Bazel, Karel Petrus Cornelis de

(verkorte versie Bonas essay) K.P.C. de Bazel (1869-1923) Op 14 februari 1869 werd Karel Petrus Cornelis geboren. In 1889 ging De Bazel op zichzelf wonen. Daarna volgden enkele verhuizingen, waarbij hij achtereenvolgens in Amsterdam en Hilversum woonde. In Hilversum was hij ook opzichter bij de bouw van de St.-Vituskerk. Zijn zwakke gezondheid, die hem zijn hele leven parten speelde, maakte dat hij aan het eind van de bouwperiode van de kerk in Duitsland een kuur moest ondergaan. Na zijn verblijf in een herstellingsoord werd De Bazel chef de bureau bij architect P.J.H. Cuypers. Een verhuizing naar Amsterdam volgde in 1892. Op het bureau van zijn leermeester maakte hij kennis met J.L.M. Lauweriks. Samen met Lauweriks begon De Bazel vanaf 1895 een atelier voor kunstnijverheid. Het atelier bleef slechts vijf jaar bestaan, aangezien De Bazel in 1900 wederom door een zware ziekte werd getroffen en in een sanatorium in Putten moest verblijven. De Bazel overleed op 28 november 1923 in de trein op weg naar de begrafenis van De Klerk na een hevige hoestbui. Opleiding Na de lagere school volgde De Bazel in Den Haag een timmermansopleiding. Hij kreeg er zeer uiteenlopende opdrachten, die hij naar behoren uitvoerde. Het was gebruikelijk voor jonge beoefenaars van technische vakken in Den Haag om aan de Haagsche Academie te studeren en dat deed De Bazel dan ook. In de periode 1882-1888 volgde hij aan deze Academie van Beeldende Kunsten een avondcursus Bouwkunde. De Bazel maakte kennis met de twee stijlen die vijfentwintig jaar daarvoor de bouwkunst hadden gedomineerd: de klassieke en de rationalistische school. Door toedoen van de leraren van de Haagse Academie, die dachten dat zijn talenten elders tot ontwikkeling konden worden gebracht, werd De Bazel in de richting van de architectuur geduwd. Van de timmerwinkel ging hij naar één van de Haagse architectenbureaus, waar hij zijn praktische leertijd kon voortzetten. Van 1892 tot 1894 volgde De Bazel zijn laatste opleiding: een avondcursus modeltekenen aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Architectenbureaus Via zijn oudere broer maakte De Bazel kennis met pastoor Brouwers van Bovenkerk aan de Amstel, die bevriend was met architect P.J.H. Cuypers. Zo kwam het dat de voormalige timmermansleerling op twintigjarige leeftijd op het bureau kwam te werken van deze grote Nederlandse bouwmeester, die net het Rijksmuseum had voltooid en nog talrijke bouwwerken in portefeuille had. In de periode op Cuypers' bureau was De Bazel als tekenaar aangesteld en deed hij zeer verschillend werk en kwam met veel vakgenoten in aanraking. Na de voltooiing van de Hilversumse St. Vituskerk keerde De Bazel terug naar het bureau van Cuypers om er chef de bureau van het tekenatelier te worden. Zijn laatste tekenarbeid op het bureau vervaardigde hij voor Jos.Th.J. Cuypers: een grote perspectieftekening van de St. Bavo in Haarlem. Door verschillen in opvatting tussen de katholieke P.J.H. Cuypers en de theosofisch aangelegde De Bazel besloot de laatste het bureau te verlaten en voor zichzelf te beginnen. Het begrip van de waarde van het ambacht, dat De Bazel al 'van nature' had, was door het werk bij Cuypers nog verder ontwikkeld, evenals de behoefte aan ornamentering in bouwwerken. De eerste opdrachten waarin De Bazel dit alles kon toepassen, betroffen meubel- en sierkunst. Samen met Lauweriks maakte hij ontwerpen in een door hen in 1895 opgericht 'atelier voor bouw- en sierkunst'. Onder de naam van firma 'De Bazel en Lauweriks' genoten zij bekendheid. Docentschap Gedurende zijn leven benadrukte De Bazel in lezingen en artikelen het belang van goed onderwijs. Hij gaf daarnaast ook zelf les op verschillende scholen. Tussen 1897 en 1902 was hij leraar aan de