Smits, Anthonie Pieter

A.P. Smits (1881-1957), H. Fels (1882-1962) en C. van de Linde (1886-1941) Het gezamenlijke oeuvre van Anthonie Pieter Smits en Hendrik Fels bestaat grotendeels uit landhuizen en villa's in Den Haag en omgeving. Vanaf 1920 gingen beide architecten hun eigen weg. Smits bleef in de eerste plaats een architect van landhuizen, terwijl Fels zich richtte op de industriearchitectuur. Ook Fels ontwierp echter nog verscheidene woningen en beide architecten ontwierpen interieurs en meubelen. Smits en Fels streefden in hun landhuisarchitectuur naar een samenhang van interieur en exterieur. De woningen moesten door zorgvuldige situering één harmonisch geheel vormen met het omringende landschap. In hun werk combineerden zij de Engelse landhuisarchitectuur met het traditionalistisch rationalisme van K.P.C. de Bazel. Na het overlijden van De Bazel in 1923 nam Smits een aantal opdrachten van diens bureau over, zoals de synagoge in Enschede. Maar het belangrijkste deel van het werk van Smits bestaat uit landhuizen en villa's. Het bij het NAi aanwezige archief van Smits beslaat zijn gehele werkzame periode, inclusief de samenwerking met Fels en C. van de Linde. Het archief bevat echter slechts een fractie van het werkelijk gebouwde oeuvre. Uit de werkenlijst die in Smits' archief is aangetroffen blijkt dat hij meer dan alleen landhuizen en villa's ontworpen heeft. Maar ook blijkt dat hij meer villa's en landhuizen heeft gebouwd dan die waarvan archief is overgeleverd. Deze lijst, waarop de oeuvrelijst van BONAS is gebaseerd, is waarschijnlijk samengesteld door de laatste compagnon van Smits, J. Lourijssen. De lijst noemt niet altijd alle bij een project betrokken architecten en soms is er geen architect vermeld. Daarnaast is het moeilijk duidelijkheid over de betrokken architecten te krijgen, omdat de architecten ook los van hun samenwerkingsverband opdrachten hebben aangenomen. Behalve met Fels ging Smits ook met C. van de Linde een werkverband aan. Met Van de Linde kreeg Smits te maken toen zijn vriend en leermeester K.P.C. de Bazel in 1923 overleed. Van de Linde was bij De Bazel chef de bureau en voltooide met A.D.N. van Gendt het toen in aanbouw zijnde kantoorgebouw voor de Nederlandsche Handel-Maatschappij aan de Vijzelstraat te Amsterdam. In 1927 werd het bureau A.P. Smits en C. van de Linde opgericht. Vanwege de onduidelijkheid over de betrokken architecten en de wisselende samenwerkingsverbanden worden in de oeuvrelijst van BONAS steeds - voorzover bekend - de afzonderlijke architecten vermeld en niet de bureaunaam Smits en Fels, of Smits en Van de Linde. Anthonie Pieter Smits 1881-1957 Anthonie Pieter Smits werd geboren in Haarlem en was de derde zoon van de kunstboekbinder Johannes Smits en Francina Reyerse.1 Smits begon zijn opleiding in 1894 in het atelier voor Kerkelijke kunst in Haarlem. Tegelijkertijd was hij leerling aan de School voor bouwkunde, versierende kunsten en kunstambachten, eveneens in Haarlem. Daar volgde hij lessen van K.P.C. de Bazel en J.W. Hanrath. In 1897 vertrok hij naar Amsterdam, waar hij in dienst kwam bij de kunstnijverheidswerkplaats van de firma Wisselingh & Co. Smits werkte er onder leiding van werkmeester J.P. Strijbos. De firma voerde werken uit van onder andere Lion Cachet, Dijsselhof en Nieuwenhuis. In de avonduren volgde Smits de zogenaamde 'Vahanacursus' bij Lauweriks en De Bazel. Zij behandelden oosterse kunst en het ontwerpen op wiskundige basis. In 1900 verhuisde Smits naar Den Haag. Op het bureau van Joh. Mutters werd hij chef de bureau en in de avonduren kreeg hij privé-les van W. van Boven. Bij Mutters maakte Smits kennis met H. Fels, met wie hij in 1906 een architectenbureau begon. Hun eerste landhuizen, zoals Hagheweyde in Warmond en De Spranck en Duynrose in Scheveningen, vertonen typisch Engelse kenmerken, zoals forse bakstenen schoorstenen en zithoekjes met een haard. Smits werd in 1900 lid van 't Binnenhuis, een organisatie waar kunstnijverheidsproducten