Hamers, Philippus Jacob

Ph.J. Hamers (1882-1966) Hamers werkte aan het begin van zijn carrière met de bekende architecten K.P.C. de Bazel en K.J. Muller die zich aan het begin van de twintigste eeuw bezig hielden met de nieuwste inzichten op gebied van de hygiëne en volksgezondheid. Het sociaalidealistische gedachtengoed van de Engelse E. Howard, gepubliceerd in zijn beroemde boek Tomorrow: a peaceful path to real reform (1898), leidde in Nederland tot verbeteringen in de woningbouw. In navolging hiervan werkte bijvoorbeeld Muller aan diverse tuindorpen die de woonomstandigheden van de fabrieksarbeiders grondig zouden verbeterden. De Bazel werkte aan de moderne melkerij in Oud-Bussum die aan de nieuwe hygiënische eisen voldeed. De nieuwe opvattingen op gebied van gezondheid en hygiëne en op gebied van de arbeiderswoningbouw hebben de jongere Hamers waarschijnlijk in belangrijke mate gevormd. Net als Muller realiseerde hij tal van tuindorpen in Nederland die de levensstandaard van vele fabrieksarbeiders ten goede kwam. Het was niet zo zeer de woningbouw als wel de stedenbouwkundige opzet van deze wijken die opzien baarde. Philippus Jacob Hamers werd op 2 juli 1882 geboren te Amsterdam. Hij volgde zijn opleiding aan de Quellinusschool in Amsterdam, een bekende tekenschool voor toegepaste kunst die was opgericht door P.J.H. Cuypers. Hamers haalde het middelbaar examen tekenen en bouwkunde. Hij kwam er in contact met de architect De Bazel die er van 1901 tot 1903 toegepast ornamenttekenen aan bouwkundigen en beeldhouwers doceerde. Tijdens en na voltooiing van zijn opleiding werkte Hamers van 1902 tot mei 1905 bij het bureau van De Bazel. Het bureau werkte op dat moment aan het ontwerp voor de melkerij Oud-Bussum (1903-1906). Deze boerderij werd opgericht om een hygiënische melkerij te exploiteren met gezond vee, reinheid en nauwe controle van de melkwinning en levering. Hamers was nauw bij de realisatie betrokken als bouwkundig opzichter. Ook vervaardigde hij verschillende tekeningen. De melkerij werd opgetrokken in de vorm van een symmetrisch U-vormig hoofdgebouw met een doorgang met een houten klokkentoren. Rond 1906 vestigde Hamers zich als zelfstandig architect in de Watergraafsmeer. Een van de eerste grote opdrachten waar Hamers aan meewerkte was de bouw van het Amsterdams Kindersanatorium 'Hoog-Blaricum' (1910-1912) in Huizen/Blaricum met de architect K.J. Muller. Het complex was bestemd voor jeugdige tuberculosepatiënten. Muller (1857-1942) is vooral bekend door zijn werkzaamheden voor diverse industriëlen zoals Stork en Van Marken. Zo realiseerde hij in Hengelo een van de eerste tuindorpen in Nederland naar Engels model; 't Lansink. Het kindersanatorium was een van de projecten op het gebied van lichamelijke opvoeding en gezondheid waar Muller zich samen met rijke Amsterdamse particulieren voor inzette. De toenemende kennis en de ontwikkelingen in het denken over hygiëne resulteerde aan het eind van de negentiende eeuw in tal van nieuwe type gebouwen voor zwemmen, turnen en andere sportactiviteiten. Ook werd een aanvang gemaakt met de bouw van tuindorpen waar arbeiders op enige afstand van de fabriek in een gezond milieu konden wonen. Het complex Hoog-Blaricum is ontworpen door architect K.J. Muller die een groot deel van de werkzaamheden aan Hamers overliet. Het schijnt dat Hamers zelfs twee jaar op het terrein in Blaricum heeft gewoond. Hamers werkte samen met de hoofdarchitect Muller later ook aan de uitbreiding en verbouwing van het kindersanatorium. Op eigen initiatief verrichtte Hamers in 1925 een studie naar de oprichting van een openluchtschool internaat in Hilversum dat hij voorzag van een ontwerp en een uitgebreide beschrijving. Het plan is slechts uitgevoerd in een maquette. Tuindorpen Hamers heeft zich tijdens zijn carrière met name bezig gehouden met woningbouw. Hij realiseerde net als Muller diverse tuindorpen in Nederland en ontwierp enkele landhuizen. Eerste werkte hij in Zuilen aan een arbeiderstuindorp (1913-1918). In dezelfde periode bouwde