Kunstnijverheidsschool in Haarlem. Daarbij gaf hij samen met Lauweriks en H.J.M. Walenkamp een Vâhanacursus ontwerpen. Deze, uit idealistische overwegingen gestarte cursus, was genoemd naar de theosofische loge waartoe de drie architecten behoorden. Zij gaven onder meer les in tekenen, kunstgeschiedenis en schoonheidsleer, met de nadruk op het ontwerpen op systeem met behulp van driehoeken. Publicaties In de dertig jaar, waarin hij als kunstenaar en architect werkzaam was, schreef De Bazel verschillende artikelen over bouwkunst en aanverwante onderwerpen. In de beginjaren van zijn loopbaan waren dit ingezonden stukken in de tijdschriften Architectura en Theosofia. Dat De Bazel vrij veel publiceerde was niet zo verwonderlijk. Van 1897 tot 1903 was hij lid van de redactie van Architectura, het tijdschrift van het genootschap Architectura et Amicitia. Toen hij steeds meer bouwopdrachten kreeg, kwam zijn naam echter veel minder in de tijdschriften voor. Typering oeuvre Het architectonische oeuvre van De Bazel is zeer divers van aard en bestaat voor een belangrijk gedeelte uit woon- en landhuizen. Daarnaast bouwde hij onder meer arbeiders- en volkswoningen, kantoren, een modelboerderij en een synagoge. Ontwerpen maakten hij voor raadhuizen, een concertgebouw, een crematorium en een wereldhoofdstad bij Den Haag. Voor veel gebouwen leverde hij bovendien ontwerpen voor het interieur en de meubels. Op stedenbouwkundig gebied was De Bazel eveneens actief. Als architect, stedenbouwkundige, interieurarchitect, meubelontwerper, graficus en ontwerper van gebruiksvoorwerpen past De Bazel binnen de groep kunstenaars uit het begin van de twintigste eeuw, die - in de lijn van William Morris en Henry van de Velde - de terugkeer naar het ambachtelijke vooropstelden. De verantwoordelijkheid die zij daarbij voelden voor de samenleving en de verhouding kunstenaar-maatschappij, was daarbij erg belangrijk. Voor De Bazel betekende dit een voortzetting van de ideeën van zijn leermeester P.J.H. Cuypers, die zich al eerder richtte op de heropvoeding van de kleine middenstand van handwerkers. Het ambachtelijke van De Bazel is terug te vinden in de gedetailleerde wijze waarop hij zijn ontwerpen maakte. De Bazel koos voor zekerheid en die vond hij in het ontwerpen op systeem. Zijn werken karakteriseren zich door een strenge hoofdvorm, waarbinnen een rijke detaillering op een beheerste manier is aangebracht. Ontwerpproces De Bazel ontwikkelde al zijn architectonische ontwerpen vanuit geometrische systemen, allereerst met behulp van driehoeken. Na 1900 stapte hij over op een systeem van rechthoeken, waarvan de maten in alle delen van het gebouw werden doorgevoerd. Hij deed dit vanuit de gedachte dat een gebouw 'eenheid in veelheid' moest hebben. Vastgestelde maten en vormverhoudingen van de delen tot elkaar en tot het geheel zou tot harmonie van het gehele bouwwerk leiden. Tuinarchitect Bij zijn landhuizen ontwierp De Bazel vaak ook de tuinen. Hij begon met het maken van deze tuinontwerpen vanaf het moment, dat hij in 1902 als zelfstandig architect in Bussum werkzaam was. In totaal maakte hij ontwerpen voor 28 tuinen, waarvan de meeste in de periode 1909-1917 zijn vervaardigd. De Bazel werkte steeds vanuit een rechtlijnige aanleg, waarbij vanaf een erker, venster of deur een as in de tuin loopt. De tuin zelf was zeer symmetrisch en wanneer ze uit enkele verschillende delen bestond, werden die delen rond een eigen symmetrie-as ontworpen. Slot Hoewel hij al op 54-jarige leeftijd overleed en zijn leven beheerst werd door een zwakke gezondheid, heeft dit De Bazel niet tegengehouden op vele gebieden actief te zijn. Hij was lid van vele organisaties en voorzitter van belangrijke verenigingen zoals Architectura et Amicitia en bonden als de Bond van Nederlandse