Lansdorp, Nicolaas

Architect Nicolaas Lansdorp jr. is op 4 april 1885 te Amsterdam geboren. Hij heeft in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Heemstede en Haarlem gewoond. Op de leeftijd van 82 jaar, op 18 januari 1968, is N. Lansdorp overleden in het Groot Gasthuis in Haarlem.(1) Zijn talent werd ontdekt door Berlage en Kromhout.(2) Nicolaas Lansdorp ontwierp onder andere tweeduizend woningen en 160 scholen voor Amsterdam, het politiebureau te Zeist, een aantal gebouwen voor de Dr. mr. Willem van der Bergstichting te Noordwijk aan Zee en een kerk te Amsterdam-Noord.(3) Als gemeente-architect van Rotterdam bouwde Lansdorp samen met twee andere architecten de voormalige gemeentebibliotheek aan de Botersloot, maakte plannen voor een brug aan de Koningshaven, werkte aan het uitbreidingsplan van Rotterdam en leverde een bijdrage aan het ontwerp van het museum Boijmans Van Beuningen. Voor Amsterdam ontwierp Nicolaas Lansdorp nog het Vossiusgymnasium, markthallen met pakhuizen, een onderstation voor de G.E.B., de gemeentelijke universiteit, een brandweerkazerne, een sportgebouw, badhuizen, kiosken en vele andere openbare gebouwen, waaronder een nieuwe vleugel voor het oude raadhuis. Als particuliere architect ontwierp Lansdorp, en werden onder zijn leiding uitgevoerd, een ambachtsschool en nijverheidsschool in Kampen, een aantal gebouwen voor 'geestzwakke' kinderen in Noordwijk, een ziekenhuis in Ermelo, de meisjes HBS aan de Gerrit van der Veenstraat (vroeger Euterpestraat) in Amsterdam.(4) Onder de leiding van Nicolaas Lansdorp werd een aanzienlijke uitbreiding van het kunsthistorische instituut in Rotterdam uitgevoerd. In Den Haag bouwde hij het rusthuis Oldesloo voor 220 personen. Onder de leiding van Nicolaas Lansdorp werden vele restauraties in Delft verricht, waaronder de restauratie van de toren van de Nieuwe Kerk, het Stedelijk Museum Prinsenhof, de gemeente archiefdienst, het bureau JOSS en de Waalse Kerk.(5) Naast zijn ontwerppraktijk was hij op verschillende andere gebieden actief. Nicolaas Lansdorp was regelmatig jurylid voor de Prix de Rome, was docent aan de Instelling voor Voortgezet en Hooger Bouwkunst Onderwijs in Amsterdam, was hoogleraar aan de Technische Hooge school in Delft en was actief bij verschillende overheidsinstellingen. Zijn tekeningen en studiereis schetsen werden meerdere keren tentoongesteld. Opleiding en leertijd N. Lansdorp volgde de openbare handelsschool in Amsterdam. Vervolgens haalde hij de acte Bouwkunde voor Middelbaar Onderwijs. Hij was op verschillende architectenburo's werkzaam, onder andere bij Ed. Cuypers en de gebroeders Baanders.(6) Zijn talent werd ontdekt door Berlage en Kromhout, die hem eerste prijzen toekenden voor studieprijsvragen die georganiseerd werden door het Genootschap Architectura et Amicitia. In het werk van N. Lansdorp zijn invloeden van De Klerk, van Berlage met zijn moderne rationele baksteenarchitectuur en ook van de Scandinavische architectuur te zien. Lansdorp verwerkte deze invloeden tot een geheel eigen architectuur, zoals in 1932 in Het Bouwbedrijf werd geschreven.(7) Werkkring Van 1916 tot en met 1919 was N. Lansdorp als architect aan de Dienst van Plaatselijke Werken te Rotterdam verbonden.(8) In 1919 werd hij benoemd tot architect van de afdeling gebouwen van de Dienst der Publieke Werken te Amsterdam, die onder leiding stond van A.R. Hulshoff. Lansdorp werd in 1929 bevorderd tot hoofdarchitect van deze afdeling.(9) In deze functies had Lansdorp de gelegenheid een groot aantal min of meer monumentale gebouwen voor de gemeente te ontwerpen. Bovendien heeft hij als particulier architect vele woningblokken en verscheidene villa's ontworpen, terwijl hij in verschillende commissies voor Amsterdamsche vraagstukken zitting had.(10) Van de zeer vele en zeer belangrijke gebouwen (o.a. het Vossiusgymnasium, het oude raadhuis, de Resedaschool, de markthal aan de Jan van Galenstraat en het gemeente badhuis aan de Andreas Bonnstraat) die in de jaren twintig en dertig voor de gemeente Amsterdam gebouwd zijn, was N. Lansdorp, zoal niet in de gebruikelijke zin de architect, dan toch de geestelijke auteur.(11) N. Lansdorp ontwierp samen met G. Friedhoff en A. van der Steur het museum Boijmans Van Beuningen te Rotterdam (1935).(12) Opvattingen over architectuur N. Lansdorp had grote bewondering voor de toenmalige Amsterdamse School. Het tijdschrift Het Bouwbedrijf schreef over hem: 'Gevoel voor traditie en in het bijzonder voor lokale en nationale traditie, gepaard aan zijn gevoel voor het monumentale, belette N. Lansdorp ook niet om in de richting te gaan van het sterk internationaal georiënteerde functionalisme. Hij stond open voor nieuwe materialen en nieuwe constructies, doch was daarbij altijd kritisch. De ontvankelijkheid, binnen nauwe grenzen, voor invloeden van verschillende stromingen duidde dan ook bij N. Lansdorp geenszins op een tekort aan bouwkundige overtuiging, maar op een soepelheid van geest die voor de kunstenaar in het algemeen, en zeer in het bijzonder voor diegeen, die zeer veel werk te maken krijgt, van zeer veel waarde is, omdat zij hem steeds fris, steeds levend houdt.'(13) Verenigingen en commissies Lansdorp was lid van meerdere verenigingen en commissies. Hij was onder andere lid van de Bond van Nederlandse Architecten, en lid van het Genootschap Architectura et Amicitia in Amsterdam als lid van de Commissie van beoordeling voor de prijsvragen binnen het Genootschap en als tweede secretaris van het Bestuur van het Genootschap.(14) Lansdorp had ook zitting in het Algemeen Bestuur en Toelatingscommissie van de vereniging voor voortgezet en hoger Bouwkunst onderwijs.(15) Hij was verder lid van de vereniging Bouwkunst en Vriendschap in Rotterdam, stichting van de N.V. Droogbak Maatschappij in Rotterdam (16), en lid van de Bouwraad van de gemeente Utrecht.(17) N. Lansdorp had zitting in commissies die waren ingesteld voor het behoud en bevorderen van de schoonheid in Amsterdam, Delft, Rotterdam, Zandvoort, Schiedam en Kampen.(18) In 1923 werd hij lid van de schoonheidscommissie in, op voordracht van de B.N.A.(19). Op 12 december 1933 werd N. Lansdorp lid van de schoonheidscommissie in Delft, waarvan hij enkele maanden later voorzitter werd. Hij vroeg zijn ontslag aan van de functie van gemeentelijk schoonheidsadviseur van de gemeente Delft per 1 october 1951.(20) Typering oeuvre Het werk van N. Lansdorp toont invloeden van de Klerk, Berlage en van de Scandinavische architectuur. Invloeden van de Amsterdamse school en het internationaal georiënteerde functionalisme zijn dan ook terug te vinden in zijn werk.(21) Roegholt schreef in 1995: 'Als architect in gemeente dienst kon N. Lansdorp niet veel van zich laten horen. De machtige directeur van Publieke Werken, ir. W.A. de Graaf, beschouwde de dienst als een monolithisch geheel, waarbij individuele prestaties zo min mogelijk naar buiten moesten komen. Ondanks dat hierdoor achteraf zeer moeilijk te bepalen was wiens hand verantwoordelijk was voor welk werk, werd N. Lansdorp's invloed achter de schermen door kenners hoog aangeslagen.'(22) Deelname aan prijsvragen Alleen of in team verband deed N. Lansdorp mee aan een groot aantal (studie-) prijsvragen waarin hij tamelijk succesvol was. De eerste prijsvraag waar hij aan mee deed (1911) en met de eerste prijs bekroond werd, was de studieprijsvraag voor het ontwerp van een ontvangstgebouw voor een bloemententoonstelling. Deze prijsvraag werd georganiseerd door het Genootschap Architectura et Amicitia in Amsterdam. In de jury zaten de heren H.P. Berlage, J. Stuyt en H.A.J. Baanders.(23) In 1914 deed N. Lansdorp aan twee studieprijsvragen mee. Als eerste was dat een studieprijsvraag voor het ontwerp van een garage met chauffeurswoning op een landgoed waarvoor hij de eerste prijs won en vervolgens won hij de tweede prijs voor de studieprijsvraag van het ontwerp van een brug over een stadsgracht. Leden van de jury van het Genootschap Architectura et Amicitia waren de heren: J. de Meyer, J.M. van der Mey en G.F. la Croix.