Muller eveneens in Zuilen een tuindorp dat inmiddels Elinkwijk wordt genoemd. Zuilen trok aan het begin van de twintigste eeuw enkele belangrijke industriële bedrijven uit Amsterdam en uit het noorden van het land aan dankzij de aanleg van het nieuwe Merwedekanaal en de uitbreiding van de spoorlijnen. Een groot deel van de arbeiders verhuisde mee naar het dorp. De fabrieksdirecties en later ook de arbeiders richtten woningbouwverenigingen op en in korte tijd werden er verschillende woningbouwprojecten uitgevoerd. In Gnoes realiseerde Hamers samen met gemeentearchitect F.G.C. Rothuizen een tuindorp (1916-1919) op basis van het gemeentelijke uitbreidingsplan van Rothuizen. Op het terrein ten noorden van het station, Bouwplan I, zou voornamelijk sociale woningbouw worden gerealiseerd met een groenplan van L.A. Springer. Het uitbreidingsplan II ligt aan de westzijde van het centrum. Hier bouwden zowel Rothuizen als Hamers enkele bouwblokken met 2 tot 8 woningen en een winkel. Voorts was hij actief bij de realisatie van tuindorpen in De Bilt (1918), in Vlissingen (1919-1920) samen met de Vlissingse architect A. Dijkstra, in Doetinchem (1920) en in het noorden van het land in Haren (1917-1935). Naast de stedenbouwkundige opzet van een tuindorp was Hamers in de meeste gevallen ook verantwoordelijk voor het ontwerp van de woningen. In Haren realiseerde hij bovendien in de wijk een schoolgebouw en een bad- en wasinrichting. Kenmerkend voor zijn plannen is de parkachtige opzet waarbij de woningen los door het plangebied liggen en middels brede, slingerende lanen met elkaar zijn verbonden. In het tuindorp Onnen te Haren liggen de woningen om een bestaande langgerekte vijverpartij. Een brede hoofdweg baant door het wijkje en verbindt de woningen, pleintjes, park en school met elkaar en met de twee nabij gelegen uitvalswegen naar Haren. Bij de arbeiderskolonie in Zuilen had Hamers te maken met een reeds bestaand plan waarbij de woningen in halfopen bouwblokken langs rechte straten waren ondergebracht. Hamers wist toch enkele veranderingen door te voeren die het gehele plan op een hoger niveau bracht. De afgeronde bouwblokken bij kleine rotondes die moeilijke woningplattegronden opleverden haalde hij eruit. Deze bouwblokken werden 'geopend' tot vier losse bouwstroken met ieder 6, 8 of 16 woningen De centrale hoofdstraat in het plan werd verbreed met een groene middenberm. Op de kruispunten zijn op de koppen van de woningbouwstroken winkels geplaatst. Een aantal stroken zijn bovendien teruggeplaatst uit de rooilijn zodat er voortuinen ontstonden die de straatjes een groen en besloten karakter geven terwijl het geheel zich kenmerkt door een haast moderne openheid. In De Bilt werd een ensemble van 26 woningen aan de Prins Hendriklaan gerealiseerd waarbij Hamers drie verschillende woningtypen ontwierp. Dankzij contacten met architecten van de Amsterdamse School rijpten bij Hamers de ideeën over volkswoningbouw in stedelijke context. Voor de corporatie Eigen Haard heeft Hamers diverse woningbouwcomplexen gebouwd zoals bijvoorbeeld een reeks woningen in halfopen bouwblokken in Amsterdam-Zuid aan de Rivierenlaan (de huidige President Kennedylaan). De open zuidzijde van de blokken laat volop zon en frisse lucht op het binnenterrein toe. Ook in Bosch en Lommer werden in opdracht van Eigen Haard 200 woningen gerealiseerd in blokken van 5 bouwlagen (1938-1940). Villa's In het Gooi, in Noord-Holland en in Utrecht zijn diverse zomerhuizen en houten landhuizen van de hand van Hamers gebouwd. In 1914 realiseerde hij een twee-onder-een-kapwoning in Bussum aan de Gooilandscheweg. Het pand beschikt over een hoge, steile kap over de eerste en de tweede verdieping. De linker woning werd zijn eigen woonhuis. In 1940 bouwde Hamers in Loosdrecht aan de Boomhoekschedijk nog een eigen woning. Pal aan het water van de Loosdrechtse Plassen ontwierp hij een kleine, in baksteen opgetrokken villa met een rieten kap. Deze woning werd De Roerdomp genoemd. Opvallend zijn de samengestelde dakkap en de met hout beschoten