werden gemaakt, geëxposeerd en verkocht. Zijn belangstelling voor binnenhuisarchitectuur blijkt ook uit zijn werkzaamheden voor de Vereniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst (VANK). Zowel Smits als Fels waren bestuurleden en Smits was daarnaast redacteur. Van 1916 tot 1935 waren beide architecten 'vrije medewerkers' van de sociaal-idealistische meubelfabriek Labor Omnia Vincit (LOV) in Oosterbeek. Smits liet daarnaast ook meubelontwerpen uitvoeren door de firma Gebrs. Reens in Amsterdam. In 1917 ontwierp Smits voor zichzelf het landhuis De Kroft aan de Burgemeester den Texlaan in Aerdenhout. Hij was intussen getrouwd met een zuster van Fels. In 1919 werd de associatie met Fels officieel beëindigd, hoewel beide architecten ook daarna nog wel eens samenwerkten. Vanaf ongeveer 1927 tot ongeveer 1938 vormden A.P. Smits met C. van de Linde een bureau. Hun werkzaamheden bestonden voor een deel uit het voltooien en uitvoeren van nagelaten opdrachten van De Bazel. Tussen 1929-1933 bouwden zij voor de Nederlandsche Handel-Maatschappij kantoorgebouwen in Batavia (Jakarta) en Medan in Nederlandsch Indië (Indonesië). Daarna volgden nog vele landhuizen in het Gooi en de duinstreek. In 1938 kwam J. Lourijssen in dienst bij Smits. Toen Smits in de jaren vijftig ziek werd, ging Lourijssen een steeds belangrijker rol spelen. In 1953 werd hij compagnon. Smits was in de naoorlogse jaren vooral bezig met de wederopbouw van Rhenen en Middelburg. De landhuisarchitectuur van Smits en Fels, en Smits en Van de Linde De stijl van Smits, Fels en Van de Linde is een uitvloeisel van het verzet tegen de historiserende stijlen, zoals het neoclassicisme en de Oudhollandse stijl, die veel in de landhuisbouw werden toegepast. Zij lieten zich inspireren door het Britse country house. De Engelse landhuisstijl werd gecombineerd met de contemporaine architectuurontwikkelingen, zoals die door onder anderen H.P. Berlage geïnitieerd werden. Ook hadden Smits en Fels en Van de Linde interesse voor Nederlandse boerenwoningen. Behalve Berlage was ook K.P.C. de Bazel van belang in de ontwikkeling van het Nederlandse landhuis. Zijn uitgangspunten waren: eenvoud, ambachtelijkheid en het verwerken van zeventiende en achttiende-eeuwse invloeden, echter zonder het kopiëren van historische stijlen. Smits' grote voorbeeld in dit opzicht was het huis De Maerle (1906) van De Bazel. Voor Smits, Fels en Van de Linde waren traditie en ambachtelijkheid belangrijk, maar dat wilde niet zeggen dat zij de eigentijdse eisen uit het oog verloren. Wat de functionaliteit betreft trachtten Smits, Fels en Van de Linde de woonkamers zo te plaatsen dat ze veel zonlicht ontvingen. Daarbij hielden zij rekening met de privacy van de bewoners. De plattegronden van hun huizen zijn vaak asymmetrisch, evenals de gevels. Andere kenmerken zijn het gebruik van baksteen met decoratief metselwerk en van glas-in-loodramen. Verder besteedden zij veel aandacht aan de overgangen van binnen naar buiten door het gebruik van loggia's, overdekte ingangen en terrassen. Bij de landhuizen en villa's zijn er onmiskenbaar Engelse invloeden. De samengestelde daken van De Spranck en Duynrose zijn duidelijke voorbeelden. Een andere Engelse invloed is het streven naar horizontaliteit. Deze komt tot uiting in lage, brede gevels onder breed overstekende kappen. De hoge en dikke schoorstenen zijn in enkele gevallen bijna letterlijke Engelse citaten. Ook de erkers en de brede, lage raampartijen onder de dakranden zijn aan Engelse voorbeelden ontleend. Terwijl Fels en Van de Linde zich hoofdzakelijk tot de architectuur bepaalden en bij latere werken soms tuinarchitecten inschakelden, maakte Smits ook tuinontwerpen. Smits ging bij zijn ontwerpen uit van de gedachte dat het huis, het interieur en de tuin één geheel moesten vormen. Dit kon het beste worden bereikt wanneer de architect alles zelf zou ontwerpen. Omdat huis en tuin in de omgeving moesten passen, verdiepte Smits zich in tuin- en