Laan, Leonardus van der (1864-1942)

(Bonas essay door D. Geneste, verkorte versie) L. van der Laan (1864-1942) Leo van der Laan werd in 1864 geboren. In de periode 1877-1882 leerde hij het vak van architect in de praktijk door zelfstudie, waarbij hij zich vooral richtte op detailontwerpen van trappen en meubelen. Van groot belang is de kennismaking geweest met architectenbureau Margry en Snickers te Rotterdam medio jaren 1880. E.J. Margry was een van de meest productieve leerlingen van P.J.H. Cuypers en samen met J.M. Snickers vooral werkzaam als kerkenbouwer in Zuid-Holland. Het neogotische bolwerk dat ze vormden, oefende een grote invloed uit op Leo van der Laan, die na zijn scholing een schrijnmakersatelier voor kerkmeubelen in Rotterdam begon. Leo zou zijn leven lang actief blijven als meubelmaker en interieurontwerper, en verbouwingen plegen aan projecten van Margry. In 1891 vestigde Leo van der Laan zich als zelfstandig architect in Leiden. De emancipatie en groei van het katholicisme in de tweede helft van de negentiende eeuw heeft een doorslaggevende rol gespeeld in de ontwikkeling van het bureau Van der Laan en de Nederlandse architectuur in het algemeen. Op architectonisch vlak speelde de verzuiling een niet te onderschatten rol. Opdrachten van katholieken werden vaak alleen verstrekt aan katholieke architecten. Hun ontwerpen werden dan weer besproken in katholieke kringen en bladen. Op deze wijze ontstond een zeer gesloten wereld, waarbij M.J. Granpré Molière - hoogleraar aan de TH in Delft vanaf 1924 en voorman en ideoloog van het katholieke ideeëngoed - een zeer grote invloed gehad heeft op generaties van architecten, onder wie Van der Laan. Veranderingen in het Leidse stadsbeeld Leo van der Laan heeft gedurende zijn carrière een grote rol gespeeld in de transformatie van het Leidse gevelbeeld. In de twee belangrijkste verkeersaders van de stad, de Breestraat en Haarlemmerstraat, en de tussengelegen stegen zoals de Donkersteeg, Mandenmakerssteeg, Hoogstraat en Maarsmansteeg heeft hij tal van verbouwingen, nieuwbouwprojecten en ingrepen in bestaande interieurs op zijn naam staan. Zowel de Breestraat als de Haarlemmerstraat waren aan het einde van de negentiende eeuw nog grotendeels zeventiende-eeuwse straten met patriciërswoningen en zelfs een enkel middeleeuws pand. Leo van der Laan is met zijn talloze ingrepen medeverantwoordelijk geweest voor het veranderde aanzicht van het historische en kleinschalige karakter van de Leidse binnenstad. Opmerkelijk genoeg riep deze ingreep destijds al protest op bij de bewoners. Jan van der Laans studie in Delft Jan van der Laan was de eerste van de drie zoons van Leo, die vanaf 1916 een opleiding tot bouwkundig ingenieur aan de Technische Hogeschool Delft (TH Delft) ging volgen. Reeds vroeg in zijn studietijd trad Jan toe tot de studentenvereniging Kwing-Kwang-Kwepele, die in 1918 was opgericht en bestond uit studie- en jaargenoten van Jan van der Laan. Onder hen bevonden zich A. J. van der Steur, bekend van onder meer Museum Boijmans Van Beuningen, en Giesbert Friedhoff, architect van het stadhuis te Enschede. Allen ontwierpen in een eigen stijl, organiseerden tentoonstellingen en kwamen eens per jaar in de maand mei bijeen om elkaar en elkaars werk te zien en te bespreken. Ook op beroepsmatig vlak onderhielden ze nauwe contacten tot de opheffing van de club (medio jaren zestig van de twintigste eeuw). Samenwerking tussen vader en zoon De eerste grote opdracht die het bureau Van der Laan ontving, kwam uit katholieke hoek. Mede op aanraden van de Franciscanessen, voor wie Leo van der Laan destijds het St. Elisabethgasthuis had ontworpen, liet het bisdom Haarlem het bureau Van der Laan een kerk ontwerpen met een beperkt budget, waarin duizend mensen de mis moesten kunnen bijwonen. Het eerste ontwerp van bureau Van der Laan vertoont nog een duidelijk neogotische invloed, onder meer in het gebruik van gestileerde spitsboogvensters. Het tweede en definitieve ontwerp werd in 1923 uitbesteed aan de Leidse aannemer Bik & Breedeveld en vertoont een geometrische vormentaal, onder meer in de verticaal gelede ornamenten van vensters en portalen. In september 1924 werd de eerste steen gelegd en in 1925 werd de kerk ingewijd. Vanaf circa 1925 lijkt er een stabiel netwerk van