Haan, Herman Petrus Coenraad

(verkorte versie Bonas Essay) Herman Haan (1914-1996) Opleiding Na enkele scholen niet te hebben afgerond, waaronder de ambachtsschool en de HBS, volgt Haan twee jaar onderwijs aan de MTS in Groningen. In dit gebouw van Van der Vlugt en Wiebenga wordt hij al vroeg geconfronteerd met het idioom van het Nieuwe Bouwen. Omstreeks 1932 treedt Haan in dienst van de Groningse architect Egbert Reitsma. Na een half jaar als tekenaar bij de cartografische dienst van British Petroleum te hebben gewerkt, krijgt Haan zijn eerste serieuze opdrachten als particuliere architect: een bankfiliaal met woonhuis en een vrijstaande villa. In 1940 verhuist Haan naar Rotterdam en treedt hij in dienst bij de architect/aannemer Ph. Kanters, waar hij meewerkt aan een kantoorgebouw, een silo voor het Blaauwhoedenveem aan de St. Jobshaven en het bekende pakhuis 'De Molukken'. In 1941 schrijft Haan zich in bij de Amsterdamse Academie voor Bouwkunst (HBO) en reist onder andere in het gezelschap van Leo de Jonge, Jaap Bakema en Lotte Stam-Beese af naar Amsterdam. Op de academie krijgt hij onder andere les van Willem van Tijen, die Haan karakteriseert als 'een eerlijke openhartige cursist en een harde werker'. Volgens andere docenten heeft Haan een goed begrip van architectuur, stijgt hij boven het middelmatige uit en levert hij knap tekenwerk. Tijdens een 'jeugd studieweekend' in Doorn op 6 en 7 juni 1942 komt Herman Haan in contact met de gedachtenwereld van een andere belangrijke inspiratiebron: Gerrit Rietveld. Tijdens het weekend in Doorn gaat Rietveld in op de centrale vraag: 'Wat hoopt en verwacht u van de Nederlandse architectuur in de komende tijd ?' en antwoordt vervolgens dat '...in de Nederlandse architectuur het ruimtegevoel tot ontwikkeling wordt gebracht en om zodoende te helpen het leven (voor ons oog) te ontplooien' Nadat de opleiding vanwege de oorlogssituatie is opgeschort, begint Haan in 1945 aan zijn laatste studiejaar. Zijn afstudeerplan wordt echter door de traditionalistische docent Zwiers afgekeurd. Haan ziet af van een herkansing en stort zich zonder diploma op zijn carrière als architect. Zelfstandig architect Vanaf het moment in 1935, toen Herman Haan een bordje met 'H.P.C. Haan, architect' aan de muur spijkerde, heeft hij min of meer als zelfstandig architect gewerkt. Tijdens zijn beginperiode in Rotterdam doet hij overdag ervaring op bij Kanters en werkt hij 's avonds aan kleinere projecten, zoals een studentenhuis in Rotterdam. Dankzij contacten uit het verzet en de wederopbouw van Rotterdam komt zijn eigen praktijk na de oorlog goed op gang. Aan het eind van de jaren veertig wordt het eigen bureau versterkt met Piet de Hoog (1918), met wie Haan tot 1963 nauw samenwerkt. Rond 1967 wordt het samenwerkingsverband tussen Haan en zijn medewerkers omgevormd tot Atelier aA. Zijn interesse voor Afrika neemt steeds meer toe. Soms komt het impulsieve karakter van Haan naar boven, wanneer hij geen heil meer ziet in een project en onmiddellijk voor een aantal maanden richting de Sahara vertrekt, zijn medewerkers ontredderd achterlatend. Een opdracht voor woningbouw in de wijk Sterrenburg III te Dordrecht in 1975 is het laatste grote project voor het bureau en Haan. Atelier aA eindigt, even vaag als het begonnen is, halverwege de jaren zeventig. Haans laatste gerealiseerde werk is een vakantiehuis in Burgsluis in 1984. Team Ten Herman Haan is een echte bouwer en geenszins een groot theoreticus. Zijn publikaties over architectuur zijn gering en beperken zich slechts tot summiere toelichtingen bij de plannen; het gaat om het gebouwde resultaat. Wel tracht Haan zijn kennis van de niet-westerse culturen binnen de architectuurwereld bespreekbaar te maken door middel van diverse lezingen. Gedurende de tweede helft van de jaren vijftig woont hij een aantal bijeenkomsten van Team Ten bij. Team Ten is een reactie op de functionalistische dogma's van de oudere generatie van