Architecten. Daarnaast publiceerde hij zijn opvattingen over kunst en architectuur en gaf hij lezingen. De Bazel heeft een groot architectonisch oeuvre nagelaten, dat niet alleen in zijn eigen tijd van groot belang was maar ook nu nog grote waarde heeft. Het belang van zijn oeuvre schuilt niet alleen in de schoonheid van zijn werk, maar eveneens in de achterliggende gedachten en theorieën. Zijn drang naar perfectie en de vanuit zijn theosofische levensovertuiging ontwikkelde geometrische systemen creëerden de harmonie in zijn werk. De ideeën die De Bazel had over de kunstenaar als dienaar van de samenleving, zorgden ervoor dat zijn gebouwen daarnaast ook 'menselijk' werden. Opleiding: Timmermansopleiding Den Haag/1873; Academie van Beeldende Kunsten Den Haag/1882-1888; Nevenfuncties: Quellinusschool Amsterdam/docent/1901-1903; Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst/mede-oprichter en lid/; Commissie van advies bebouwing gemeente bouwterreinen Amsterdam/lid/1911; Commissie van Nederlandse Oudheidkundige Bond/lid/1910; Commissie behoud raadzaal/lid/1909; Hoofdbestuur Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst/lid/1912; Bouwkunstcommissie van Bond Heemschut/lid/1912; Commissie voor stadsschoon/lid/1913; Rijkscommissie voor de Monumentenzorg/lid/1918; Commissie ter bestudering van het vraagstuk van den bouw eener tuinstad of tuindorpen in de omgeving van Amsterdam/lid/; Het Binnenhuis, Rokin 120, Amsterdam/medewerker/vanaf 1900; Prijsvraag baksteentoepassingen/jurylid/1906; Prijsvraag Bouwkunst en Vriendschap Rotterdam/jurylid/1905; Godon prijsvraag/jurylid/1908; Prijsvraag blok werkmanswoningen op een hoek van een straat aan een gracht gelegen/jurylid/1899; Prijsvraag ontwerp voor een buitendeur van een stadswoning/jurylid/1896; Prijsvraag Rouwkapel voor een algemeen kerkhof/jurylid/1910; Prijsvraag hotel in een kleine badplaats/jurylid/1912.

Bazel, Karel Petrus Cornelis de

(verkorte versie Bonas essay) K.P.C. de Bazel (1869-1923) Op 14 februari 1869 werd Karel Petrus Cornelis geboren. In 1889 ging De Bazel op zichzelf wonen. Daarna volgden enkele verhuizingen, waarbij hij achtereenvolgens in Amsterdam en Hilversum woonde. In Hilversum was hij ook opzichter bij de bouw van de St.-Vituskerk. Zijn zwakke gezondheid, die hem zijn hele leven parten speelde, maakte dat hij aan het eind van de bouwperiode van de kerk in Duitsland een kuur moest ondergaan. Na zijn verblijf in een herstellingsoord werd De Bazel chef de bureau bij architect P.J.H. Cuypers. Een verhuizing naar Amsterdam volgde in 1892. Op het bureau van zijn leermeester maakte hij kennis met J.L.M. Lauweriks. Samen met Lauweriks begon De Bazel vanaf 1895 een atelier voor kunstnijverheid. Het atelier bleef slechts vijf jaar bestaan, aangezien De Bazel in 1900 wederom door een zware ziekte werd getroffen en in een sanatorium in Putten moest verblijven. De Bazel overleed op 28 november 1923 in de trein op weg naar de begrafenis van De Klerk na een hevige hoestbui. Opleiding Na de lagere school volgde De Bazel in Den Haag een timmermansopleiding. Hij kreeg er zeer uiteenlopende opdrachten, die hij naar behoren uitvoerde. Het was gebruikelijk voor jonge beoefenaars van technische vakken in Den Haag om aan de Haagsche Academie te studeren en dat deed De Bazel dan ook. In de periode 1882-1888 volgde hij aan deze Academie van Beeldende Kunsten een avondcursus Bouwkunde. De Bazel maakte kennis met de twee stijlen die vijfentwintig jaar daarvoor de bouwkunst hadden gedomineerd: de klassieke en de rationalistische school. Door toedoen van de leraren van de Haagse Academie, die dachten dat zijn talenten elders tot ontwikkeling konden worden gebracht, werd De Bazel in de richting van de architectuur geduwd. Van de timmerwinkel ging hij naar één van de