geveldelen. In Bussum ligt een monumentale villa van Hamers aan de Stargardlaan met een grote halfronde serre aan de voorgevel. Naderhand werd in dit pand de Amsterdamsche Bank ondergebracht terwijl het in 1982 werd verbouwd tot appartementencomplex waarbij er negentien HAT-eenheden werden ondergebracht. Prijsvragen Hamers heeft aan een reeks prijsvragen meegedaan waaronder de bekende zoals die voor een Volkenbondpaleis in Geneve (1927), een stadhuis op het Frederiksplein in Amsterdam (1937) en het wederopbouwplan voor het Hofplein te Rotterdam (1942). In zijn jonge jaren deed hij tijdens en na zijn opleiding mee aan verschillende prijsvragen die het Genootschap Architectura et Amicitia uitschreef. In 1905, in 1909 en in 1910 werden zijn inzendingen tot het winnende ontwerp verkozen. Hamers bleef zijn leven in het Gooi gehuisvest. Hij was jarenlang lid van de Larense Schoonheidscommissie waarin oa Hamdorff en Symons zitting hadden. In het Gooi had Hamers verder contact met tal van andere architecten en kunstenaars zoals met Van Epen, Wijdeveld, Gorter, Van Eeden, Veth en vele anderen. Bij een aantal projecten werkte hij samen met collega-architecten zoals met A. Baljeu, Vorkink en Wormser en met H.Th. Wijdeveld. Niettemin behield hij zijn gehele carrière een eenmansbureau en deed hij vrijwel alles zelf. Hij was een begenadigd tekenaar en maakte talloze fraaie reis- en architectuurschetsen en aquarellen in binnen- en buitenland. Daarnaast had hij een uitvindersgeest en heeft hij een aantal technische octrooien op zijn naam staan voor het ontwerp van kleine uitvindingen in de huiselijke sfeer. In 1920 ontwierp hij met Baljeu plannen voor woningen in Koudekerke en in Middelburg en een landhuis in Oostkapelle. Samen met Vorkink en Wormser werkte hij aan een ontwerp voor 25 woningen in Diemen (1921-24). Na de oorlog werkte Hamers samen met Wijdeveld aan een prijsvraagontwerp voor een raadhuis in Arnhem (1953). Joosje van Geest Opleiding: Quellinusschool Tekenschool voor toegepaste kunst/

Hamers, Philippus Jacob

Ph.J. Hamers (1882-1966) Hamers werkte aan het begin van zijn carrière met de bekende architecten K.P.C. de Bazel en K.J. Muller die zich aan het begin van de twintigste eeuw bezig hielden met de nieuwste inzichten op gebied van de hygiëne en volksgezondheid. Het sociaalidealistische gedachtengoed van de Engelse E. Howard, gepubliceerd in zijn beroemde boek Tomorrow: a peaceful path to real reform (1898), leidde in Nederland tot verbeteringen in de woningbouw. In navolging hiervan werkte bijvoorbeeld Muller aan diverse tuindorpen die de woonomstandigheden van de fabrieksarbeiders grondig zouden verbeterden. De Bazel werkte aan de moderne melkerij in Oud-Bussum die aan de nieuwe hygiënische eisen voldeed. De nieuwe opvattingen op gebied van gezondheid en hygiëne en op gebied van de arbeiderswoningbouw hebben de jongere Hamers waarschijnlijk in belangrijke mate gevormd. Net als Muller realiseerde hij tal van tuindorpen in Nederland die de levensstandaard van vele fabrieksarbeiders ten goede kwam. Het was niet zo zeer de woningbouw als wel de stedenbouwkundige opzet van deze wijken die opzien baarde. Philippus Jacob Hamers werd op 2 juli 1882 geboren te Amsterdam. Hij volgde zijn opleiding aan de Quellinusschool in Amsterdam, een bekende tekenschool voor toegepaste kunst die was opgericht door P.J.H. Cuypers. Hamers haalde het middelbaar examen tekenen en bouwkunde. Hij kwam er in contact met de architect De Bazel die er van 1901 tot 1903 toegepast ornamenttekenen aan bouwkundigen en beeldhouwers doceerde. Tijdens en na voltooiing van zijn opleiding werkte Hamers van 1902 tot mei 1905 bij het bureau van De Bazel. Het bureau werkte op dat moment aan het ontwerp voor de melkerij Oud-Bussum (1903-1906). Deze boerderij werd opgericht om een hygiënische melkerij te exploiteren met gezond vee, reinheid en nauwe controle van de melkwinning en levering. Hamers was nauw bij de realisatie betrokken als bouwkundig opzichter. Ook vervaardigde hij verschillende tekeningen. De