(24) In 1915 deed Lansdorp samen met M. de Klerk, Jan Wils en J. Poot mee aan de studentenprijsvraag voor architectonische fantasie, die tentoongesteld werd op een lustrumtentoonstelling van het Genootschap Architectura et Amicitia in het Stedelijk Museum in Amsterdam. In de jury zaten de heren J. Ingenoghl, J. Gratema en J.F. Staal.(25) In 1924 won de afdeling Gebouwen van de Publieke Werken Amsterdam de Grand Prix in Parijs. N. Lansdorp deed samen met de architecten Th.R. Luyken, G.J. Rugers en A.J. Westerman mee aan deze prijsvraag. Hij deed mee met zijn ontwerp van het Raadhuis aan de Oudezijds Voorburgwal in Amsterdam en met zijn ontwerpen voor de scholen aan de Jan Lievenstraat, de scholen aan het Hygieaplein en de school aan de Kattenburgerkade in Amsterdam.(26) Lid van Jury's N. Lansdorp was een aantal keer jurylid voor de Prix de Rome. Zo was hij in 1935 jurylid voor de Prix de Rome voor het ontwerp voor een verenigingsgebouw voor kunstschilders en een ateliergebouw. In de jury zaten, samen met N. Lansdorp, Prof. Dr. P.H. van Moerkerken, Ir. J. de Bie Leuveling Tjeenk, Ir. B. Bijvoet, W. Dudok, Ir. A.R. Hulshoff en Prof. W.A.E. van der Pluym.(27) Vervolgens was hij jurylid voor de Prix de Rome 1946 voor het ontwerp voor een religieus centrum 28 samen met Prof. W. van de Berg, Prof. W.A.E. van der Pluym, A. Komter, Ir. A.J. van der Steur en Prof. Ir. H.T. Zwiers.(28) Lansdorp was nogmaals jurylid voor de Prix de Rome in 1950 voor het ontwerp van een regeringsgebouw voor officiële ontvangsten en een gemeentelijk museum, nu met prof. W. van de Berg, Prof. W.A.E. van der Pluym, architect A. Komter, ir. A.J. van de Steur, ir. J.A. Snellebrand en Prof. ir. H.T. Zwiers.(29) De laatste keer werd hij jurylid voor de Prix de Rome in 1954 voor het ontwerp van een Rijksacademie van Beeldende Kunsten, samen met Prof. Dr. N.R.A. Vroom, J.A. Snellebrand, ir. B. Bijvoet, prof. F.A. Eschauzier, Prof. G.H.M. Holt, ir. C. van Traa en J. Sargentini.(30) In 1936 zat Lansdorp in de commissie van beoordeling van het Genootschap Architectura et Amicitia, samen met F. Lensvelt en W. Bruin, voor het ontwerp voor een vakantie- en weekend huisje aan de Vecht.(31) Hij was ook lid van de jury de Exposition International te Parijs. Restauraties Nicolaas Lansdorp heeft meerdere belangrijke restauraties in Delft verricht. In 1938 besloot de gemeenteraad van Delft tot een totale restauratie van de Toren van de Nieuwe Kerk, N. Lansdorp kreeg hier de leiding over.(32) In 1940 werd onder zijn leiding met de restauratie van het (St. Agatha Klooster) Prinsenhof begonnen, die in 1962 gereed kwam. Hierbij zijn de panden in de Schoolstraat, de gewelfde gang bij de entree, de Waalse kerk en het Poortgebouw grondig hersteld en gerestaureerd. Voor deze restauratie, die N. Lansdorp als het hoogtepunt in zijn carrière beschouwde, ontving hij de gouden medaille van het Gijsberti Hodenpijlfonds. Vanaf 1962 is het gebouw definitief in gebruik genomen als het Stedelijk Museum.(33) In 1956 werd het huis Wapen van Savoye (later de Gemeentelijke Archiefdienst) door Lansdorp gerestaureerd. Ook voor deze restauratie kreeg hij de gouden medaille van het Fonds Gijsberti Hodenpijl. N. Lansdorp verrichtte ook de restauratie van het bureau JOSS aan de Oude Delft naast het Prinsenhof. In 1959 werden daarvoor de eerste plannen gemaakt, maar pas in 1963 kon met de uitvoering worden begonnen. Uit de archieven bleek dat in dit gebouw vroeger het personeel en de prior met zijn hulpen van het St. Aghatenklooster hebben gewoond. Dit was het laatste grote restauratiewerk van N. Lansdorp in Delft.(34) In 1958 kreeg hij van het College van Burgemeester en Wethouders van Delft de gemeentepenning in zilver voor zijn gedurende vijfentwintig jaar aan de gemeente Delft bewezen diensten bij verscheidene belangrijke restauraties.(35) Docent en hoogleraar Lansdorp was docent aan de Rijksacademie voor Beeldende kunsten (36) en docent aan de Instelling voor voortgezet en hooger Bouwkunst onderwijs in Amsterdam. Hij was de begeleider van het groot ontwerp voor 4e jaars studenten (1923-1924) aan deze instelling,(37) hij was er ook docent van het klein ontwerp 1 en 2 (1930-1931, 1931-1932),(38) docent voor het architectonische tekenen voor 3e jaars studenten (1934-1935, 1935-1936)39 en nogmaals docent in het architectonische tekenen voor 2e jaars studenten (1936-1937).(40) In 1932 werd N. Lansdorp benoemd tot hoogleraar bij de afdeling Bouwkunde aan de Technische Hoogeschool te Delft.(41) Hij hield een lezing over openbare gebouwen bij de aanvaarding van deze functie, waarbij hij zijn ideaal van scholenbouw in het openbaar uitsprak.(42) In 1955, in verband met de pensioen gerechtigde leeftijd van N. Lansdorp, legde hij zijn taak als de hoogleraar neer. Bij zijn afscheidscollege gaf hij een duidelijke uiteenzetting van wat hem zo bijzonder boeide in zijn vak en vervolgens opende hij een tentoonstelling van zijn schetsen in de blauwe zaal van het gebouw van Bouwkunde.(43) Andere werkzaamheden Lansdorps nevenactiviteiten hadden veelal betrekking op architectuur. Hij was secretaris van de Bouwkunst tentoonstelling van de Club van gediplomeerden van het Hooger Bouwkunst onderwijs te Amsterdam (1923),(44) had zitting in de Examencommissie van de gemeentelijke Nijverheidsschool in Dordrecht (1935),(45) had zitting in de commissie van de Stedebouwkundige leergang aan de Technische Hoogeschool in Delft (1937) (46) en was ook nog lid van de Welstandscommissie in Den Haag (1956).(47) Hij schreef twee artikelen in zijn carrière. Zijn eerste artikel ging over de restauratie van de toren van de Nieuwe kerk te Delft (1935),(48) waarin hij de geschiedenis van de bouw en het verloop van de restauratie van de kerk en de toren beschreef. Het tweede artikel ging over de Bouwacoustiekdag te Delft (1937).(49) In deze artikelen is geen enkele aanduiding van Lansdorp's opvattingen over architectuur te vinden. Deze werden wel duidelijk in zijn inaugurele rede 'Openbare Gebouwen'.(50) Hier vertelde hij over belang en plaats van openbare gebouwen in het stadsbeeld. Tot deze gebouwen rekende hij onder andere het raadhuis, de markthal, het ziekenhuis, de brandweerkazerne en de gevangenis. Een bijzondere plaats in Lansdorp's lezing kreeg de scholenbouw, waarover hij het volgende zei: 'De school dient te zijn de plaats, waar de jeugd kennis, wil en kracht moet vergaren, om later de grote en zware eisen des levens het hoofd te kunnen bieden.' Dit was volgens Lansdorp: 'niet alleen een waarachtig nationale taak, maar stellig ook één van de hoogste morele verplichtingen tegenover de mensheid en de toekomst.'(51) J.P Mieras schreef over Lansdorp: 'Hij is geen man van het woord, geen man van de pen, maar een man van het potlood. Er zijn niet veel architecten, die het potlood op zo'n virtuoze wijze hanteren als hij.'(52) Dat was te zien bij enkele tentoonstellingen van zijn schetsen en tekeningen. De eerste keer dat zijn studieprijsvraagtekeningen tentoongesteld werden, was tijdens een lustrum tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam.(53) Vervolgens werd een tentoonstelling in het Stedelijk Museum Prinsenhof te Delft voorbereid. De expositie bestond onder andere uit excursieschetsen samen met 150 andere schetsen en tekeningen van Lansdorp.(54) Zijn bovengenoemde excursieschetsen zijn gemaakt tijdens een driedaagse schetsexcursie (1936) van een groep bouwkundige studenten naar Zierikzee, onder begeleiding van prof. Luns en Lansdorp zelf.(55) Voormalige bibliotheek in Rotterdam In 1912 besloot de gemeente Rotterdam tot de stichting van een centrale gemeentelijke bibliotheek. De ontwerper van dit gebouw was D.B. Logemann, met medewerking van N. Lansdorp en J. Poot. Regelmatig werd het ontwerp van het gebouw uitsluitend aan N. Lansdorp toegeschreven. E. Meeldijk schreef het volgende: 'B.D. Logemann was de maker van het oorspronkelijke ontwerp van juli 1916. Sedert januari 1917 werkte ook Lansdorp mee. Hij bracht enkele min of meer ingrijpende wijzigingen aan in details van het ontwerp, maar de architectonische conceptie als zodanig bleef die van Logemann.'(56) Uit een andere bron bleek het volgende: 'Toen het plan in 1918 tot uitvoering kwam, werd N. Lansdorp, architect bij de dienst Plaatselijke Werken, met het werk belast.'