Nieukerken, Johannes Jacobus van

(Verkorte versie Bonas essay) J.J. van Nieukerken (1854-1913), M.A. van Nieukerken (1879-1963) en J. van Nieukerken (1885-1962) Johannes Jacobus van Nieukerken (1854-1913) Johannes Jacobus van Nieukerken werd op 22 februari in 1854 te Middelburg geboren. Over de opleiding die Johannes van Nieukerken in zijn jonge jaren volgde, is vrijwel niets bekend. Reeds op zestienjarige leeftijd was hij werkzaam bij de Rijksdomeinen in Zeeland en op zijn negentiende werd hij als aspirant-opzichter aangenomen op het bureau van Rijkswaterstaat te Middelburg. Van Nieukerken kwam hier te werken onder hoofdingenieur J.F.W. Conrad. In 1877 werd hij overgeplaatst naar Utrecht. Hij werkte daarnaast 's avonds op een architectenbureau en besteedde zijn resterende vrije tijd aan het opmeten en bestuderen van bouwconstructies. Al in 1878 verliet Van Nieukerken de rijksdienst en werd hij als hoofdopzichter aangesteld bij de Rotterdamsche Handelsvereeniging, een van de ondernemingen van de roemruchte ondernemer Lodewijk Pincoffs. In 1879 kwam hij te werken op het bureau van architect Isaac Gosschalk (1838-1907) te Amsterdam. De ervaring die Van Nieukerken hier in de korte tijd dat hij er werkte opdeed, was van groot belang voor zijn ontwikkeling als architect. Veel langer echter was hij verbonden als tekenaar aan het bureau van rijksbouwkundige Jacobus van Lokhorst in Den Haag, waar hij tot zijn 29ste zou blijven. Marie Adrianus (1879-1963) en Johan van Nieukerken (1885-1962) Twee zonen van Johannes van Nieukerken, Marie en Johan, traden in de voetsporen van hun vader. Johannes van Nieukerken was er een groot voorstander van dat zijn kinderen een praktische opleiding kregen, waarbij hen de nodige ambachtelijke vaardigheden werden bijgebracht. Marie volgde na de lagere school een jaar de HBS en ging vervolgens nog een paar jaar naar de ambachtsschool. In zijn vrije tijd werkte hij bij een aannemer. Ook Johan ging naar de ambachtsschool en werkte een aantal jaren als meubelmaker, onder andere bij de bekende Haagse fabriek van Pander. Geleidelijk aan werden ze betrokken bij de werkzaamheden op het bureau van Van Nieukerken. In 1901 volgde Marie alsnog enkele cursussen in Delft, om daar verder kennis op te doen van de theoretische vakken die hij zich door zelfstudie al enigermate had eigen gemaakt. Hij kreeg er les van bekende docenten als E. Gugel, H. Evers en K. Sluyterman. Ontstaan en ontwikkeling van het bureau Van Nieukerken Het inkomen van de medewerkers bij Van Lokhorst was minimaal. Omdat Van Nieukerken een gestaag uitbreidend gezin had te onderhouden, moest hij naast zijn werk daar opdrachten in eigen beheer aannemen om het hoofd boven water te houden. In 1887 besloot hij ontslag te nemen bij Van Lokhorst en voor zichzelf te beginnen. In 1896 kwam Marie op het bureau van zijn vader en vanaf 1903 werkte hij als zelfstandig architect met hem samen. Inmiddels was ook Johan op zijn vaders bureau komen werken. Met de komst van Marie en Johan ontwikkelde het bureau Van Nieukerken rond 1900 een geheel eigen stijl. Tot dan toe werd er gebouwd op een manier die aansloot bij de heersende mode op architectuurgebied. In navolging van het werk van Berlage, met name diens beursgebouw, werd de behandeling van de gevels soberder en vlakker. Wel bleven renaissancekenmerken als trap- en voluutgevels, geblokte ontlastingsbogen en versierde muurankers gehandhaafd. De Van Nieukerkens grepen terug op deze renaissancestijl, maar trachtten dit op oorspronkelijke wijze te doen, waarbij ze nadrukkelijk een slaafse navolging van historische voorbeelden wilden vermijden. Na de dood van hun vader namen de broers het bureau over en gingen grotendeels op de oude voet verder. De crisis die in 1929 uitbrak, bracht ook voor hun bureau moeilijke tijden. Het grootste deel van hun werk bestond nu uit verbouwingen en restauraties. Dit was altijd al een belangrijk onderdeel van hun werkzaamheden geweest, maar nu bleef het werk hiertoe vrijwel beperkt. Na de oorlog liepen hun opdrachten nog verder terug en bovendien bemoeiden Marie en Johan zich steeds minder met het werk op het bureau. Bij gebrek aan opvolging