CIAM-architecten. Centraal in de discussies van de bijeenkomsten staat het streven om de complexiteit van sociale relaties tussen het gebouw en zijn omgeving niet te ontkennen, wat bij de scheiding van functies feitelijk gebeurt, maar deze juist als uitgangspunt voor een nieuwe architectuur en stedebouw te aanvaarden. Haan is lid van de Nederlandse delegatie voor de door Team Ten georganiseerde laatste CIAM-bijeenkomst in Otterlo 1959. Evenals Bakema, Van Eyck en Smithson houdt Haan een lezing. Zijn onderwerp is het wonen in de woestijn. De lezing wordt tevens gepubliceerd in het begeleidende Forumnummer en het officiële congresverslag. In de lezing komen aspecten naar voren die in Haans werk terug te vinden zijn, zoals de patio als 'grandiose threshold between complete privacy and interminable space' en de eenvoud van het bouwen. Niet veel van deze uitdragingen zijn bekend van Haan. Van de activiteiten van Team Ten vond hij dat de wijn aanmerkelijk beter smaakte dan de verhalen, filosofieën en resultaten. Haans oeuvre Het werk van Haan is grofweg te verdelen in drie periodes. Een beginperiode, waarin hij min of meer 'zoekende' een eigen antwoord tracht te formuleren op het vooroorlogse modernistische idioom. Na de realisatie in 1951 van zijn eigen woonhuis weet hij in een reeks vrijstaande woonhuizen een geheel eigen architectonische vormentaal te ontwikkelen. In de loop van de jaren zestig verandert de aard van de opdrachten. In deze laatste periode maken de eenmalige opdrachten met een kleinschalig karakter plaats voor de meer grootschalige projecten. Slot Herman Haan is een man over wie veel vreemde verhalen te vertellen zijn. Haan is een flierefluiter. Zijn collega's hadden bewondering voor de overgave waarmee hij van het leven genoot, maar ze namen hem daardoor ook niet zo serieus. Eigenlijk was Haan meer avonturier dan architect. Herman Haan was eerder bekend om zijn reizen naar Afrika dan om zijn architectuur. Haan heeft door zijn gedrevenheid en ondernemingsdrift een groot aantal mensen kennis laten maken met de Afrikaanse cultuur en leefvormen. Hij heeft zijn kennis van Afrika echter nooit vastgelegd in een cultuurfilosofie, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Aldo van Eyck. Haans interesse is meer gelegen in de mensen en hun verhalen en legenden, in de natuur en in de bouwwijzen en -technieken die hij op vele tekeningen en schetsen vastlegt. Waar Van Eyck in de Dogonverhalen vooral abstracte verbanden met de Westerse cultuurfilosofie vindt, neemt Haan deze ook serieus als afgeleiden van werkelijke gebeurtenissen en gaat hij op zoek naar concrete bewijzen hiervoor. De relatieve onbekendheid van Haans architectonisch werk wordt mede verklaard door het gebrek aan publikaties van eigen hand of theoretische constructies. Evenmin heeft hij zich beziggehouden met maatschappelijke vraagstukken als de volkswoningbouw en hij heeft nooit een opdracht voor een openbaar gebouw gekregen. In de jaren zestig krijgen zijn projecten op de campus van de TH Twente nog wel enige aandacht, maar deze verdwijnt in de jaren zeventig mede door Haans verminderde interesse in het bouwen (en verhoogde interesse in Afrika) en tevens passen de woonhuizen niet meer in de sfeer van de 'Nieuwe Truttigheid'. Het werk van Haan is moeilijk te plaatsen in één stroming door zijn eigenwijze, brutale manier van ontwerpen. Zijn ontwerpen zijn helder, bestaande uit rechthoekige vormen, die echter teer worden gemaakt door een humane aandacht voor de bewoner en het detail. Waarom zou je je tere vrouw strelen en niet je huis...... Opleiding: MTS Groningen/;Academie voor Bouwkunst Amsterdam/1941-1945 Nevenfuncties: Academie van Bouwkunst, Amsterdam/gastdocent/1956;Hochschule für Gestaltung, Ulm/docent/1957-1958;Nederlandse delegatie voor de CIAM-bijeenkomst in Otterlo 1959/lid/1959;T.H. Eindhoven/gastdocent/;Universiteit Oslo/gastdocent/;Art College London/gastdocent/;Art College Bristol/gastdocent/