(57) Wat de indeling van het gebouw zelf betreft, op de begane grond bevond zich de uitleenbalie, de catalogus en de krantenleeszaal, alsmede de kinderafdeling met een eigen ingang. Op de eerste verdieping lagen de tijdschriftenzaal en de grote leeszaal, op de tweede verdieping een tentoonstellingszaal. De boeken stonden in het souterrain. Het was de eerste openbare leeszaal en bibliotheek die geheel uit de gemeentelijke kas werd onderhouden.(58) In 1923 kon de zaal in gebruik worden genomen. Het gebouw maakte een sobere, zakelijke indruk. Een enkel accent werd gevormd door de asymmetrisch geplaatste ingang en een erker aan de Nieuwe Markt. Deze werd gemarkeerd door gecanneleerde zuilen. Aan de achterzijde van de bibliotheek, aan de kant van de Pannekoekstraat was de U-vormige hoofdvorm te onderscheiden. In dit gebouw bevinden zich tegenwoordig het Nationaal Onderwijscentrum Rotterdam en het Nationale Schoolmuseum.(59) Verbouwing van het Oude Raadhuis in Amsterdam Lansdorp's naam werd bekend (60) door de samen met Hulshoff ontworpen nieuwe vleugel van het stadhuis aan de Oudezijds Voorburgwal in Amsterdam (1924-1926). De verbouwing van het Raadhuis betrof het gedeelte langs de Oudezijds Voorburgwal vanaf de toegangspoort naar het Prinsenhof tot aan de Agnietenstraat. Het meest linkse gedeelte van de vleugel is het representatieve gedeelte. Op de hoofdverdieping zijn de kamers van de Burgermeester en Wethouders. Het trappenhuis heeft een monumentaal karakter. Het omhooggaande gedeelte aan de Agnietenstraat bestaat uit een achthoekige hal met een diameter van zeven meter, het hoofdtrappenhuis en de liften. Het middengedeelte bevat een koffiekamer op de begane grond, de Gemeenteraad en de trouwzaal op de hoofdverdieping. De gevel is gedeeltelijk van Noors graniet gebouwd, en gedeeltelijk gemetseld in machinale platte steen. Het dak werd bedekt met mat verglaasde zwarte pannen. De Raadzaal werd vergroot tot 14 bij 22 m.(61) 'Het nieuwe gedeelte van het (oude) Raadhuis verdient waardering voor de wijze waarop rekening is gehouden met de schoonheid van de oude gracht, en uit het gehele werk blijkt nadrukkelijk dat de ontwerpers niet voor de moeilijkheden van het vraagstuk uit de weg zijn gegaan. Het vraagstuk draagt een dualisme in zich. Dit dualisme tussen de horizontale dominant van de raamreeksen, die in een gebouw structuur als die van de onderhavige, onvermijdelijk is en het verticale accent dat in een grachtenhuis-gevel moet spreken, is hier weggesmolten in een bevredigend harmonisch geheel; een geheel dat in zijn hoogte juist een karakteristieke eigenschap van oude huizen heeft behouden, op moderne schaal', aldus Roegholt, die verder schreef: 'In het behouden van de oude grachtenwand ligt de voornaamste algemene appreciatie van dit bouwwerk.'(62) Het Vossiusgymnasium Het Vossiusgymnasium was de laatste van een lange reeks scholen die naar ontwerp van N. Lansdorp in de jaren dertig werden gebouwd.(63) Het Vossiusgymnasium vertoont gelijkenis met zijn Meisjes H.B.S. aan de Gerrit van der Veenstraat (destijds Euterpestraat). Het pand bestaat uit een lang hoofdlichaam met drie U-vormige vleugels, die plaats bieden aan beschermende groenstroken. De lengteas is oost-west gericht. Daaraan sluiten zich twee lagere vleugels met twee verdiepingen aan, die noord-zuid liggen. De hoofdingang is ontworpen bij de toren aan de zuidgevel, met een hal. In de kelders zijn een fietsenberging, bergruimten voor kolen en chemicaliën, het ketelhuis enz. Er zijn 18 klaslokalen, en een reserve lokaal. Alle klassen zijn op het zuiden geplaatst. Zes klassen liggen op de begane grond, vijf op de eerste en zeven inclusief het reserve lokaal op de tweede verdieping. Behalve de klaslokalen zijn op de begane grond ook nog ruimten voor het onderwijs in natuurkunde, scheikunde en natuurlijke historie, terwijl ook de conrector er zijn kamer heeft. In de lagere oostelijke vleugel zijn de twee gymnastieklokalen boven elkaar geplaatst, en daarop, in de kap, is het boekenmagazijn. Aansluitende aan de gymnastiekzalen werd de woning van de claviger gebouwd. Op de binnenplaats kwam een flinke botanische tuin, terwijl er ook ruimte overbleef voor gymnastiek in de open lucht.(64) Volgens Roegholt heeft het Vossiusgymnasium 'een unieke architectonische waarde, een bijzondere stedebouwkundige context en het is drager van een interessante serie kunstwerken.'(65) Het romantische arrangement van bouwmassa's, portieken en erkers, het siermetselwerk en de dicht aaneengesloten rij raampjes op de hoogste verdieping, meestal onder een ver overstekend dak, zijn de kenmerken van de Scandinavische school, een verstrakte vorm van de Amsterdamse school. Aan de noordoostgevel van het Vossiusgymnasium is een baksteenreliëf gemetseld, alsof er een fonteintje onder ontworpen was, en aan de docentenkamer is een speels erkertje 'geplakt'. Typerend voor deze Scandinavische variant is het contrast tussen stoere baksteenmuren en wandgedeelten met grote vensters. Een decoratieve toren behoorde ook tot de 'Scandinavische kenmerken'. 'Een Lansdorp interieur heeft ruime hallen en trappenhuizen. Aan de lange gangen liggen de klaslokalen op het zuiden, de gang met garderobe en toiletruimten liggen aan de noordkant. Het Vossiusgymnasium werd niet, zoals in Amsterdam bij scholen vaak gebeurde, op een binnenterrein gebouwd en vormde ook geen deel van een gevelwand. Het was een vrijstaand gebouw, op de nog lege zandvlakte in de hoek tussen de Boerenwetering, het Zuider Amstelkanaal en het toekomstige Beatrixpark.'(66) Op 3 april 1933 werd het Vossiusgymnasium officieel geopend. De Toren van de Nieuwe kerk in Delft Het gemeentebestuur van Delft besloot in 1938 tot een totale restauratie van de toren van de Nieuwe Kerk. Ir. J. Kleinen kreeg de leiding over de restauratie van de onderbouw van de toren, welke zou plaatsvinden nadat de restauratie van de bovenbouw onder de leiding van prof. N. Lansdorp voltooid was. N. Lansdorp schreef in zijn artikel: 'De muren waren op enkele plaatsen over een grote hoogte verticaal gescheurd. De wanden van de veertig meter hoge traptoren, die aan de buitenzijde van een van de pijlers is opgebouwd waren op verscheidene plaatsen geheel ontzet. Ook de stenen bekroning hiervan, versterkt door een horizontaal aangebrachte ijzeren ring met opstaande staven, was uiteen gedrukt. Inwendig moest deze toren grondig worden hersteld. Van het achthoekige gemetselde stergewelf boven het open octogoon waren door bouwvalligheid gedeelten neergestort. tussen de pijlers van dit octogoon was het carillon aan ijzeren brugstaven opgehangen. In deze ruimte bevindt zich de 3500 kg zware klok, welke aan een van eikehout vervaardigd kruisjuk is bevestigd. In het algemeen was de natuursteen en het beeldbouwwerk zeer beschadigd.' Lansdorp schreef verder: 'Tegelijkertijd met de restauratie van de ingangshal van de kerk, die zich onder de toren bevindt, werd een houten steiger om de toren gebouwd, staande op ijzeren liggers, die op 37 m. boven het marktniveau op de eerste omloop waren aangebracht. Deze steiger was 13 vloeren hoog en reikte tot aan de spits. Om een beter verband te verkrijgen tussen de muren en pijlers zijn op verschillende hoogten doorgaande gewapend-betonvloeren met balkconstructies aangebracht. De houten vloer met balklaag van de uurwerkkamer moest geheel worden vernieuwd. Om dit te kunnen uitvoeren was het nodig het 10000 kg zware uurwerk met speeltrommel aan stalen draden op te hangen, waaronder de nieuwe gewapend-betonvloer moest worden gestort. De acht dakvensters van de spits verkregen minder voorsprong, waardoor het profiel slanker werd. Van de wimbergen werden de kruisbloemen en dekbanden met hogels grotendeels vervangen door nieuwe. De pijlers en de vullingen van het open octogoon zijn weer in de oorspronkelijke toestand teruggebracht. Voor deze restauratie is 200 kubieke meter natuursteen verwerkt. Voor het metselwerk werd oude baksteen gebezigd.'(67) Deze restauratie is omstreeks 1951 voltooid. Noten: 1) Delftsche Courant, 1965. 2) Delftsche Courant, 1965. 3) Delftsche Courant, 1965. 