werd het architectenbureau Van Nieukerken in 1960 opgeheven. Opdrachten en opdrachtgevers De relatie met de opdrachtgevers speelde voor de Van Nieukerkens een grote rol. Het traditionalisme werd vooral gewaardeerd in kringen van rijke aristocraten, industriëlen en gezagsdragers, kortom het oude en het nieuwe patriciaat. Zij zagen in de historiserende bouwwijze de juiste vorm om hun status te representeren. Binnen deze groep hadden de Van Nieukerkens een eigen hechte kring van opdrachtgevers, die grotendeels tot hun persoonlijke kennissenkring behoorden. Deze beperkte maar trouwe kring van opdrachtgevers met een nogal behoudende smaak zorgde ervoor dat de Van Nieukerkens op hun eigen wijze konden blijven werken. Het ontwerpproces De Van Nieukerkens, die zich in de verbouw en restauratie van villa's, herenhuizen en landhuizen hadden gespecialiseerd, kregen ook de nodige nieuwbouw opdrachten in deze sector. De werkzaamheden lagen duidelijk in het verlengde van hun restauratie en verbouwwerk. Dezelfde technieken, materialen, bouwvormen en decoratie-elementen die ze bij hun verbouwingen hadden toegepast, vormden ook bij de nieuwbouw het uitgangspunt. Omdat de representatieve functie van het landhuis voor de eigenaar van belang was, konden de Van Nieukerkens in deze nieuwbouw opdrachten hun decoratieve vaardigheden ten volle ontplooien. Uit de overvloedige hoeveelheid materiaal die in het archief van het bureau Van Nieukerken bewaard is gebleven, wordt duidelijk dat de keuze voor de vorm van een landhuis in nauw overleg met de opdrachtgever tot stand kwam. In de jaren twintig werd de indeling van de huizen van het bureau Van Nieukerken symmetrischer, minder onregelmatig, in overeenstemming met het exterieur. Alle belangrijke vertrekken kregen nu ongeveer eenzelfde oppervlakte. De gangbare verscheidenheid aan ruimtes en de globale situering van de vertrekken bleven echter gehandhaafd. De Van Nieukerkens hadden hun ideale voorbeeld gevonden: niet het eigenlijke middeleeuwse kasteel, maar het zestiende- en vroeg zeventiende-eeuwse kasteelachtige landhuis. Bij de huizen uit deze periode, toen de eis van verdedigbaarheid verviel, werd gestreefd naar een romantische schilderachtigheid. De Van Nieukerkens lieten ze zich bij de indeling van interieurs door Engelse voorbeelden inspireren. Hun huizen hebben evenwel een geheel eigen, Nederlands karakter. Restauraties en verbouwingen Met name in Den Haag heeft het bureau Van Nieukerken een groot aantal oude woonhuizen gerestaureerd, vergroot en aangepast aan de eisen des tijds. De Van Nieukerkens pasten de indeling van de woningen aan en de gebouwen werden zo mogelijk uitgebreid. Zij zorgden er echter wel voor dat de bestaande ornamentiek in de gebouwen werd gerespecteerd en dat nieuwe vertrekken aan de stijl van het bestaande gebouw werden aangepast. De Van Nieukerkens werden ook veel gevraagd voor het herstel en de uitbreiding van landhuizen en kastelen. Hoewel het leven op zo'n buitengoed vrij idyllisch lijkt, waren de woonomstandigheden er aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw dikwijls nog primitief. Verbetering van het ambacht In 1884 richtte Johannes van Nieukerken samen met een aantal geestverwanten de 'Kunstnijverheidsvereeniging Arti et Industriae' op. Deze vereniging streefde naar een betere verhouding tussen kunst, ambacht en industrie. Van Nieukerken speelde een grote rol binnen de vereniging en trad jarenlang op als voorzitter. Om verbetering in de heersende toestand te brengen zouden verschillende aspecten van het oude gildensysteem als uitgangspunt moeten dienen. De grote aandacht van Van Nieukerken voor de ambachtelijke aspecten van het bouwen, het belang dat hij hechtte aan een goede afwerking van produkten tot in de details en de eisen die hij dienovereenkomstig stelde aan zijn medewerkers, komen in zijn lezingen, geschriften en bouwwerken steeds weer naar voren. Nevenfuncties: Arti et Industriae/voorzitter/1894; Vereeniging tot Veredeling van het Ambacht/mede oprichter/; Kunstnijverheidsvereeniging Arti et Industriae/mede oprichter/; Haagse Verfraaiingscommissie/lid/ Ereblijken: Officierskruis Orde van Oranje-Nassau/