opdrachtgevers te zijn ontstaan, die Leo en Jan Van der Laan als hun 'huisarchitecten' beschouwen en hen keer op keer inschakelen voor nieuwbouw, verbouwingen en uitbreidingen. Aan het einde van de jaren twintig was het bureau, samen met architectenbureau Buurman, uitgegroeid tot het belangrijkste architectenbureau in Leiden. Nationale befaamdheid ontstond evenwel pas aan het einde van de jaren dertig. Scholenbouw In het oeuvre van Leo en Jan van der Laan vormt scholenbouw wellicht het genre waarmee zij hun ideeën over architectuur en maatschappij het beste konden uiten. De meer dan dertig scholen die zij in Leiden en omgeving ontwierpen en verbouwden, geven een goed beeld van de veranderde stijlopvattingen van het bureau in de periode 1915-1940. Het ontwerpen van scholen zou een centrale rol blijven spelen in de opdrachten die het bureau Van der Laan kreeg. Zo werd Jan van der Laan in de jaren vijftig gevraagd prestigieuze ontwerpen te maken voor delen van de universiteiten en hogescholen van Nijmegen en Tilburg. Heroriëntatie op uitgangspunten Aan het begin van de jaren dertig van de twintigste eeuw werd de verzuiling steeds duidelijker zichtbaar in alle aspecten van de Nederlandse samenleving. De avant-garde intellectuelen streefden in de jaren twintig naar een baanbrekende vernieuwing en wilden afrekenen met het nostalgische en historiserende. De zuivere architectuur van het Nieuwe Bouwen moest in deze ontwikkeling een prominente rol spelen. De economische crisis van 1932 bracht een grote slag toe aan dit optimistische toekomstperspectief. Als directe tegenhangers van deze idealen kwamen architecten die historiserende bouwtranten hanteerden, steeds meer in beeld. Er ontstonden twee kampen, enerzijds de traditionalisten en anderzijds de modernen. Hun architectuurvisies stonden niet op zichzelf, maar waren doortrokken van een maatschappijvisie. Als gevolg van de groeiende onzekerheid in de maatschappij groeide de populariteit voor de 'stijl' van Granpré Molière. Hoe invloedrijk Granpré Molière ook mag zijn geweest, het is niet terecht alle historiserende architecten van de jaren dertig over één kam te scheren en af te doen als traditionalistisch. Er waren verschillende bureaus die in een historiserende trant bouwden en traditionele bouwmaterialen gebruikten, maar die niets van de leer en overtuigingen van Granpré Molière moesten hebben. Ook geldt dat er architecten met vooruitstrevende opvattingen over maatschappij en architectuur waren, die geen aansluiting wensten bij de Modernen. Ook Leo en Jan van der Laan hadden inmiddels een eigen vormentaal en architectuuropvatting ontwikkeld, die niet zonder meer als een slaafse navolging van de stijl van Granpré Molière gezien mag worden. Stadsuitbreidingen en woningen: van villa tot sociale woningbouw De bouw van het warenhuis Vroom & Dreesmann was de voornaamste opdracht voor zowel Leo als Jan van der Laan in de jaren dertig. In de voorafgaande jaren had het bureau zich echter ook bezig gehouden met particuliere en sociale woningbouw in Leiden, die een gevolg was van de groeiende vraag naar huisvesting. Het bureau heeft tal woningen gebouwd, variërend van blokken woningbouw voor lokale arbeiders tot eenvoudige rij- en losstaande woningen voor de middenstand en villa's voor de welgestelden. Met de komst van de textielfabrieken in de negentiende eeuw trokken de Leidse economie en werkgelegenheid aan. De industrialisatie gaf de Leidse arbeidersbuurten een ander aanzien. Veel fabrieken ontstonden vanuit de woning van de fabrikant. Elk gaatje in de overbevolkte binnenstad werd gebruikt om te wonen, vaak in slechte omstandigheden. Er ontstond, vooral in de grote steden, ook een nieuw type woning: de gestapelde woningbouw. Toen in 1901 de Woningwet van kracht werd, betekende dit in veel opzichten een kentering. Slechte woonomstandigheden moesten tot het verleden behoren. Gemeenten werden gedwongen om nieuwe woonwijken planmatig te bouwen. De woningen moesten aan zekere kwaliteitseisen voldoen en er moest gelet worden op de nabijheid van voorzieningen en groen. Aldus ontstonden nieuwe arbeiderswijken buiten de singels van de steden. Op 17 maart 1942 overleed Leo van der Laan op 76-jarige leeftijd. Leo had zich in de loop van de jaren dertig vanwege gezondheidsredenen steeds meer teruggetrokken uit de dagelijkse praktijk van het bureau. Toch bleef hij tot het einde van zijn leven betrokken bij de gang van zaken en onderhield hij nauwe contacten met zijn kinderen en opdrachtgevers. Opleiding: praktijk; studie/1877-1882; Margry & Snickers/1885-1890