4) Delftsche Courant, 1965. 5) Delftsche Courant, 1965. 6) Bouwbedrijf, 1932, 31. 7) Bouwbedrijf, 1932, 33. 8) Fanelli, 286. 9) Bouwbedrijf, 1932, 31. 10) Bouwbedrijf, 1932, 31. 11) Bouwbedrijf, 1932, 31. 12) Roegholt, 1995, 119. 13) Bouwbedrijf, 1932, 32. 14) Bouwkundig Weekblad, 1936, 526. 15) Meyer, Wijnpersse, 27-28. 16) Bouwkundig Weekblad, 1915, 217-218. 17) Bouwkundig Weekblad, 1925, 383-384. 18) Delftsche Courant, 1965. 19) Bouwkundig Weekblad, 1923, 273. 20) Delftsche Courant, 1965. 21) Bouwbedrijf, 1932, 33. 22) Roegholt, 1995, 117. 23) Schilt, Van der Werf, 228. 24) Schilt, Van der Werf, 228. 25) Schilt, Van der Werf, 228. 26) Bouwkundig Weekblad, 1925. 522. 27) Bouwkundig Weekblad, 1936, 95. 28) Forum, 1947, 32. 29) Forum, 1950, 467. 30) Bleeker, Slebos, Schipper, 415. 31) Schilt, van der Werf, 229. 32) Bouw, 1948, 68-70. 33) Mans, Winden. 34) Mans, Winden. 35) Delftsche Courant, 1965. 36) Delftsche Courant, 1963. 37) Bouwkundig Weekblad, 1925, 580. 38) Bouwkundig Weekblad, 1932, 163-164. 39) Kromhout, Boeyinga, 388. 40) Kromhout, Boeyinga, 388. 41) Delftsche Courant, 1963, 2. 42) Bouwbedrijf, 1932, 64-66 en Lansdorp, 1932, passim. 43) Delftsche Courant, 1955, 2. 44) Bouwkundig Weekblad, 1923, 273. 45) Bouwkundig Weekblad, 1935, 152. 46) Bouwkundig Weekblad, 1937, 36. 47) Bouwkundig Weekblad, 1956, 23. 48) Bouw, 1948, 68-70. 49) Bouwkundig Weekblad, 1935, 551-553. 50) Lansdorp, 1932, passim. 51) Lansdorp, 1932, 11. 52) Mieras, 1955, 156. 53) Schilt, Van der Werf, 228. 54) Delftsche Courant, 1963, 2. 55) Bouwkundig Weekblad, 1937, 453. 56) Meeldijk, 1997, 101. 57) Van Dijk, 1980, 86. 58) De Graaf, 103. 59) Vermeer, Rebel, 29. 60) Roegholt, 1995, 117. 61) Bouwkundig Weekblad, 1923, 273. 62) Bouwkundig Weekblad, 1926, 427. 63) Roegholt, 1995, 117. 64) Nalatenschap van A. P. Jungcurt die verschillende artikelen in Amsterdam heeft verzameld uit het eerste gedeelte van de twintigste eeuw. In dit geval gaat het om een verzameling over Amsterdam Zuid. Jungcurt, 1959, (A.A. 2000.72). 65) Artikel van Roegholt die auteur is van het boek 'Amsterdam na 1900' en zelf leraar op het Vossiusgymnasium is geweest. Nieuwe Rotterdamse Courant, 1994. 66) Jungcurt, (A.A. 2000.72). 67) Lansdorp, 1948, 68-70. Literatuur: Anoniem, 'Professor N. Lansdorp', Bouwbedrijf, 9(1932)3, 31-37. Anoniem, 'Inaugureele rede van Prof. N. Lansdorp', Bouwbedrijf, 9(1932)5, 64-66. Anoniem, 'Het Tuindorp aan de Heiplaat te Rotterdam', Bouwkundig Weekblad, 36(1915)29, 217-218. Anoniem, 'Bouwkunst - tentoonstelling', Bouwkundig Weekblad, 44(1923)25, 273. Anoniem, 'Schoonheids-commissie te Amsterdam', Bouwkundig Weekblad, 44(1923)25, 273. Anoniem, 'Het verbouwing van het Raadhuis te Amsterdam 1923', Bouwkundig Weekblad, 44(1923)25, 273-281. Anoniem, 'Bouwraad ingesteld door het Utrechts Kunstverbond', Bouwkundig Weekblad, 46(1925)30, 383-384. Anoniem, 'De onderscheiding van de afdeeling Gebouwen P.W. op de Parijsche tentoonstelling', Bouwkundig Weekblad, 46(1925)45, 522. Anoniem, 'Jaarverslag van de vereeniging voor voortgezet en hooger Bouwkunst onderricht 1924-25', Bouwkundig Weekblad, 46(1925)50, 580. Anoniem, 'De nieuwe vleugel van het Raadhuis te Amsterdam', Bouwkundig Weekblad, 47(1926)42, 427-436. Anoniem, 'XXIIste jaarverslag 1930-31 voor voortgezet en hooger Bouwkunst onderwijs' Bouwkundig Weekblad, 53(1932)19, 163-164. Anoniem, 'Jaarverslag van den B.N.A. over 1934', Bouwkundig Weekblad, 56(1935)14, 149-152. Anoniem, 'Rapport van de Jury over het ontwerp van den Heer Arthur Staal', Bouwkundig Weekblad, 57(1936)9, 94-98. Anoniem, 'Stedebouwkundige leergang aan de Technische Hoogeschool te Delft', Bouwkundig Weekblad, 57(1937)38, 366. Anoniem, 'Zierikzee', Bouwkundig Weekblad, 58(1937)49, 453-468. Anoniem, 'Raadgeving voor Architekten die in Den Haag gaan bouwen', Bouwkundig Weekblad, 74(1956)2, 23. Anoniem, 'Afscheidscollege Prof. Lansdorp', Delftsche Courant, 115(1955)138, 2. Anoniem, 'Tekeningen van Prof. N. Lansdorp in het Prinsenhof', Delftsche Courant, 123(1963)21, 2. Anoniem, 'En de bouwmeester bouwt maar voort', Delftsche Courant, 125(1965)73. Anoniem, 'Prix de Rome voor Schone Bouwkunst 1946', Forum, 2(1947)1, 31-62. Anoniem, 'Prix de Rome voor Schone Bouwkunst 1950', Forum, 5(1950)12, 462-470. Bleeker, R.D., Slebos, D., Schipper, J., 'Prix de Rome voor Schone Bouwkunst 1954', Forum, 9(1954)11, 395-417. Dijk, H. van, Architectuur Gids Rotterdam, Rotterdam 1980. Fanelli, G., Moderne architectuur in Nederland 1900-1940, 's Gravenhage 1978. Graaf, J. de, Architectuur en Stedebouw in Rotterdam 1850 - 1940, Zwolle 1992. Jungcurt, 'Het nieuwe Vossius - gymnasium', Gemeente Archief Amsterdam, archief Nalatenschap 1959, dossier nr.A.A. 2000.72. Kromhout, W., Boeyinga, B.T., 'Jaarverslag 1935. Vereeniging voor voortgezet en hooger Bouwkunst onderricht', Bouwkundig Weekblad, 57(1936)37, 388. Lansdorp, N., 'De toren van de Nieuwe Kerk te Delft', Bouw, 3(1948)9, 68-70. Lansdorp, N., 'Bouwacoustiekdag te Delft', Bouwkundig Weekblad, 56(1935)52, 551-553. Lansdorp, N., Openbare gebouwen, Delft 1932, passim. Mans, K., Winden, W. van, Delft architectuurgids, Delft 1992. Meeldijk L.E., Gemeente Bibliotheek Rotterdam (1858-1974), Rotterdam 1977. Meyer, J. de, Wijnpersse, W.J.M. v.d., 'Vereeniging voor voortgezet-en hooger Bouwkunstonderwijs XXIe jaarverslag. 1929-30', Bouwkundig Weekblad, 52(1931)3, 27-28. Mieras, J.P., 'Prof. N. Lansdorp 4 April 70 jaar', Bouwkundig Weekblad, 73(1955)14, 156. Roegholt, R., 'De laatste school van Nico Lansdorp: het Vossiusgymnasium', Amstelodamum 82(1995), 117-125. Roegholt, R., 'Vossius - gymnasium verdient plaats op monumentenlijst', Nieuwe Rotterdamse Courant, 1994. Schilt, J., Werf , J., van der, Genootschap Architectura et Amicitia, Rotterdam 1992. Vermeer, G., Rebel, B., Historische gids van Rotterdam, Rotterdam 1994. Opleiding: Openbare Handelschool in Amsterdam/ Nevenfuncties: Vereeniging Bouwkunst en Vriendschap in Rotterdam stichting van de N.V. Droogbak Maatschappij/lid/1915;Openbare Werken in Rotterdam/architect 1e klasse/1916-1919;Dienst Publieke Werken in Amsterdam/architect bij de afdeling Gebouwen van de/1919;Gemeentelijk Bouwburo van Ir. A.R. Hulshoff/architect/1919;Genootschap Architectura et Amicitia/tweede secretaris van het bestuur/1921;Schoonheidscommissie Bond van Nederlandse Architecten te Amsterdam/lid/1923;Technische Hoogeschool in Delft/Secretaris van Bouwkunst tentoonstellingscommissie/1923;Schoonheidscommissie Amsterdam Genootschap Architectura et Amicitia/lid/1923; Bouwraad van de gemeente Utrecht/lid/1925;Bouwraad van de gemeente Utrecht/lid/1925-;algemeen bestuur van de Vereeniging voor voortgezet en hooger Bouwkunstonderwijs/lid/1930;algemeen bestuur van de Vereeniging voor voortgezet en hooger Bouwkunstonderwijs in Delft/lid/1931-;Hooger Bouwkunst onderwijs te Amsterdam/begeleider van groot ontwerp voor 4e jaars studenten/;Hooger Bouwkunst onderwijs te Amsterdam/docent in klein ontwerp 1 en 2/1931;Dienst van de Publieke Werken in Amsterdam/hoofdarchitect bij de afdeling Gebouwen/1929-1932;Technische Hogeschool Delft afdeling Bouwkunde/hoogleraar/1932-1955;Schoonheidscommissie Delft/voorzitter/1934;Prijsvraag voor een vacantie-en weekend huisje aan de Vecht voor een intellectueel Amsterdams echtpaar met twee zonen/jurylid/1936;Hooger Bouwkunst onderwijs te Amsterdam/docent voor vak 1 architectonisch tekenen voor 3e jaars studenten/1936;algemeen bestuur van de Vereeniging voor voortgezet en hooger Bouwkunstonderricht/lid/1936;Hooger Bouwkunst onderwijs te Amsterdam/docent voor architectonisch ontwerpen voor 2e jaars studenten/1936-1937;Gemeentelijke Nijverheidsschool Dordrecht/lid van examencommissie/;Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam/jurylid op voordracht van Commissie van Toezicht/;Architectura et Amicitia/lid van Commissie van Beoordeling/1936;Technische Hoogeschool Delft/lid van Commissie van de Stedebouwkundige Leergang/1937;schetsexcursie naar Zierikzee/begeleider/1936;Prix de Rome 1946/jurylid/1946;Prix de Rome 1950/jurylid/1950;Prix de Rome 1954/jurylid/1954;Welstandscommissie Supervisor over het Supervisiegebied Mariahoeve te Den Haag/lid/1956