Nieukerken, Johannes Jacobus van

(Verkorte versie Bonas essay) J.J. van Nieukerken (1854-1913), M.A. van Nieukerken (1879-1963) en J. van Nieukerken (1885-1962) Johannes Jacobus van Nieukerken (1854-1913) Johannes Jacobus van Nieukerken werd op 22 februari in 1854 te Middelburg geboren. Over de opleiding die Johannes van Nieukerken in zijn jonge jaren volgde, is vrijwel niets bekend. Reeds op zestienjarige leeftijd was hij werkzaam bij de Rijksdomeinen in Zeeland en op zijn negentiende werd hij als aspirant-opzichter aangenomen op het bureau van Rijkswaterstaat te Middelburg. Van Nieukerken kwam hier te werken onder hoofdingenieur J.F.W. Conrad. In 1877 werd hij overgeplaatst naar Utrecht. Hij werkte daarnaast 's avonds op een architectenbureau en besteedde zijn resterende vrije tijd aan het opmeten en bestuderen van bouwconstructies. Al in 1878 verliet Van Nieukerken de rijksdienst en werd hij als hoofdopzichter aangesteld bij de Rotterdamsche Handelsvereeniging, een van de ondernemingen van de roemruchte ondernemer Lodewijk Pincoffs. In 1879 kwam hij te werken op het bureau van architect Isaac Gosschalk (1838-1907) te Amsterdam. De ervaring die Van Nieukerken hier in de korte tijd dat hij er werkte opdeed, was van groot belang voor zijn ontwikkeling als architect. Veel langer echter was hij verbonden als tekenaar aan het bureau van rijksbouwkundige Jacobus van Lokhorst in Den Haag, waar hij tot zijn 29ste zou blijven. Marie Adrianus (1879-1963) en Johan van Nieukerken (1885-1962) Twee zonen van Johannes van Nieukerken, Marie en Johan, traden in de voetsporen van hun vader. Johannes van Nieukerken was er een groot voorstander van dat zijn kinderen een praktische opleiding kregen, waarbij hen de nodige ambachtelijke vaardigheden werden bijgebracht. Marie volgde na de lagere school een jaar de HBS en ging vervolgens nog een paar jaar naar de ambachtsschool. In zijn vrije tijd werkte hij bij een aannemer. Ook Johan ging naar de ambachtsschool en werkte een aantal jaren als meubelmaker, onder andere bij de bekende Haagse fabriek van Pander. Geleidelijk aan werden ze betrokken bij de werkzaamheden op het bureau van Van Nieukerken. In 1901 volgde Marie alsnog enkele cursussen in Delft, om daar verder kennis op te doen van de theoretische vakken die hij zich door zelfstudie al enigermate had eigen gemaakt. Hij kreeg er les van bekende docenten als E. Gugel, H. Evers en K. Sluyterman. Ontstaan en ontwikkeling van het bureau Van Nieukerken Het inkomen van de medewerkers bij Van Lokhorst was minimaal. Omdat Van Nieukerken een gestaag uitbreidend gezin had te onderhouden, moest hij naast zijn werk daar opdrachten in eigen beheer aannemen om het hoofd boven water te houden. In 1887 besloot hij ontslag te nemen bij Van Lokhorst en voor zichzelf te beginnen. In 1896 kwam Marie op het bureau van zijn vader en vanaf 1903 werkte hij als zelfstandig architect met hem samen. Inmiddels was ook Johan op zijn vaders bureau komen werken. Met de komst van Marie en Johan ontwikkelde het bureau Van Nieukerken rond 1900 een geheel eigen stijl. Tot dan toe werd er gebouwd op een manier die aansloot bij de heersende mode op architectuurgebied. In navolging van het werk van Berlage, met name diens beursgebouw, werd de behandeling van de gevels soberder en vlakker. Wel bleven renaissancekenmerken als trap- en voluutgevels, geblokte ontlastingsbogen en versierde muurankers gehandhaafd. De Van Nieukerkens grepen terug op deze renaissancestijl, maar trachtten dit op oorspronkelijke wijze te doen, waarbij ze nadrukkelijk een slaafse navolging van historische voorbeelden wilden vermijden. Na de dood van hun vader namen de broers het bureau over en gingen grotendeels op de oude voet verder. De crisis die in 1929 uitbrak, bracht ook voor hun bureau moeilijke tijden. Het grootste deel van hun werk bestond nu uit verbouwingen en restauraties. Dit was altijd al een belangrijk onderdeel van hun werkzaamheden geweest, maar nu bleef het werk hiertoe vrijwel beperkt. Na de oorlog liepen hun opdrachten nog verder terug en bovendien bemoeiden Marie en Johan zich steeds minder met het werk op het bureau. Bij gebrek aan opvolging