melkerij werd opgetrokken in de vorm van een symmetrisch U-vormig hoofdgebouw met een doorgang met een houten klokkentoren. Rond 1906 vestigde Hamers zich als zelfstandig architect in de Watergraafsmeer. Een van de eerste grote opdrachten waar Hamers aan meewerkte was de bouw van het Amsterdams Kindersanatorium 'Hoog-Blaricum' (1910-1912) in Huizen/Blaricum met de architect K.J. Muller. Het complex was bestemd voor jeugdige tuberculosepatiënten. Muller (1857-1942) is vooral bekend door zijn werkzaamheden voor diverse industriëlen zoals Stork en Van Marken. Zo realiseerde hij in Hengelo een van de eerste tuindorpen in Nederland naar Engels model; 't Lansink. Het kindersanatorium was een van de projecten op het gebied van lichamelijke opvoeding en gezondheid waar Muller zich samen met rijke Amsterdamse particulieren voor inzette. De toenemende kennis en de ontwikkelingen in het denken over hygiëne resulteerde aan het eind van de negentiende eeuw in tal van nieuwe type gebouwen voor zwemmen, turnen en andere sportactiviteiten. Ook werd een aanvang gemaakt met de bouw van tuindorpen waar arbeiders op enige afstand van de fabriek in een gezond milieu konden wonen. Het complex Hoog-Blaricum is ontworpen door architect K.J. Muller die een groot deel van de werkzaamheden aan Hamers overliet. Het schijnt dat Hamers zelfs twee jaar op het terrein in Blaricum heeft gewoond. Hamers werkte samen met de hoofdarchitect Muller later ook aan de uitbreiding en verbouwing van het kindersanatorium. Op eigen initiatief verrichtte Hamers in 1925 een studie naar de oprichting van een openluchtschool internaat in Hilversum dat hij voorzag van een ontwerp en een uitgebreide beschrijving. Het plan is slechts uitgevoerd in een maquette. Tuindorpen Hamers heeft zich tijdens zijn carrière met name bezig gehouden met woningbouw. Hij realiseerde net als Muller diverse tuindorpen in Nederland en ontwierp enkele landhuizen. Eerste werkte hij in Zuilen aan een arbeiderstuindorp (1913-1918). In dezelfde periode bouwde Muller eveneens in Zuilen een tuindorp dat inmiddels Elinkwijk wordt genoemd. Zuilen trok aan het begin van de twintigste eeuw enkele belangrijke industriële bedrijven uit Amsterdam en uit het noorden van het land aan dankzij de aanleg van het nieuwe Merwedekanaal en de uitbreiding van de spoorlijnen. Een groot deel van de arbeiders verhuisde mee naar het dorp. De fabrieksdirecties en later ook de arbeiders richtten woningbouwverenigingen op en in korte tijd werden er verschillende woningbouwprojecten uitgevoerd. In Gnoes realiseerde Hamers samen met gemeentearchitect F.G.C. Rothuizen een tuindorp (1916-1919) op basis van het gemeentelijke uitbreidingsplan van Rothuizen. Op het terrein ten noorden van het station, Bouwplan I, zou voornamelijk sociale woningbouw worden gerealiseerd met een groenplan van L.A. Springer. Het uitbreidingsplan II ligt aan de westzijde van het centrum. Hier bouwden zowel Rothuizen als Hamers enkele bouwblokken met 2 tot 8 woningen en een winkel. Voorts was hij actief bij de realisatie van tuindorpen in De Bilt (1918), in Vlissingen (1919-1920) samen met de Vlissingse architect A. Dijkstra, in Doetinchem (1920) en in het noorden van het land in Haren (1917-1935). Naast de stedenbouwkundige opzet van een tuindorp was Hamers in de meeste gevallen ook verantwoordelijk voor het ontwerp van de woningen. In Haren realiseerde hij bovendien in de wijk een schoolgebouw en een bad- en wasinrichting. Kenmerkend voor zijn plannen is de parkachtige opzet waarbij de woningen los door het plangebied liggen en middels brede, slingerende lanen met elkaar zijn verbonden. In het tuindorp Onnen te Haren liggen de woningen om een bestaande langgerekte vijverpartij. Een brede hoofdweg baant door het wijkje en verbindt de woningen, pleintjes, park en school met elkaar en met de twee nabij gelegen uitvalswegen naar Haren. Bij de arbeiderskolonie in Zuilen had Hamers te maken met een reeds bestaand plan waarbij de woningen in halfopen bouwblokken langs rechte straten waren ondergebracht. Hamers