Lansdorp, Nicolaas

Architect Nicolaas Lansdorp jr. is op 4 april 1885 te Amsterdam geboren. Hij heeft in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Heemstede en Haarlem gewoond. Op de leeftijd van 82 jaar, op 18 januari 1968, is N. Lansdorp overleden in het Groot Gasthuis in Haarlem.(1) Zijn talent werd ontdekt door Berlage en Kromhout.(2) Nicolaas Lansdorp ontwierp onder andere tweeduizend woningen en 160 scholen voor Amsterdam, het politiebureau te Zeist, een aantal gebouwen voor de Dr. mr. Willem van der Bergstichting te Noordwijk aan Zee en een kerk te Amsterdam-Noord.(3) Als gemeente-architect van Rotterdam bouwde Lansdorp samen met twee andere architecten de voormalige gemeentebibliotheek aan de Botersloot, maakte plannen voor een brug aan de Koningshaven, werkte aan het uitbreidingsplan van Rotterdam en leverde een bijdrage aan het ontwerp van het museum Boijmans Van Beuningen. Voor Amsterdam ontwierp Nicolaas Lansdorp nog het Vossiusgymnasium, markthallen met pakhuizen, een onderstation voor de G.E.B., de gemeentelijke universiteit, een brandweerkazerne, een sportgebouw, badhuizen, kiosken en vele andere openbare gebouwen, waaronder een nieuwe vleugel voor het oude raadhuis. Als particuliere architect ontwierp Lansdorp, en werden onder zijn leiding uitgevoerd, een ambachtsschool en nijverheidsschool in Kampen, een aantal gebouwen voor 'geestzwakke' kinderen in Noordwijk, een ziekenhuis in Ermelo, de meisjes HBS aan de Gerrit van der Veenstraat (vroeger Euterpestraat) in Amsterdam.(4) Onder de leiding van Nicolaas Lansdorp werd een aanzienlijke uitbreiding van het kunsthistorische instituut in Rotterdam uitgevoerd. In Den Haag bouwde hij het rusthuis Oldesloo voor 220 personen. Onder de leiding van Nicolaas Lansdorp werden vele restauraties in Delft verricht, waaronder de restauratie van de toren van de Nieuwe Kerk, het Stedelijk Museum Prinsenhof, de gemeente archiefdienst, het bureau JOSS en de Waalse Kerk.(5) Naast zijn ontwerppraktijk was hij op verschillende andere gebieden actief. Nicolaas Lansdorp was regelmatig jurylid voor de Prix de Rome, was docent aan de Instelling voor Voortgezet en Hooger Bouwkunst Onderwijs in Amsterdam, was hoogleraar aan de Technische Hooge school in Delft en was actief bij verschillende overheidsinstellingen. Zijn tekeningen en studiereis schetsen werden meerdere keren tentoongesteld. Opleiding en leertijd N. Lansdorp volgde de openbare handelsschool in Amsterdam. Vervolgens haalde hij de acte Bouwkunde voor Middelbaar Onderwijs. Hij was op verschillende architectenburo's werkzaam, onder andere bij Ed. Cuypers en de gebroeders Baanders.(6) Zijn talent werd ontdekt door Berlage en Kromhout, die hem eerste prijzen toekenden voor studieprijsvragen die georganiseerd werden door het Genootschap Architectura et Amicitia. In het werk van N. Lansdorp zijn invloeden van De Klerk, van Berlage met zijn moderne rationele baksteenarchitectuur en ook van de Scandinavische architectuur te zien. Lansdorp verwerkte deze invloeden tot een geheel eigen architectuur, zoals in 1932 in Het Bouwbedrijf werd geschreven.(7) Werkkring Van 1916 tot en met 1919 was N. Lansdorp als architect aan de Dienst van Plaatselijke Werken te Rotterdam verbonden.(8) In 1919 werd hij benoemd tot architect van de afdeling gebouwen van de Dienst der Publieke Werken te Amsterdam, die onder leiding stond van A.R. Hulshoff. Lansdorp werd in 1929 bevorderd tot hoofdarchitect van deze afdeling.(9) In deze functies had Lansdorp de gelegenheid een groot aantal min of meer monumentale gebouwen voor de gemeente te ontwerpen. Bovendien heeft hij als particulier architect vele woningblokken en verscheidene villa's ontworpen, terwijl hij in verschillende commissies voor Amsterdamsche vraagstukken zitting had.(10) Van de zeer vele en zeer belangrijke gebouwen (o.a. het Vossiusgymnasium, het oude raadhuis, de Resedaschool, de markthal aan de Jan van Galenstraat en het gemeente badhuis aan de Andreas Bonnstraat) die in de jaren twintig en dertig voor de gemeente Amsterdam gebouwd zijn, was N. Lansdorp, zoal niet in de gebruikelijke zin de architect, dan toch de geestelijke auteur.(11) N. Lansdorp ontwierp samen met G. Friedhoff en A. van der Steur het museum Boijmans Van Beuningen te Rotterdam (1935).(12) Opvattingen over architectuur N. Lansdorp had grote bewondering voor de toenmalige Amsterdamse School. Het tijdschrift Het Bouwbedrijf schreef over hem: 'Gevoel voor traditie en in het bijzonder voor lokale en nationale traditie, gepaard aan zijn gevoel voor het monumentale, belette N. Lansdorp ook niet om in de richting te gaan van het sterk internationaal georiënteerde functionalisme. Hij stond open voor nieuwe materialen en nieuwe constructies, doch was daarbij altijd kritisch. De ontvankelijkheid, binnen nauwe grenzen, voor invloeden van verschillende stromingen duidde dan ook bij N. Lansdorp geenszins op een tekort aan bouwkundige overtuiging, maar op een soepelheid van geest die voor de kunstenaar in het algemeen, en zeer in het bijzonder voor diegeen, die zeer veel werk te maken krijgt, van zeer veel waarde is, omdat zij hem steeds fris, steeds levend houdt.'(13) Verenigingen en commissies Lansdorp was lid van meerdere verenigingen en commissies. Hij was onder andere lid van de Bond van Nederlandse Architecten, en lid van het Genootschap Architectura et Amicitia in Amsterdam als lid van de Commissie van beoordeling voor de prijsvragen binnen het Genootschap en als tweede secretaris van het Bestuur van het Genootschap.(14) Lansdorp had ook zitting in het Algemeen Bestuur en Toelatingscommissie van de vereniging voor voortgezet en hoger Bouwkunst onderwijs.(15) Hij was verder lid van de vereniging Bouwkunst en Vriendschap in Rotterdam, stichting van de N.V. Droogbak Maatschappij in Rotterdam (16), en lid van de Bouwraad van de gemeente Utrecht.(17) N. Lansdorp had zitting in commissies die waren ingesteld voor het behoud en bevorderen van de schoonheid in Amsterdam, Delft, Rotterdam, Zandvoort, Schiedam en Kampen.(18) In 1923 werd hij lid van de schoonheidscommissie in, op voordracht van de B.N.A.(19). Op 12 december 1933 werd N. Lansdorp lid van de schoonheidscommissie in Delft, waarvan hij enkele maanden later voorzitter werd. Hij vroeg zijn ontslag aan van de functie van gemeentelijk schoonheidsadviseur van de gemeente Delft per 1 october 1951.(20) Typering oeuvre Het werk van N. Lansdorp toont invloeden van de Klerk, Berlage en van de Scandinavische architectuur. Invloeden van de Amsterdamse school en het internationaal georiënteerde functionalisme zijn dan ook terug te vinden in zijn werk.(21) Roegholt schreef in 1995: 'Als architect in gemeente dienst kon N. Lansdorp niet veel van zich laten horen. De machtige directeur van Publieke Werken, ir. W.A. de Graaf, beschouwde de dienst als een monolithisch geheel, waarbij individuele prestaties zo min mogelijk naar buiten moesten komen. Ondanks dat hierdoor achteraf zeer moeilijk te bepalen was wiens hand verantwoordelijk was voor welk werk, werd N. Lansdorp's invloed achter de schermen door kenners hoog aangeslagen.'(22) Deelname aan prijsvragen Alleen of in team verband deed N. Lansdorp mee aan een groot aantal (studie-) prijsvragen waarin hij tamelijk succesvol was. De eerste prijsvraag waar hij aan mee deed (1911) en met de eerste prijs bekroond werd, was de studieprijsvraag voor het ontwerp van een ontvangstgebouw voor een bloemententoonstelling. Deze prijsvraag werd georganiseerd door het Genootschap Architectura et Amicitia in Amsterdam. In de jury zaten de heren H.P. Berlage, J. Stuyt en H.A.J. Baanders.(23) In 1914 deed N. Lansdorp aan twee studieprijsvragen mee. Als eerste was dat een studieprijsvraag voor het ontwerp van een garage met chauffeurswoning op een landgoed waarvoor hij de eerste prijs won en vervolgens won hij de tweede prijs voor de studieprijsvraag van het ontwerp van een brug over een stadsgracht. Leden van de jury van het Genootschap Architectura et Amicitia waren de heren: J. de Meyer, J.M. van der Mey en G.F. la Croix.