werd het architectenbureau Van Nieukerken in 1960 opgeheven. Opdrachten en opdrachtgevers De relatie met de opdrachtgevers speelde voor de Van Nieukerkens een grote rol. Het traditionalisme werd vooral gewaardeerd in kringen van rijke aristocraten, industriëlen en gezagsdragers, kortom het oude en het nieuwe patriciaat. Zij zagen in de historiserende bouwwijze de juiste vorm om hun status te representeren. Binnen deze groep hadden de Van Nieukerkens een eigen hechte kring van opdrachtgevers, die grotendeels tot hun persoonlijke kennissenkring behoorden. Deze beperkte maar trouwe kring van opdrachtgevers met een nogal behoudende smaak zorgde ervoor dat de Van Nieukerkens op hun eigen wijze konden blijven werken. Het ontwerpproces De Van Nieukerkens, die zich in de verbouw en restauratie van villa's, herenhuizen en landhuizen hadden gespecialiseerd, kregen ook de nodige nieuwbouw opdrachten in deze sector. De werkzaamheden lagen duidelijk in het verlengde van hun restauratie en verbouwwerk. Dezelfde technieken, materialen, bouwvormen en decoratie-elementen die ze bij hun verbouwingen hadden toegepast, vormden ook bij de nieuwbouw het uitgangspunt. Omdat de representatieve functie van het landhuis voor de eigenaar van belang was, konden de Van Nieukerkens in deze nieuwbouw opdrachten hun decoratieve vaardigheden ten volle ontplooien. Uit de overvloedige hoeveelheid materiaal die in het archief van het bureau Van Nieukerken bewaard is gebleven, wordt duidelijk dat de keuze voor de vorm van een landhuis in nauw overleg met de opdrachtgever tot stand kwam. In de jaren twintig werd de indeling van de huizen van het bureau Van Nieukerken symmetrischer, minder onregelmatig, in overeenstemming met het exterieur. Alle belangrijke vertrekken kregen nu ongeveer eenzelfde oppervlakte. De gangbare verscheidenheid aan ruimtes en de globale situering van de vertrekken bleven echter gehandhaafd. De Van Nieukerkens hadden hun ideale voorbeeld gevonden: niet het eigenlijke middeleeuwse kasteel, maar het zestiende- en vroeg zeventiende-eeuwse kasteelachtige landhuis. Bij de huizen uit deze periode, toen de eis van verdedigbaarheid verviel, werd gestreefd naar een romantische schilderachtigheid. De Van Nieukerkens lieten ze zich bij de indeling van interieurs door Engelse voorbeelden inspireren. Hun huizen hebben evenwel een geheel eigen, Nederlands karakter. Restauraties en verbouwingen Met name in Den Haag heeft het bureau Van Nieukerken een groot aantal oude woonhuizen gerestaureerd, vergroot en aangepast aan de eisen des tijds. De Van Nieukerkens pasten de indeling van de woningen aan en de gebouwen werden zo mogelijk uitgebreid. Zij zorgden er echter wel voor dat de bestaande ornamentiek in de gebouwen werd gerespecteerd en dat nieuwe vertrekken aan de stijl van het bestaande gebouw werden aangepast. De Van Nieukerkens werden ook veel gevraagd voor het herstel en de uitbreiding van landhuizen en kastelen. Hoewel het leven op zo'n buitengoed vrij idyllisch lijkt, waren de woonomstandigheden er aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw dikwijls nog primitief. Verbetering van het ambacht In 1884 richtte Johannes van Nieukerken samen met een aantal geestverwanten de 'Kunstnijverheidsvereeniging Arti et Industriae' op. Deze vereniging streefde naar een betere verhouding tussen kunst, ambacht en industrie. Van Nieukerken speelde een grote rol binnen de vereniging en trad jarenlang op als voorzitter. Om verbetering in de heersende toestand te brengen zouden verschillende aspecten van het oude gildensysteem als uitgangspunt moeten dienen. De grote aandacht van Van Nieukerken voor de ambachtelijke aspecten van het bouwen, het belang dat hij hechtte aan een goede afwerking van produkten tot in de details en de eisen die hij dienovereenkomstig stelde aan zijn medewerkers, komen in zijn lezingen, geschriften en bouwwerken steeds weer naar voren. Nevenfuncties: Arti et Industriae/voorzitter/1894; Vereeniging tot Veredeling van het Ambacht/mede oprichter/; Kunstnijverheidsvereeniging Arti et Industriae/mede oprichter/; Haagse Verfraaiingscommissie/lid/ Ereblijken: Officierskruis Orde van Oranje-Nassau/