Haan, Herman Petrus Coenraad

(verkorte versie Bonas Essay) Herman Haan (1914-1996) Opleiding Na enkele scholen niet te hebben afgerond, waaronder de ambachtsschool en de HBS, volgt Haan twee jaar onderwijs aan de MTS in Groningen. In dit gebouw van Van der Vlugt en Wiebenga wordt hij al vroeg geconfronteerd met het idioom van het Nieuwe Bouwen. Omstreeks 1932 treedt Haan in dienst van de Groningse architect Egbert Reitsma. Na een half jaar als tekenaar bij de cartografische dienst van British Petroleum te hebben gewerkt, krijgt Haan zijn eerste serieuze opdrachten als particuliere architect: een bankfiliaal met woonhuis en een vrijstaande villa. In 1940 verhuist Haan naar Rotterdam en treedt hij in dienst bij de architect/aannemer Ph. Kanters, waar hij meewerkt aan een kantoorgebouw, een silo voor het Blaauwhoedenveem aan de St. Jobshaven en het bekende pakhuis 'De Molukken'. In 1941 schrijft Haan zich in bij de Amsterdamse Academie voor Bouwkunst (HBO) en reist onder andere in het gezelschap van Leo de Jonge, Jaap Bakema en Lotte Stam-Beese af naar Amsterdam. Op de academie krijgt hij onder andere les van Willem van Tijen, die Haan karakteriseert als 'een eerlijke openhartige cursist en een harde werker'. Volgens andere docenten heeft Haan een goed begrip van architectuur, stijgt hij boven het middelmatige uit en levert hij knap tekenwerk. Tijdens een 'jeugd studieweekend' in Doorn op 6 en 7 juni 1942 komt Herman Haan in contact met de gedachtenwereld van een andere belangrijke inspiratiebron: Gerrit Rietveld. Tijdens het weekend in Doorn gaat Rietveld in op de centrale vraag: 'Wat hoopt en verwacht u van de Nederlandse architectuur in de komende tijd ?' en antwoordt vervolgens dat '...in de Nederlandse architectuur het ruimtegevoel tot ontwikkeling wordt gebracht en om zodoende te helpen het leven (voor ons oog) te ontplooien' Nadat de opleiding vanwege de oorlogssituatie is opgeschort, begint Haan in 1945 aan zijn laatste studiejaar. Zijn afstudeerplan wordt echter door de traditionalistische docent Zwiers afgekeurd. Haan ziet af van een herkansing en stort zich zonder diploma op zijn carrière als architect. Zelfstandig architect Vanaf het moment in 1935, toen Herman Haan een bordje met 'H.P.C. Haan, architect' aan de muur spijkerde, heeft hij min of meer als zelfstandig architect gewerkt. Tijdens zijn beginperiode in Rotterdam doet hij overdag ervaring op bij Kanters en werkt hij 's avonds aan kleinere projecten, zoals een studentenhuis in Rotterdam. Dankzij contacten uit het verzet en de wederopbouw van Rotterdam komt zijn eigen praktijk na de oorlog goed op gang. Aan het eind van de jaren veertig wordt het eigen bureau versterkt met Piet de Hoog (1918), met wie Haan tot 1963 nauw samenwerkt. Rond 1967 wordt het samenwerkingsverband tussen Haan en zijn medewerkers omgevormd tot Atelier aA. Zijn interesse voor Afrika neemt steeds meer toe. Soms komt het impulsieve karakter van Haan naar boven, wanneer hij geen heil meer ziet in een project en onmiddellijk voor een aantal maanden richting de Sahara vertrekt, zijn medewerkers ontredderd achterlatend. Een opdracht voor woningbouw in de wijk Sterrenburg III te Dordrecht in 1975 is het laatste grote project voor het bureau en Haan. Atelier aA eindigt, even vaag als het begonnen is, halverwege de jaren zeventig. Haans laatste gerealiseerde werk is een vakantiehuis in Burgsluis in 1984. Team Ten Herman Haan is een echte bouwer en geenszins een groot theoreticus. Zijn publikaties over architectuur zijn gering en beperken zich slechts tot summiere toelichtingen bij de plannen; het gaat om het gebouwde resultaat. Wel tracht Haan zijn kennis van de niet-westerse culturen binnen de architectuurwereld bespreekbaar te maken door middel van diverse lezingen. Gedurende de tweede helft van de jaren vijftig woont hij een aantal bijeenkomsten van Team Ten bij. Team Ten is een reactie op de functionalistische dogma's van de oudere generatie van