(24) In 1915 deed Lansdorp samen met M. de Klerk, Jan Wils en J. Poot mee aan de studentenprijsvraag voor architectonische fantasie, die tentoongesteld werd op een lustrumtentoonstelling van het Genootschap Architectura et Amicitia in het Stedelijk Museum in Amsterdam. In de jury zaten de heren J. Ingenoghl, J. Gratema en J.F. Staal.(25) In 1924 won de afdeling Gebouwen van de Publieke Werken Amsterdam de Grand Prix in Parijs. N. Lansdorp deed samen met de architecten Th.R. Luyken, G.J. Rugers en A.J. Westerman mee aan deze prijsvraag. Hij deed mee met zijn ontwerp van het Raadhuis aan de Oudezijds Voorburgwal in Amsterdam en met zijn ontwerpen voor de scholen aan de Jan Lievenstraat, de scholen aan het Hygieaplein en de school aan de Kattenburgerkade in Amsterdam.(26) Lid van Jury's N. Lansdorp was een aantal keer jurylid voor de Prix de Rome. Zo was hij in 1935 jurylid voor de Prix de Rome voor het ontwerp voor een verenigingsgebouw voor kunstschilders en een ateliergebouw. In de jury zaten, samen met N. Lansdorp, Prof. Dr. P.H. van Moerkerken, Ir. J. de Bie Leuveling Tjeenk, Ir. B. Bijvoet, W. Dudok, Ir. A.R. Hulshoff en Prof. W.A.E. van der Pluym.(27) Vervolgens was hij jurylid voor de Prix de Rome 1946 voor het ontwerp voor een religieus centrum 28 samen met Prof. W. van de Berg, Prof. W.A.E. van der Pluym, A. Komter, Ir. A.J. van der Steur en Prof. Ir. H.T. Zwiers.(28) Lansdorp was nogmaals jurylid voor de Prix de Rome in 1950 voor het ontwerp van een regeringsgebouw voor officiële ontvangsten en een gemeentelijk museum, nu met prof. W. van de Berg, Prof. W.A.E. van der Pluym, architect A. Komter, ir. A.J. van de Steur, ir. J.A. Snellebrand en Prof. ir. H.T. Zwiers.(29) De laatste keer werd hij jurylid voor de Prix de Rome in 1954 voor het ontwerp van een Rijksacademie van Beeldende Kunsten, samen met Prof. Dr. N.R.A. Vroom, J.A. Snellebrand, ir. B. Bijvoet, prof. F.A. Eschauzier, Prof. G.H.M. Holt, ir. C. van Traa en J. Sargentini.(30) In 1936 zat Lansdorp in de commissie van beoordeling van het Genootschap Architectura et Amicitia, samen met F. Lensvelt en W. Bruin, voor het ontwerp voor een vakantie- en weekend huisje aan de Vecht.(31) Hij was ook lid van de jury de Exposition International te Parijs. Restauraties Nicolaas Lansdorp heeft meerdere belangrijke restauraties in Delft verricht. In 1938 besloot de gemeenteraad van Delft tot een totale restauratie van de Toren van de Nieuwe Kerk, N. Lansdorp kreeg hier de leiding over.(32) In 1940 werd onder zijn leiding met de restauratie van het (St. Agatha Klooster) Prinsenhof begonnen, die in 1962 gereed kwam. Hierbij zijn de panden in de Schoolstraat, de gewelfde gang bij de entree, de Waalse kerk en het Poortgebouw grondig hersteld en gerestaureerd. Voor deze restauratie, die N. Lansdorp als het hoogtepunt in zijn carrière beschouwde, ontving hij de gouden medaille van het Gijsberti Hodenpijlfonds. Vanaf 1962 is het gebouw definitief in gebruik genomen als het Stedelijk Museum.(33) In 1956 werd het huis Wapen van Savoye (later de Gemeentelijke Archiefdienst) door Lansdorp gerestaureerd. Ook voor deze restauratie kreeg hij de gouden medaille van het Fonds Gijsberti Hodenpijl. N. Lansdorp verrichtte ook de restauratie van het bureau JOSS aan de Oude Delft naast het Prinsenhof. In 1959 werden daarvoor de eerste plannen gemaakt, maar pas in 1963 kon met de uitvoering worden begonnen. Uit de archieven bleek dat in dit gebouw vroeger het personeel en de prior met zijn hulpen van het St. Aghatenklooster hebben gewoond. Dit was het laatste grote restauratiewerk van N. Lansdorp in Delft.(34) In 1958 kreeg hij van het College van Burgemeester en Wethouders van Delft de gemeentepenning in zilver voor zijn gedurende vijfentwintig jaar aan de gemeente Delft bewezen diensten bij verscheidene belangrijke restauraties.(35) Docent en hoogleraar Lansdorp was docent aan de Rijksacademie voor Beeldende kunsten (36) en docent aan de Instelling voor voortgezet en hooger Bouwkunst onderwijs in Amsterdam. Hij was de begeleider van het groot ontwerp voor 4e jaars studenten (1923-1924) aan deze instelling,(37) hij was er ook docent van het klein ontwerp 1 en 2 (1930-1931, 1931-1932),(38) docent voor het architectonische tekenen voor 3e jaars studenten (1934-1935, 1935-1936)39 en nogmaals docent in het architectonische tekenen voor 2e jaars studenten (1936-1937).(40) In 1932 werd N. Lansdorp benoemd tot hoogleraar bij de afdeling Bouwkunde aan de Technische Hoogeschool te Delft.(41) Hij hield een lezing over openbare gebouwen bij de aanvaarding van deze functie, waarbij hij zijn ideaal van scholenbouw in het openbaar uitsprak.(42) In 1955, in verband met de pensioen gerechtigde leeftijd van N. Lansdorp, legde hij zijn taak als de hoogleraar neer. Bij zijn afscheidscollege gaf hij een duidelijke uiteenzetting van wat hem zo bijzonder boeide in zijn vak en vervolgens opende hij een tentoonstelling van zijn schetsen in de blauwe zaal van het gebouw van Bouwkunde.(43) Andere werkzaamheden Lansdorps nevenactiviteiten hadden veelal betrekking op architectuur. Hij was secretaris van de Bouwkunst tentoonstelling van de Club van gediplomeerden van het Hooger Bouwkunst onderwijs te Amsterdam (1923),(44) had zitting in de Examencommissie van de gemeentelijke Nijverheidsschool in Dordrecht (1935),(45) had zitting in de commissie van de Stedebouwkundige leergang aan de Technische Hoogeschool in Delft (1937) (46) en was ook nog lid van de Welstandscommissie in Den Haag (1956).(47) Hij schreef twee artikelen in zijn carrière. Zijn eerste artikel ging over de restauratie van de toren van de Nieuwe kerk te Delft (1935),(48) waarin hij de geschiedenis van de bouw en het verloop van de restauratie van de kerk en de toren beschreef. Het tweede artikel ging over de Bouwacoustiekdag te Delft (1937).(49) In deze artikelen is geen enkele aanduiding van Lansdorp's opvattingen over architectuur te vinden. Deze werden wel duidelijk in zijn inaugurele rede 'Openbare Gebouwen'.(50) Hier vertelde hij over belang en plaats van openbare gebouwen in het stadsbeeld. Tot deze gebouwen rekende hij onder andere het raadhuis, de markthal, het ziekenhuis, de brandweerkazerne en de gevangenis. Een bijzondere plaats in Lansdorp's lezing kreeg de scholenbouw, waarover hij het volgende zei: 'De school dient te zijn de plaats, waar de jeugd kennis, wil en kracht moet vergaren, om later de grote en zware eisen des levens het hoofd te kunnen bieden.' Dit was volgens Lansdorp: 'niet alleen een waarachtig nationale taak, maar stellig ook één van de hoogste morele verplichtingen tegenover de mensheid en de toekomst.'(51) J.P Mieras schreef over Lansdorp: 'Hij is geen man van het woord, geen man van de pen, maar een man van het potlood. Er zijn niet veel architecten, die het potlood op zo'n virtuoze wijze hanteren als hij.'(52) Dat was te zien bij enkele tentoonstellingen van zijn schetsen en tekeningen. De eerste keer dat zijn studieprijsvraagtekeningen tentoongesteld werden, was tijdens een lustrum tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam.(53) Vervolgens werd een tentoonstelling in het Stedelijk Museum Prinsenhof te Delft voorbereid. De expositie bestond onder andere uit excursieschetsen samen met 150 andere schetsen en tekeningen van Lansdorp.(54) Zijn bovengenoemde excursieschetsen zijn gemaakt tijdens een driedaagse schetsexcursie (1936) van een groep bouwkundige studenten naar Zierikzee, onder begeleiding van prof. Luns en Lansdorp zelf.(55) Voormalige bibliotheek in Rotterdam In 1912 besloot de gemeente Rotterdam tot de stichting van een centrale gemeentelijke bibliotheek. De ontwerper van dit gebouw was D.B. Logemann, met medewerking van N. Lansdorp en J. Poot. Regelmatig werd het ontwerp van het gebouw uitsluitend aan N. Lansdorp toegeschreven. E. Meeldijk schreef het volgende: 'B.D. Logemann was de maker van het oorspronkelijke ontwerp van juli 1916. Sedert januari 1917 werkte ook Lansdorp mee. Hij bracht enkele min of meer ingrijpende wijzigingen aan in details van het ontwerp, maar de architectonische conceptie als zodanig bleef die van Logemann.'(56) Uit een andere bron bleek het volgende: 'Toen het plan in 1918 tot uitvoering kwam, werd N. Lansdorp, architect bij de dienst Plaatselijke Werken, met het werk belast.'