Haagse architectenbureaus, waar hij zijn praktische leertijd kon voortzetten. Van 1892 tot 1894 volgde De Bazel zijn laatste opleiding: een avondcursus modeltekenen aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Architectenbureaus Via zijn oudere broer maakte De Bazel kennis met pastoor Brouwers van Bovenkerk aan de Amstel, die bevriend was met architect P.J.H. Cuypers. Zo kwam het dat de voormalige timmermansleerling op twintigjarige leeftijd op het bureau kwam te werken van deze grote Nederlandse bouwmeester, die net het Rijksmuseum had voltooid en nog talrijke bouwwerken in portefeuille had. In de periode op Cuypers' bureau was De Bazel als tekenaar aangesteld en deed hij zeer verschillend werk en kwam met veel vakgenoten in aanraking. Na de voltooiing van de Hilversumse St. Vituskerk keerde De Bazel terug naar het bureau van Cuypers om er chef de bureau van het tekenatelier te worden. Zijn laatste tekenarbeid op het bureau vervaardigde hij voor Jos.Th.J. Cuypers: een grote perspectieftekening van de St. Bavo in Haarlem. Door verschillen in opvatting tussen de katholieke P.J.H. Cuypers en de theosofisch aangelegde De Bazel besloot de laatste het bureau te verlaten en voor zichzelf te beginnen. Het begrip van de waarde van het ambacht, dat De Bazel al 'van nature' had, was door het werk bij Cuypers nog verder ontwikkeld, evenals de behoefte aan ornamentering in bouwwerken. De eerste opdrachten waarin De Bazel dit alles kon toepassen, betroffen meubel- en sierkunst. Samen met Lauweriks maakte hij ontwerpen in een door hen in 1895 opgericht 'atelier voor bouw- en sierkunst'. Onder de naam van firma 'De Bazel en Lauweriks' genoten zij bekendheid. Docentschap Gedurende zijn leven benadrukte De Bazel in lezingen en artikelen het belang van goed onderwijs. Hij gaf daarnaast ook zelf les op verschillende scholen. Tussen 1897 en 1902 was hij leraar aan de Kunstnijverheidsschool in Haarlem. Daarbij gaf hij samen met Lauweriks en H.J.M. Walenkamp een Vâhanacursus ontwerpen. Deze, uit idealistische overwegingen gestarte cursus, was genoemd naar de theosofische loge waartoe de drie architecten behoorden. Zij gaven onder meer les in tekenen, kunstgeschiedenis en schoonheidsleer, met de nadruk op het ontwerpen op systeem met behulp van driehoeken. Publicaties In de dertig jaar, waarin hij als kunstenaar en architect werkzaam was, schreef De Bazel verschillende artikelen over bouwkunst en aanverwante onderwerpen. In de beginjaren van zijn loopbaan waren dit ingezonden stukken in de tijdschriften Architectura en Theosofia. Dat De Bazel vrij veel publiceerde was niet zo verwonderlijk. Van 1897 tot 1903 was hij lid van de redactie van Architectura, het tijdschrift van het genootschap Architectura et Amicitia. Toen hij steeds meer bouwopdrachten kreeg, kwam zijn naam echter veel minder in de tijdschriften voor. Typering oeuvre Het architectonische oeuvre van De Bazel is zeer divers van aard en bestaat voor een belangrijk gedeelte uit woon- en landhuizen. Daarnaast bouwde hij onder meer arbeiders- en volkswoningen, kantoren, een modelboerderij en een synagoge. Ontwerpen maakten hij voor raadhuizen, een concertgebouw, een crematorium en een wereldhoofdstad bij Den Haag. Voor veel gebouwen leverde hij bovendien ontwerpen voor het interieur en de meubels. Op stedenbouwkundig gebied was De Bazel eveneens actief. Als architect, stedenbouwkundige, interieurarchitect, meubelontwerper, graficus en ontwerper van gebruiksvoorwerpen past De Bazel binnen de groep kunstenaars uit het begin van de twintigste eeuw, die - in de lijn van William Morris en Henry van de Velde - de terugkeer naar het ambachtelijke vooropstelden. De verantwoordelijkheid die zij daarbij voelden voor de samenleving en de verhouding kunstenaar-maatschappij, was daarbij