CIAM-architecten. Centraal in de discussies van de bijeenkomsten staat het streven om de complexiteit van sociale relaties tussen het gebouw en zijn omgeving niet te ontkennen, wat bij de scheiding van functies feitelijk gebeurt, maar deze juist als uitgangspunt voor een nieuwe architectuur en stedebouw te aanvaarden. Haan is lid van de Nederlandse delegatie voor de door Team Ten georganiseerde laatste CIAM-bijeenkomst in Otterlo 1959. Evenals Bakema, Van Eyck en Smithson houdt Haan een lezing. Zijn onderwerp is het wonen in de woestijn. De lezing wordt tevens gepubliceerd in het begeleidende Forumnummer en het officiële congresverslag. In de lezing komen aspecten naar voren die in Haans werk terug te vinden zijn, zoals de patio als 'grandiose threshold between complete privacy and interminable space' en de eenvoud van het bouwen. Niet veel van deze uitdragingen zijn bekend van Haan. Van de activiteiten van Team Ten vond hij dat de wijn aanmerkelijk beter smaakte dan de verhalen, filosofieën en resultaten. Haans oeuvre Het werk van Haan is grofweg te verdelen in drie periodes. Een beginperiode, waarin hij min of meer 'zoekende' een eigen antwoord tracht te formuleren op het vooroorlogse modernistische idioom. Na de realisatie in 1951 van zijn eigen woonhuis weet hij in een reeks vrijstaande woonhuizen een geheel eigen architectonische vormentaal te ontwikkelen. In de loop van de jaren zestig verandert de aard van de opdrachten. In deze laatste periode maken de eenmalige opdrachten met een kleinschalig karakter plaats voor de meer grootschalige projecten. Slot Herman Haan is een man over wie veel vreemde verhalen te vertellen zijn. Haan is een flierefluiter. Zijn collega's hadden bewondering voor de overgave waarmee hij van het leven genoot, maar ze namen hem daardoor ook niet zo serieus. Eigenlijk was Haan meer avonturier dan architect. Herman Haan was eerder bekend om zijn reizen naar Afrika dan om zijn architectuur. Haan heeft door zijn gedrevenheid en ondernemingsdrift een groot aantal mensen kennis laten maken met de Afrikaanse cultuur en leefvormen. Hij heeft zijn kennis van Afrika echter nooit vastgelegd in een cultuurfilosofie, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Aldo van Eyck. Haans interesse is meer gelegen in de mensen en hun verhalen en legenden, in de natuur en in de bouwwijzen en -technieken die hij op vele tekeningen en schetsen vastlegt. Waar Van Eyck in de Dogonverhalen vooral abstracte verbanden met de Westerse cultuurfilosofie vindt, neemt Haan deze ook serieus als afgeleiden van werkelijke gebeurtenissen en gaat hij op zoek naar concrete bewijzen hiervoor. De relatieve onbekendheid van Haans architectonisch werk wordt mede verklaard door het gebrek aan publikaties van eigen hand of theoretische constructies. Evenmin heeft hij zich beziggehouden met maatschappelijke vraagstukken als de volkswoningbouw en hij heeft nooit een opdracht voor een openbaar gebouw gekregen. In de jaren zestig krijgen zijn projecten op de campus van de TH Twente nog wel enige aandacht, maar deze verdwijnt in de jaren zeventig mede door Haans verminderde interesse in het bouwen (en verhoogde interesse in Afrika) en tevens passen de woonhuizen niet meer in de sfeer van de 'Nieuwe Truttigheid'. Het werk van Haan is moeilijk te plaatsen in één stroming door zijn eigenwijze, brutale manier van ontwerpen. Zijn ontwerpen zijn helder, bestaande uit rechthoekige vormen, die echter teer worden gemaakt door een humane aandacht voor de bewoner en het detail. Waarom zou je je tere vrouw strelen en niet je huis...... Opleiding: MTS Groningen/;Academie voor Bouwkunst Amsterdam/1941-1945 Nevenfuncties: Academie van Bouwkunst, Amsterdam/gastdocent/1956;Hochschule für Gestaltung, Ulm/docent/1957-1958;Nederlandse delegatie voor de CIAM-bijeenkomst in Otterlo 1959/lid/1959;T.H. Eindhoven/gastdocent/;Universiteit Oslo/gastdocent/;Art College London/gastdocent/;Art College Bristol/gastdocent/