(57) Wat de indeling van het gebouw zelf betreft, op de begane grond bevond zich de uitleenbalie, de catalogus en de krantenleeszaal, alsmede de kinderafdeling met een eigen ingang. Op de eerste verdieping lagen de tijdschriftenzaal en de grote leeszaal, op de tweede verdieping een tentoonstellingszaal. De boeken stonden in het souterrain. Het was de eerste openbare leeszaal en bibliotheek die geheel uit de gemeentelijke kas werd onderhouden.(58) In 1923 kon de zaal in gebruik worden genomen. Het gebouw maakte een sobere, zakelijke indruk. Een enkel accent werd gevormd door de asymmetrisch geplaatste ingang en een erker aan de Nieuwe Markt. Deze werd gemarkeerd door gecanneleerde zuilen. Aan de achterzijde van de bibliotheek, aan de kant van de Pannekoekstraat was de U-vormige hoofdvorm te onderscheiden. In dit gebouw bevinden zich tegenwoordig het Nationaal Onderwijscentrum Rotterdam en het Nationale Schoolmuseum.(59) Verbouwing van het Oude Raadhuis in Amsterdam Lansdorp's naam werd bekend (60) door de samen met Hulshoff ontworpen nieuwe vleugel van het stadhuis aan de Oudezijds Voorburgwal in Amsterdam (1924-1926). De verbouwing van het Raadhuis betrof het gedeelte langs de Oudezijds Voorburgwal vanaf de toegangspoort naar het Prinsenhof tot aan de Agnietenstraat. Het meest linkse gedeelte van de vleugel is het representatieve gedeelte. Op de hoofdverdieping zijn de kamers van de Burgermeester en Wethouders. Het trappenhuis heeft een monumentaal karakter. Het omhooggaande gedeelte aan de Agnietenstraat bestaat uit een achthoekige hal met een diameter van zeven meter, het hoofdtrappenhuis en de liften. Het middengedeelte bevat een koffiekamer op de begane grond, de Gemeenteraad en de trouwzaal op de hoofdverdieping. De gevel is gedeeltelijk van Noors graniet gebouwd, en gedeeltelijk gemetseld in machinale platte steen. Het dak werd bedekt met mat verglaasde zwarte pannen. De Raadzaal werd vergroot tot 14 bij 22 m.(61) 'Het nieuwe gedeelte van het (oude) Raadhuis verdient waardering voor de wijze waarop rekening is gehouden met de schoonheid van de oude gracht, en uit het gehele werk blijkt nadrukkelijk dat de ontwerpers niet voor de moeilijkheden van het vraagstuk uit de weg zijn gegaan. Het vraagstuk draagt een dualisme in zich. Dit dualisme tussen de horizontale dominant van de raamreeksen, die in een gebouw structuur als die van de onderhavige, onvermijdelijk is en het verticale accent dat in een grachtenhuis-gevel moet spreken, is hier weggesmolten in een bevredigend harmonisch geheel; een geheel dat in zijn hoogte juist een karakteristieke eigenschap van oude huizen heeft behouden, op moderne schaal', aldus Roegholt, die verder schreef: 'In het behouden van de oude grachtenwand ligt de voornaamste algemene appreciatie van dit bouwwerk.'(62) Het Vossiusgymnasium Het Vossiusgymnasium was de laatste van een lange reeks scholen die naar ontwerp van N. Lansdorp in de jaren dertig werden gebouwd.(63) Het Vossiusgymnasium vertoont gelijkenis met zijn Meisjes H.B.S. aan de Gerrit van der Veenstraat (destijds Euterpestraat). Het pand bestaat uit een lang hoofdlichaam met drie U-vormige vleugels, die plaats bieden aan beschermende groenstroken. De lengteas is oost-west gericht. Daaraan sluiten zich twee lagere vleugels met twee verdiepingen aan, die noord-zuid liggen. De hoofdingang is ontworpen bij de toren aan de zuidgevel, met een hal. In de kelders zijn een fietsenberging, bergruimten voor kolen en chemicaliën, het ketelhuis enz. Er zijn 18 klaslokalen, en een reserve lokaal. Alle klassen zijn op het zuiden geplaatst. Zes klassen liggen op de begane grond, vijf op de eerste en zeven inclusief het reserve lokaal op de tweede verdieping. Behalve de klaslokalen zijn op de begane grond ook nog ruimten voor het onderwijs in natuurkunde, scheikunde en natuurlijke historie, terwijl ook de conrector er zijn kamer heeft. In de lagere oostelijke vleugel zijn de twee gymnastieklokalen boven elkaar geplaatst, en daarop, in de kap, is het boekenmagazijn. Aansluitende aan de gymnastiekzalen werd de woning van de claviger gebouwd. Op de binnenplaats kwam een flinke botanische tuin, terwijl er ook ruimte overbleef voor gymnastiek in de open lucht.(64) Volgens Roegholt heeft het Vossiusgymnasium 'een unieke architectonische waarde, een bijzondere stedebouwkundige context en het is drager van een interessante serie kunstwerken.'(65) Het romantische arrangement van bouwmassa's, portieken en erkers, het siermetselwerk en de dicht aaneengesloten rij raampjes op de hoogste verdieping, meestal onder een ver overstekend dak, zijn de kenmerken van de Scandinavische school, een verstrakte vorm van de Amsterdamse school. Aan de noordoostgevel van het Vossiusgymnasium is een baksteenreliëf gemetseld, alsof er een fonteintje onder ontworpen was, en aan de docentenkamer is een speels erkertje 'geplakt'. Typerend voor deze Scandinavische variant is het contrast tussen stoere baksteenmuren en wandgedeelten met grote vensters. Een decoratieve toren behoorde ook tot de 'Scandinavische kenmerken'. 'Een Lansdorp interieur heeft ruime hallen en trappenhuizen. Aan de lange gangen liggen de klaslokalen op het zuiden, de gang met garderobe en toiletruimten liggen aan de noordkant. Het Vossiusgymnasium werd niet, zoals in Amsterdam bij scholen vaak gebeurde, op een binnenterrein gebouwd en vormde ook geen deel van een gevelwand. Het was een vrijstaand gebouw, op de nog lege zandvlakte in de hoek tussen de Boerenwetering, het Zuider Amstelkanaal en het toekomstige Beatrixpark.'(66) Op 3 april 1933 werd het Vossiusgymnasium officieel geopend. De Toren van de Nieuwe kerk in Delft Het gemeentebestuur van Delft besloot in 1938 tot een totale restauratie van de toren van de Nieuwe Kerk. Ir. J. Kleinen kreeg de leiding over de restauratie van de onderbouw van de toren, welke zou plaatsvinden nadat de restauratie van de bovenbouw onder de leiding van prof. N. Lansdorp voltooid was. N. Lansdorp schreef in zijn artikel: 'De muren waren op enkele plaatsen over een grote hoogte verticaal gescheurd. De wanden van de veertig meter hoge traptoren, die aan de buitenzijde van een van de pijlers is opgebouwd waren op verscheidene plaatsen geheel ontzet. Ook de stenen bekroning hiervan, versterkt door een horizontaal aangebrachte ijzeren ring met opstaande staven, was uiteen gedrukt. Inwendig moest deze toren grondig worden hersteld. Van het achthoekige gemetselde stergewelf boven het open octogoon waren door bouwvalligheid gedeelten neergestort. tussen de pijlers van dit octogoon was het carillon aan ijzeren brugstaven opgehangen. In deze ruimte bevindt zich de 3500 kg zware klok, welke aan een van eikehout vervaardigd kruisjuk is bevestigd. In het algemeen was de natuursteen en het beeldbouwwerk zeer beschadigd.' Lansdorp schreef verder: 'Tegelijkertijd met de restauratie van de ingangshal van de kerk, die zich onder de toren bevindt, werd een houten steiger om de toren gebouwd, staande op ijzeren liggers, die op 37 m. boven het marktniveau op de eerste omloop waren aangebracht. Deze steiger was 13 vloeren hoog en reikte tot aan de spits. Om een beter verband te verkrijgen tussen de muren en pijlers zijn op verschillende hoogten doorgaande gewapend-betonvloeren met balkconstructies aangebracht. De houten vloer met balklaag van de uurwerkkamer moest geheel worden vernieuwd. Om dit te kunnen uitvoeren was het nodig het 10000 kg zware uurwerk met speeltrommel aan stalen draden op te hangen, waaronder de nieuwe gewapend-betonvloer moest worden gestort. De acht dakvensters van de spits verkregen minder voorsprong, waardoor het profiel slanker werd. Van de wimbergen werden de kruisbloemen en dekbanden met hogels grotendeels vervangen door nieuwe. De pijlers en de vullingen van het open octogoon zijn weer in de oorspronkelijke toestand teruggebracht. Voor deze restauratie is 200 kubieke meter natuursteen verwerkt. Voor het metselwerk werd oude baksteen gebezigd.'(67) Deze restauratie is omstreeks 1951 voltooid. Noten: 1) Delftsche Courant, 1965. 2) Delftsche Courant, 1965. 3) Delftsche Courant, 1965. 