landschapsarchitectuur. In 1930 schreef hij zelfs een handleiding voor de aanleg van rotstuinen. Stadswoningen, die omringd zijn door bebouwing, konden volgens Smits het beste een geometrische tuin krijgen. De tuin van een landhuis daarentegen moest als het ware oplossen in de omringende natuur. De overgang van tuin naar landschap kwam tot stand door een gestileerde tuinaanleg rond het huis met pergola's en terrassen. Voor ieder landhuis was een andere aanpak noodzakelijk omdat ieder landhuis een andere omgeving had. Nevenfuncties: Ontwerp voor een dorpskerk/jurylid/1913;Ontwerp van een cottage/jurylid/1913;Vijfde Gevelwedstrijd/jurylid/1913;Prijsvraag voor een dorpskerk/jurylid/1913;BNA/penningmeester/1914;Prijsvraag Eetkamer Ameublement en een Zitkamer Ameublement/jurylid/1928;Prijsvraag voor een gemeentehuis te Katwijk/juryvoorzitter/1929;Vereeniging voor Voortgezet- en Hooger Bouwkunst Onderricht/lid Algemeen Bestuur/1931;Voortgezet en Hooger Bouwkunst Onderricht/docent verband huis en tuin/1932;Prijsvraag woonhuis voor een architect/lid commissie van beoordeling/1932;Commissie ter beoordeling van de ontwerpen voor een nieuwe stadhuisvleugel Haarlem/lid/1936-1937;Commissie van beoordeling Ontwerpstudie 10/lid/1938;Schoonheidscommissie Haarlem/lid/;Schoonheidscommissie Bloemendaal/lid/;Schoonheidscommissie Heemstede/lid/;Schoonheidscommissie Zandvoort/lid/;Welstandscommissie Noord-Holland/lid/;Meubelfabriek Labor Omnia Vincit, Oosterbeek/vrije medewerker/1916-1935;Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst/bestuurslid, redacteur/1910-1922 (omstreeks);Prijsvraag Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst (V.A.N.K.)/jurylid/1923;Vereeniging voor voortgezet en hooger Bouwkunst-onderricht, custos, docent en als lid van diverse commissies/1924 (omstreeks);College van advies inzake de keuze van een architect (BNA, Architectura et Amicitia en Bouwkunst en Vriendschap)/lid/1935 Ereblijken: Medaille de Bronze/Parijs 1925 Archief: NAi/SMIT

Smits, Anthonie Pieter

A.P. Smits (1881-1957), H. Fels (1882-1962) en C. van de Linde (1886-1941) Het gezamenlijke oeuvre van Anthonie Pieter Smits en Hendrik Fels bestaat grotendeels uit landhuizen en villa's in Den Haag en omgeving. Vanaf 1920 gingen beide architecten hun eigen weg. Smits bleef in de eerste plaats een architect van landhuizen, terwijl Fels zich richtte op de industriearchitectuur. Ook Fels ontwierp echter nog verscheidene woningen en beide architecten ontwierpen interieurs en meubelen. Smits en Fels streefden in hun landhuisarchitectuur naar een samenhang van interieur en exterieur. De woningen moesten door zorgvuldige situering één harmonisch geheel vormen met het omringende landschap. In hun werk combineerden zij de Engelse landhuisarchitectuur met het traditionalistisch rationalisme van K.P.C. de Bazel. Na het overlijden van De Bazel in 1923 nam Smits een aantal opdrachten van diens bureau over, zoals de synagoge in Enschede. Maar het belangrijkste deel van het werk van Smits bestaat uit landhuizen en villa's. Het bij het NAi aanwezige archief van Smits beslaat zijn gehele werkzame periode, inclusief de samenwerking met Fels en C. van de Linde. Het archief bevat echter slechts een fractie van het werkelijk gebouwde oeuvre. Uit de werkenlijst die in Smits' archief is aangetroffen blijkt dat hij meer dan alleen landhuizen en villa's ontworpen heeft. Maar ook blijkt dat hij meer villa's en landhuizen heeft gebouwd dan die waarvan archief is overgeleverd. Deze lijst, waarop de oeuvrelijst van BONAS is gebaseerd, is waarschijnlijk samengesteld door de laatste compagnon van Smits, J. Lourijssen. De lijst noemt niet altijd alle bij een project betrokken architecten en soms is er geen architect vermeld. Daarnaast is het moeilijk duidelijkheid over de betrokken architecten te krijgen, omdat de architecten ook los van hun samenwerkingsverband opdrachten hebben aangenomen. Behalve met Fels ging Smits ook met C. van de Linde een werkverband aan. Met