erg belangrijk. Voor De Bazel betekende dit een voortzetting van de ideeën van zijn leermeester P.J.H. Cuypers, die zich al eerder richtte op de heropvoeding van de kleine middenstand van handwerkers. Het ambachtelijke van De Bazel is terug te vinden in de gedetailleerde wijze waarop hij zijn ontwerpen maakte. De Bazel koos voor zekerheid en die vond hij in het ontwerpen op systeem. Zijn werken karakteriseren zich door een strenge hoofdvorm, waarbinnen een rijke detaillering op een beheerste manier is aangebracht. Ontwerpproces De Bazel ontwikkelde al zijn architectonische ontwerpen vanuit geometrische systemen, allereerst met behulp van driehoeken. Na 1900 stapte hij over op een systeem van rechthoeken, waarvan de maten in alle delen van het gebouw werden doorgevoerd. Hij deed dit vanuit de gedachte dat een gebouw 'eenheid in veelheid' moest hebben. Vastgestelde maten en vormverhoudingen van de delen tot elkaar en tot het geheel zou tot harmonie van het gehele bouwwerk leiden. Tuinarchitect Bij zijn landhuizen ontwierp De Bazel vaak ook de tuinen. Hij begon met het maken van deze tuinontwerpen vanaf het moment, dat hij in 1902 als zelfstandig architect in Bussum werkzaam was. In totaal maakte hij ontwerpen voor 28 tuinen, waarvan de meeste in de periode 1909-1917 zijn vervaardigd. De Bazel werkte steeds vanuit een rechtlijnige aanleg, waarbij vanaf een erker, venster of deur een as in de tuin loopt. De tuin zelf was zeer symmetrisch en wanneer ze uit enkele verschillende delen bestond, werden die delen rond een eigen symmetrie-as ontworpen. Slot Hoewel hij al op 54-jarige leeftijd overleed en zijn leven beheerst werd door een zwakke gezondheid, heeft dit De Bazel niet tegengehouden op vele gebieden actief te zijn. Hij was lid van vele organisaties en voorzitter van belangrijke verenigingen zoals Architectura et Amicitia en bonden als de Bond van Nederlandse Architecten. Daarnaast publiceerde hij zijn opvattingen over kunst en architectuur en gaf hij lezingen. De Bazel heeft een groot architectonisch oeuvre nagelaten, dat niet alleen in zijn eigen tijd van groot belang was maar ook nu nog grote waarde heeft. Het belang van zijn oeuvre schuilt niet alleen in de schoonheid van zijn werk, maar eveneens in de achterliggende gedachten en theorieën. Zijn drang naar perfectie en de vanuit zijn theosofische levensovertuiging ontwikkelde geometrische systemen creëerden de harmonie in zijn werk. De ideeën die De Bazel had over de kunstenaar als dienaar van de samenleving, zorgden ervoor dat zijn gebouwen daarnaast ook 'menselijk' werden. Opleiding: Timmermansopleiding Den Haag/1873; Academie van Beeldende Kunsten Den Haag/1882-1888; Nevenfuncties: Quellinusschool Amsterdam/docent/1901-1903; Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst/mede-oprichter en lid/; Commissie van advies bebouwing gemeente bouwterreinen Amsterdam/lid/1911; Commissie van Nederlandse Oudheidkundige Bond/lid/1910; Commissie behoud raadzaal/lid/1909; Hoofdbestuur Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst/lid/1912; Bouwkunstcommissie van Bond Heemschut/lid/1912; Commissie voor stadsschoon/lid/1913; Rijkscommissie voor de Monumentenzorg/lid/1918; Commissie ter bestudering van het vraagstuk van den bouw eener tuinstad of tuindorpen in de omgeving van Amsterdam/lid/; Het Binnenhuis, Rokin 120, Amsterdam/medewerker/vanaf 1900; Prijsvraag baksteentoepassingen/jurylid/1906; Prijsvraag Bouwkunst en Vriendschap Rotterdam/jurylid/1905; Godon prijsvraag/jurylid/1908; Prijsvraag blok werkmanswoningen op een hoek van een straat aan een gracht gelegen/jurylid/1899; Prijsvraag ontwerp voor een buitendeur van een stadswoning/jurylid/1896; Prijsvraag Rouwkapel voor een algemeen kerkhof/jurylid/1910; Prijsvraag hotel in een kleine badplaats/jurylid/1912.