarin hij zijn visie op de hedendaagse planologie kon ventileren; hij zou er de hedendaagse generatie van jonge planologen een groot plezier mee doen. De Casseres geloofde er niet meer in. Hij gaf te kennen weinig te verwachten van een voortgezet onderzoek naar zijn werkzaamheden. Pas tegen het einde van De Casseres' leven, hij overleed op 14 september 1990, leek er waardering te komen voor zijn werk. Opleiding: School voor Bouwkunde en Versierende Kunsten en Kunstambachten Haarlem/-1922;Technische Hochschule Dresden/1922-1924;Town Planning Institute/1924;Institute des Hautes Etudes Urbaines/1924- Nevenfuncties: Wijk aan Zee en Duin/gemeente-architect/1926;Castricum/Gemeente-architect/1928-1929;Gezondheidscommissie Noord-Holland Beverwijk/lid/1929-1930;Dienst Gemeentewerken Eindhoven/technisch hoofdambtenaar/1929-1938;Streekplandienst/voorzitter/1935-1938;Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening/Hoofdinspecteur Landbouw/1943-1954;Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening Referendaris/Lid van de Commissie Ruimtelijke Ordening van de Directie van de Landbouw/1954-1968 Archief: NAi/Cass