Van de Linde kreeg Smits te maken toen zijn vriend en leermeester K.P.C. de Bazel in 1923 overleed. Van de Linde was bij De Bazel chef de bureau en voltooide met A.D.N. van Gendt het toen in aanbouw zijnde kantoorgebouw voor de Nederlandsche Handel-Maatschappij aan de Vijzelstraat te Amsterdam. In 1927 werd het bureau A.P. Smits en C. van de Linde opgericht. Vanwege de onduidelijkheid over de betrokken architecten en de wisselende samenwerkingsverbanden worden in de oeuvrelijst van BONAS steeds - voorzover bekend - de afzonderlijke architecten vermeld en niet de bureaunaam Smits en Fels, of Smits en Van de Linde. Anthonie Pieter Smits 1881-1957 Anthonie Pieter Smits werd geboren in Haarlem en was de derde zoon van de kunstboekbinder Johannes Smits en Francina Reyerse.1 Smits begon zijn opleiding in 1894 in het atelier voor Kerkelijke kunst in Haarlem. Tegelijkertijd was hij leerling aan de School voor bouwkunde, versierende kunsten en kunstambachten, eveneens in Haarlem. Daar volgde hij lessen van K.P.C. de Bazel en J.W. Hanrath. In 1897 vertrok hij naar Amsterdam, waar hij in dienst kwam bij de kunstnijverheidswerkplaats van de firma Wisselingh & Co. Smits werkte er onder leiding van werkmeester J.P. Strijbos. De firma voerde werken uit van onder andere Lion Cachet, Dijsselhof en Nieuwenhuis. In de avonduren volgde Smits de zogenaamde 'Vahanacursus' bij Lauweriks en De Bazel. Zij behandelden oosterse kunst en het ontwerpen op wiskundige basis. In 1900 verhuisde Smits naar Den Haag. Op het bureau van Joh. Mutters werd hij chef de bureau en in de avonduren kreeg hij privé-les van W. van Boven. Bij Mutters maakte Smits kennis met H. Fels, met wie hij in 1906 een architectenbureau begon. Hun eerste landhuizen, zoals Hagheweyde in Warmond en De Spranck en Duynrose in Scheveningen, vertonen typisch Engelse kenmerken, zoals forse bakstenen schoorstenen en zithoekjes met een haard. Smits werd in 1900 lid van 't Binnenhuis, een organisatie waar kunstnijverheidsproducten werden gemaakt, geëxposeerd en verkocht. Zijn belangstelling voor binnenhuisarchitectuur blijkt ook uit zijn werkzaamheden voor de Vereniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst (VANK). Zowel Smits als Fels waren bestuurleden en Smits was daarnaast redacteur. Van 1916 tot 1935 waren beide architecten 'vrije medewerkers' van de sociaal-idealistische meubelfabriek Labor Omnia Vincit (LOV) in Oosterbeek. Smits liet daarnaast ook meubelontwerpen uitvoeren door de firma Gebrs. Reens in Amsterdam. In 1917 ontwierp Smits voor zichzelf het landhuis De Kroft aan de Burgemeester den Texlaan in Aerdenhout. Hij was intussen getrouwd met een zuster van Fels. In 1919 werd de associatie met Fels officieel beëindigd, hoewel beide architecten ook daarna nog wel eens samenwerkten. Vanaf ongeveer 1927 tot ongeveer 1938 vormden A.P. Smits met C. van de Linde een bureau. Hun werkzaamheden bestonden voor een deel uit het voltooien en uitvoeren van nagelaten opdrachten van De Bazel. Tussen 1929-1933 bouwden zij voor de Nederlandsche Handel-Maatschappij kantoorgebouwen in Batavia (Jakarta) en Medan in Nederlandsch Indië (Indonesië). Daarna volgden nog vele landhuizen in het Gooi en de duinstreek. In 1938 kwam J. Lourijssen in dienst bij Smits. Toen Smits in de jaren vijftig ziek werd, ging Lourijssen een steeds belangrijker rol spelen. In 1953 werd hij compagnon. Smits was in de naoorlogse jaren vooral bezig met de wederopbouw van Rhenen en Middelburg. De landhuisarchitectuur van Smits en Fels, en Smits en Van de Linde De stijl van Smits, Fels en Van de Linde is een uitvloeisel van het verzet tegen de historiserende stijlen, zoals het neoclassicisme en de Oudhollandse stijl, die veel in de landhuisbouw werden toegepast. Zij lieten zich inspireren door het Britse country house. De Engelse landhuisstijl werd gecombineerd met de contemporaine architectuurontwikkelingen, zoals die door onder anderen H.P. Berlage geïnitieerd werden. Ook hadden Smits en Fels en Van