wist toch enkele veranderingen door te voeren die het gehele plan op een hoger niveau bracht. De afgeronde bouwblokken bij kleine rotondes die moeilijke woningplattegronden opleverden haalde hij eruit. Deze bouwblokken werden 'geopend' tot vier losse bouwstroken met ieder 6, 8 of 16 woningen De centrale hoofdstraat in het plan werd verbreed met een groene middenberm. Op de kruispunten zijn op de koppen van de woningbouwstroken winkels geplaatst. Een aantal stroken zijn bovendien teruggeplaatst uit de rooilijn zodat er voortuinen ontstonden die de straatjes een groen en besloten karakter geven terwijl het geheel zich kenmerkt door een haast moderne openheid. In De Bilt werd een ensemble van 26 woningen aan de Prins Hendriklaan gerealiseerd waarbij Hamers drie verschillende woningtypen ontwierp. Dankzij contacten met architecten van de Amsterdamse School rijpten bij Hamers de ideeën over volkswoningbouw in stedelijke context. Voor de corporatie Eigen Haard heeft Hamers diverse woningbouwcomplexen gebouwd zoals bijvoorbeeld een reeks woningen in halfopen bouwblokken in Amsterdam-Zuid aan de Rivierenlaan (de huidige President Kennedylaan). De open zuidzijde van de blokken laat volop zon en frisse lucht op het binnenterrein toe. Ook in Bosch en Lommer werden in opdracht van Eigen Haard 200 woningen gerealiseerd in blokken van 5 bouwlagen (1938-1940). Villa's In het Gooi, in Noord-Holland en in Utrecht zijn diverse zomerhuizen en houten landhuizen van de hand van Hamers gebouwd. In 1914 realiseerde hij een twee-onder-een-kapwoning in Bussum aan de Gooilandscheweg. Het pand beschikt over een hoge, steile kap over de eerste en de tweede verdieping. De linker woning werd zijn eigen woonhuis. In 1940 bouwde Hamers in Loosdrecht aan de Boomhoekschedijk nog een eigen woning. Pal aan het water van de Loosdrechtse Plassen ontwierp hij een kleine, in baksteen opgetrokken villa met een rieten kap. Deze woning werd De Roerdomp genoemd. Opvallend zijn de samengestelde dakkap en de met hout beschoten geveldelen. In Bussum ligt een monumentale villa van Hamers aan de Stargardlaan met een grote halfronde serre aan de voorgevel. Naderhand werd in dit pand de Amsterdamsche Bank ondergebracht terwijl het in 1982 werd verbouwd tot appartementencomplex waarbij er negentien HAT-eenheden werden ondergebracht. Prijsvragen Hamers heeft aan een reeks prijsvragen meegedaan waaronder de bekende zoals die voor een Volkenbondpaleis in Geneve (1927), een stadhuis op het Frederiksplein in Amsterdam (1937) en het wederopbouwplan voor het Hofplein te Rotterdam (1942). In zijn jonge jaren deed hij tijdens en na zijn opleiding mee aan verschillende prijsvragen die het Genootschap Architectura et Amicitia uitschreef. In 1905, in 1909 en in 1910 werden zijn inzendingen tot het winnende ontwerp verkozen. Hamers bleef zijn leven in het Gooi gehuisvest. Hij was jarenlang lid van de Larense Schoonheidscommissie waarin oa Hamdorff en Symons zitting hadden. In het Gooi had Hamers verder contact met tal van andere architecten en kunstenaars zoals met Van Epen, Wijdeveld, Gorter, Van Eeden, Veth en vele anderen. Bij een aantal projecten werkte hij samen met collega-architecten zoals met A. Baljeu, Vorkink en Wormser en met H.Th. Wijdeveld. Niettemin behield hij zijn gehele carrière een eenmansbureau en deed hij vrijwel alles zelf. Hij was een begenadigd tekenaar en maakte talloze fraaie reis- en architectuurschetsen en aquarellen in binnen- en buitenland. Daarnaast had hij een uitvindersgeest en heeft hij een aantal technische octrooien op zijn naam staan voor het ontwerp van kleine uitvindingen in de huiselijke sfeer. In 1920 ontwierp hij met Baljeu plannen voor woningen in Koudekerke en in Middelburg en een landhuis in Oostkapelle. Samen met Vorkink en Wormser werkte hij aan een ontwerp voor 25 woningen in Diemen (1921-24). Na de oorlog werkte Hamers samen met Wijdeveld aan een prijsvraagontwerp voor een raadhuis in Arnhem (1953). Joosje van Geest Opleiding: Quellinusschool Tekenschool voor toegepaste kunst/