4) Delftsche Courant, 1965. 5) Delftsche Courant, 1965. 6) Bouwbedrijf, 1932, 31. 7) Bouwbedrijf, 1932, 33. 8) Fanelli, 286. 9) Bouwbedrijf, 1932, 31. 10) Bouwbedrijf, 1932, 31. 11) Bouwbedrijf, 1932, 31. 12) Roegholt, 1995, 119. 13) Bouwbedrijf, 1932, 32. 14) Bouwkundig Weekblad, 1936, 526. 15) Meyer, Wijnpersse, 27-28. 16) Bouwkundig Weekblad, 1915, 217-218. 17) Bouwkundig Weekblad, 1925, 383-384. 18) Delftsche Courant, 1965. 19) Bouwkundig Weekblad, 1923, 273. 20) Delftsche Courant, 1965. 21) Bouwbedrijf, 1932, 33. 22) Roegholt, 1995, 117. 23) Schilt, Van der Werf, 228. 24) Schilt, Van der Werf, 228. 25) Schilt, Van der Werf, 228. 26) Bouwkundig Weekblad, 1925. 522. 27) Bouwkundig Weekblad, 1936, 95. 28) Forum, 1947, 32. 29) Forum, 1950, 467. 30) Bleeker, Slebos, Schipper, 415. 31) Schilt, van der Werf, 229. 32) Bouw, 1948, 68-70. 33) Mans, Winden. 34) Mans, Winden. 35) Delftsche Courant, 1965. 36) Delftsche Courant, 1963. 37) Bouwkundig Weekblad, 1925, 580. 38) Bouwkundig Weekblad, 1932, 163-164. 39) Kromhout, Boeyinga, 388. 40) Kromhout, Boeyinga, 388. 41) Delftsche Courant, 1963, 2. 42) Bouwbedrijf, 1932, 64-66 en Lansdorp, 1932, passim. 43) Delftsche Courant, 1955, 2. 44) Bouwkundig Weekblad, 1923, 273. 45) Bouwkundig Weekblad, 1935, 152. 46) Bouwkundig Weekblad, 1937, 36. 47) Bouwkundig Weekblad, 1956, 23. 48) Bouw, 1948, 68-70. 49) Bouwkundig Weekblad, 1935, 551-553. 50) Lansdorp, 1932, passim. 51) Lansdorp, 1932, 11. 52) Mieras, 1955, 156. 53) Schilt, Van der Werf, 228. 54) Delftsche Courant, 1963, 2. 55) Bouwkundig Weekblad, 1937, 453. 56) Meeldijk, 1997, 101. 57) Van Dijk, 1980, 86. 58) De Graaf, 103. 59) Vermeer, Rebel, 29. 60) Roegholt, 1995, 117. 61) Bouwkundig Weekblad, 1923, 273. 62) Bouwkundig Weekblad, 1926, 427. 63) Roegholt, 1995, 117. 64) Nalatenschap van A. P. Jungcurt die verschillende artikelen in Amsterdam heeft verzameld uit het eerste gedeelte van de twintigste eeuw. In dit geval gaat het om een verzameling over Amsterdam Zuid. Jungcurt, 1959, (A.A. 2000.72). 65) Artikel van Roegholt die auteur is van het boek 'Amsterdam na 1900' en zelf leraar op het Vossiusgymnasium is geweest. Nieuwe Rotterdamse Courant, 1994. 66) Jungcurt, (A.A. 2000.72). 67) Lansdorp, 1948, 68-70. Literatuur: Anoniem, 'Professor N. Lansdorp', Bouwbedrijf, 9(1932)3, 31-37. Anoniem, 'Inaugureele rede van Prof. N. Lansdorp', Bouwbedrijf, 9(1932)5, 64-66. Anoniem, 'Het Tuindorp aan de Heiplaat te Rotterdam', Bouwkundig Weekblad, 36(1915)29, 217-218. Anoniem, 'Bouwkunst - tentoonstelling', Bouwkundig Weekblad, 44(1923)25, 273. Anoniem, 'Schoonheids-commissie te Amsterdam', Bouwkundig Weekblad, 44(1923)25, 273. Anoniem, 'Het verbouwing van het Raadhuis te Amsterdam 1923', Bouwkundig Weekblad, 44(1923)25, 273-281. Anoniem, 'Bouwraad ingesteld door het Utrechts Kunstverbond', Bouwkundig Weekblad, 46(1925)30, 383-384. Anoniem, 'De onderscheiding van de afdeeling Gebouwen P.W. op de Parijsche tentoonstelling', Bouwkundig Weekblad, 46(1925)45, 522. Anoniem, 'Jaarverslag van de vereeniging voor voortgezet en hooger Bouwkunst onderricht 1924-25', Bouwkundig Weekblad, 46(1925)50, 580. Anoniem, 'De nieuwe vleugel van het Raadhuis te Amsterdam', Bouwkundig Weekblad, 47(1926)42, 427-436. Anoniem, 'XXIIste jaarverslag 1930-31 voor voortgezet en hooger Bouwkunst onderwijs' Bouwkundig Weekblad, 53(1932)19, 163-164. Anoniem, 'Jaarverslag van den B.N.A. over 1934', Bouwkundig Weekblad, 56(1935)14, 149-152. Anoniem, 'Rapport van de Jury over het ontwerp van den Heer Arthur Staal', Bouwkundig Weekblad, 57(1936)9, 94-98. Anoniem, 'Stedebouwkundige leergang aan de Technische Hoogeschool te Delft', Bouwkundig Weekblad, 57(1937)38, 366. Anoniem, 'Zierikzee', Bouwkundig Weekblad, 58(1937)49, 453-468. Anoniem, 'Raadgeving voor Architekten die in Den Haag gaan bouwen', Bouwkundig Weekblad, 74(1956)2, 23. Anoniem, 'Afscheidscollege Prof. Lansdorp', Delftsche Courant, 115(1955)138, 2. Anoniem, 'Tekeningen van Prof. N. Lansdorp in het Prinsenhof', Delftsche Courant, 123(1963)21, 2. Anoniem, 'En de bouwmeester bouwt maar voort', Delftsche Courant, 125(1965)73. Anoniem, 'Prix de Rome voor Schone Bouwkunst 1946', Forum, 2(1947)1, 31-62. Anoniem, 'Prix de Rome voor Schone Bouwkunst 1950', Forum, 5(1950)12, 462-470. Bleeker, R.D., Slebos, D., Schipper, J., 'Prix de Rome voor Schone Bouwkunst 1954', Forum, 9(1954)11, 395-417. Dijk, H. van, Architectuur Gids Rotterdam, Rotterdam 1980. Fanelli, G., Moderne architectuur in Nederland 1900-1940, 's Gravenhage 1978. Graaf, J. de, Architectuur en Stedebouw in Rotterdam 1850 - 1940, Zwolle 1992. Jungcurt, 'Het nieuwe Vossius - gymnasium', Gemeente Archief Amsterdam, archief Nalatenschap 1959, dossier nr.A.A. 2000.72. Kromhout, W., Boeyinga, B.T., 'Jaarverslag 1935. Vereeniging voor voortgezet en hooger Bouwkunst onderricht', Bouwkundig Weekblad, 57(1936)37, 388. Lansdorp, N., 'De toren van de Nieuwe Kerk te Delft', Bouw, 3(1948)9, 68-70. Lansdorp, N., 'Bouwacoustiekdag te Delft', Bouwkundig Weekblad, 56(1935)52, 551-553. Lansdorp, N., Openbare gebouwen, Delft 1932, passim. Mans, K., Winden, W. van, Delft architectuurgids, Delft 1992. Meeldijk L.E., Gemeente Bibliotheek Rotterdam (1858-1974), Rotterdam 1977. Meyer, J. de, Wijnpersse, W.J.M. v.d., 'Vereeniging voor voortgezet-en hooger Bouwkunstonderwijs XXIe jaarverslag. 1929-30', Bouwkundig Weekblad, 52(1931)3, 27-28. Mieras, J.P., 'Prof. N. Lansdorp 4 April 70 jaar', Bouwkundig Weekblad, 73(1955)14, 156. Roegholt, R., 'De laatste school van Nico Lansdorp: het Vossiusgymnasium', Amstelodamum 82(1995), 117-125. Roegholt, R., 'Vossius - gymnasium verdient plaats op monumentenlijst', Nieuwe Rotterdamse Courant, 1994. Schilt, J., Werf , J., van der, Genootschap Architectura et Amicitia, Rotterdam 1992. Vermeer, G., Rebel, B., Historische gids van Rotterdam, Rotterdam 1994. Opleiding: Openbare Handelschool in Amsterdam/ Nevenfuncties: Vereeniging Bouwkunst en Vriendschap in Rotterdam stichting van de N.V. Droogbak Maatschappij/lid/1915;Openbare Werken in Rotterdam/architect 1e klasse/1916-1919;Dienst Publieke Werken in Amsterdam/architect bij de afdeling Gebouwen van de/1919;Gemeentelijk Bouwburo van Ir. A.R. Hulshoff/architect/1919;Genootschap Architectura et Amicitia/tweede secretaris van het bestuur/1921;Schoonheidscommissie Bond van Nederlandse Architecten te Amsterdam/lid/1923;Technische Hoogeschool in Delft/Secretaris van Bouwkunst tentoonstellingscommissie/1923;Schoonheidscommissie Amsterdam Genootschap Architectura et Amicitia/lid/1923; Bouwraad van de gemeente Utrecht/lid/1925;Bouwraad van de gemeente Utrecht/lid/1925-;algemeen bestuur van de Vereeniging voor voortgezet en hooger Bouwkunstonderwijs/lid/1930;algemeen bestuur van de Vereeniging voor voortgezet en hooger Bouwkunstonderwijs in Delft/lid/1931-;Hooger Bouwkunst onderwijs te Amsterdam/begeleider van groot ontwerp voor 4e jaars studenten/;Hooger Bouwkunst onderwijs te Amsterdam/docent in klein ontwerp 1 en 2/1931;Dienst van de Publieke Werken in Amsterdam/hoofdarchitect bij de afdeling Gebouwen/1929-1932;Technische Hogeschool Delft afdeling Bouwkunde/hoogleraar/1932-1955;Schoonheidscommissie Delft/voorzitter/1934;Prijsvraag voor een vacantie-en weekend huisje aan de Vecht voor een intellectueel Amsterdams echtpaar met twee zonen/jurylid/1936;Hooger Bouwkunst onderwijs te Amsterdam/docent voor vak 1 architectonisch tekenen voor 3e jaars studenten/1936;algemeen bestuur van de Vereeniging voor voortgezet en hooger Bouwkunstonderricht/lid/1936;Hooger Bouwkunst onderwijs te Amsterdam/docent voor architectonisch ontwerpen voor 2e jaars studenten/1936-1937;Gemeentelijke Nijverheidsschool Dordrecht/lid van examencommissie/;Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam/jurylid op voordracht van Commissie van Toezicht/;Architectura et Amicitia/lid van Commissie van Beoordeling/1936;Technische Hoogeschool Delft/lid van Commissie van de Stedebouwkundige Leergang/1937;schetsexcursie naar Zierikzee/begeleider/1936;Prix de Rome 1946/jurylid/1946;Prix de Rome 1950/jurylid/1950;Prix de Rome 1954/jurylid/1954;Welstandscommissie Supervisor over het Supervisiegebied Mariahoeve te Den Haag/lid/1956