de Linde interesse voor Nederlandse boerenwoningen. Behalve Berlage was ook K.P.C. de Bazel van belang in de ontwikkeling van het Nederlandse landhuis. Zijn uitgangspunten waren: eenvoud, ambachtelijkheid en het verwerken van zeventiende en achttiende-eeuwse invloeden, echter zonder het kopiëren van historische stijlen. Smits' grote voorbeeld in dit opzicht was het huis De Maerle (1906) van De Bazel. Voor Smits, Fels en Van de Linde waren traditie en ambachtelijkheid belangrijk, maar dat wilde niet zeggen dat zij de eigentijdse eisen uit het oog verloren. Wat de functionaliteit betreft trachtten Smits, Fels en Van de Linde de woonkamers zo te plaatsen dat ze veel zonlicht ontvingen. Daarbij hielden zij rekening met de privacy van de bewoners. De plattegronden van hun huizen zijn vaak asymmetrisch, evenals de gevels. Andere kenmerken zijn het gebruik van baksteen met decoratief metselwerk en van glas-in-loodramen. Verder besteedden zij veel aandacht aan de overgangen van binnen naar buiten door het gebruik van loggia's, overdekte ingangen en terrassen. Bij de landhuizen en villa's zijn er onmiskenbaar Engelse invloeden. De samengestelde daken van De Spranck en Duynrose zijn duidelijke voorbeelden. Een andere Engelse invloed is het streven naar horizontaliteit. Deze komt tot uiting in lage, brede gevels onder breed overstekende kappen. De hoge en dikke schoorstenen zijn in enkele gevallen bijna letterlijke Engelse citaten. Ook de erkers en de brede, lage raampartijen onder de dakranden zijn aan Engelse voorbeelden ontleend. Terwijl Fels en Van de Linde zich hoofdzakelijk tot de architectuur bepaalden en bij latere werken soms tuinarchitecten inschakelden, maakte Smits ook tuinontwerpen. Smits ging bij zijn ontwerpen uit van de gedachte dat het huis, het interieur en de tuin één geheel moesten vormen. Dit kon het beste worden bereikt wanneer de architect alles zelf zou ontwerpen. Omdat huis en tuin in de omgeving moesten passen, verdiepte Smits zich in tuin- en landschapsarchitectuur. In 1930 schreef hij zelfs een handleiding voor de aanleg van rotstuinen. Stadswoningen, die omringd zijn door bebouwing, konden volgens Smits het beste een geometrische tuin krijgen. De tuin van een landhuis daarentegen moest als het ware oplossen in de omringende natuur. De overgang van tuin naar landschap kwam tot stand door een gestileerde tuinaanleg rond het huis met pergola's en terrassen. Voor ieder landhuis was een andere aanpak noodzakelijk omdat ieder landhuis een andere omgeving had. Nevenfuncties: Ontwerp voor een dorpskerk/jurylid/1913;Ontwerp van een cottage/jurylid/1913;Vijfde Gevelwedstrijd/jurylid/1913;Prijsvraag voor een dorpskerk/jurylid/1913;BNA/penningmeester/1914;Prijsvraag Eetkamer Ameublement en een Zitkamer Ameublement/jurylid/1928;Prijsvraag voor een gemeentehuis te Katwijk/juryvoorzitter/1929;Vereeniging voor Voortgezet- en Hooger Bouwkunst Onderricht/lid Algemeen Bestuur/1931;Voortgezet en Hooger Bouwkunst Onderricht/docent verband huis en tuin/1932;Prijsvraag woonhuis voor een architect/lid commissie van beoordeling/1932;Commissie ter beoordeling van de ontwerpen voor een nieuwe stadhuisvleugel Haarlem/lid/1936-1937;Commissie van beoordeling Ontwerpstudie 10/lid/1938;Schoonheidscommissie Haarlem/lid/;Schoonheidscommissie Bloemendaal/lid/;Schoonheidscommissie Heemstede/lid/;Schoonheidscommissie Zandvoort/lid/;Welstandscommissie Noord-Holland/lid/;Meubelfabriek Labor Omnia Vincit, Oosterbeek/vrije medewerker/1916-1935;Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst/bestuurslid, redacteur/1910-1922 (omstreeks);Prijsvraag Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst (V.A.N.K.)/jurylid/1923;Vereeniging voor voortgezet en hooger Bouwkunst-onderricht, custos, docent en als lid van diverse commissies/1924 (omstreeks);College van advies inzake de keuze van een architect (BNA, Architectura et Amicitia en Bouwkunst en Vriendschap)/lid/1935 Ereblijken: Medaille de Bronze/Parijs 1925 Archief: NAi/SMIT