Laan, Leonardus van der (1864-1942)

(Bonas essay door D. Geneste, verkorte versie) L. van der Laan (1864-1942) Leo van der Laan werd in 1864 geboren. In de periode 1877-1882 leerde hij het vak van architect in de praktijk door zelfstudie, waarbij hij zich vooral richtte op detailontwerpen van trappen en meubelen. Van groot belang is de kennismaking geweest met architectenbureau Margry en Snickers te Rotterdam medio jaren 1880. E.J. Margry was een van de meest productieve leerlingen van P.J.H. Cuypers en samen met J.M. Snickers vooral werkzaam als kerkenbouwer in Zuid-Holland. Het neogotische bolwerk dat ze vormden, oefende een grote invloed uit op Leo van der Laan, die na zijn scholing een schrijnmakersatelier voor kerkmeubelen in Rotterdam begon. Leo zou zijn leven lang actief blijven als meubelmaker en interieurontwerper, en verbouwingen plegen aan projecten van Margry. In 1891 vestigde Leo van der Laan zich als zelfstandig architect in Leiden. De emancipatie en groei van het katholicisme in de tweede helft van de negentiende eeuw heeft een doorslaggevende rol gespeeld in de ontwikkeling van het bureau Van der Laan en de Nederlandse architectuur in het algemeen. Op architectonisch vlak speelde de verzuiling een niet te onderschatten rol. Opdrachten van katholieken werden vaak alleen verstrekt aan katholieke architecten. Hun ontwerpen werden dan weer besproken in katholieke kringen en bladen. Op deze wijze ontstond een zeer gesloten wereld, waarbij M.J. Granpré Molière - hoogleraar aan de TH in Delft vanaf 1924 en voorman en ideoloog van het katholieke ideeëngoed - een zeer grote invloed gehad heeft op generaties van architecten, onder wie Van der Laan. Veranderingen in het Leidse stadsbeeld Leo van der Laan heeft gedurende zijn carrière een grote rol gespeeld in de transformatie van het Leidse gevelbeeld. In de twee belangrijkste verkeersaders van de stad, de Breestraat en Haarlemmerstraat, en de tussengelegen stegen zoals de Donkersteeg, Mandenmakerssteeg, Hoogstraat en Maarsmansteeg heeft hij tal van verbouwingen, nieuwbouwprojecten en ingrepen in bestaande interieurs op zijn naam staan. Zowel de Breestraat als de Haarlemmerstraat waren aan het einde van de negentiende eeuw nog grotendeels zeventiende-eeuwse straten met patriciërswoningen en zelfs een enkel middeleeuws pand. Leo van der Laan is met zijn talloze ingrepen medeverantwoordelijk geweest voor het veranderde aanzicht van het historische en kleinschalige karakter van de Leidse binnenstad. Opmerkelijk genoeg riep deze ingreep destijds al protest op bij de bewoners. Jan van der Laans studie in Delft Jan van der Laan was de eerste van de drie zoons van Leo, die vanaf 1916 een opleiding tot bouwkundig ingenieur aan de Technische Hogeschool Delft (TH Delft) ging volgen. Reeds vroeg in zijn studietijd trad Jan toe tot de studentenvereniging Kwing-Kwang-Kwepele, die in 1918 was opgericht en bestond uit studie- en jaargenoten van Jan van der Laan. Onder hen bevonden zich A. J. van der Steur, bekend van onder meer Museum Boijmans Van Beuningen, en Giesbert Friedhoff, architect van het stadhuis te Enschede. Allen ontwierpen in een eigen stijl, organiseerden tentoonstellingen en kwamen eens per jaar in de maand mei bijeen om elkaar en elkaars werk te zien en te bespreken. Ook op beroepsmatig vlak onderhielden ze nauwe contacten tot de opheffing van de club (medio jaren zestig van de twintigste eeuw). Samenwerking tussen vader en zoon De eerste grote opdracht die het bureau Van der Laan ontving, kwam uit katholieke hoek. Mede op aanraden van de Franciscanessen, voor wie Leo van der Laan destijds het St. Elisabethgasthuis had ontworpen, liet het bisdom Haarlem het bureau Van der Laan een kerk ontwerpen met een beperkt budget, waarin duizend mensen de mis moesten kunnen bijwonen. Het eerste ontwerp van bureau Van der Laan vertoont nog een duidelijk neogotische invloed, onder meer in het gebruik van gestileerde spitsboogvensters. Het tweede en definitieve ontwerp werd in 1923 uitbesteed aan de Leidse aannemer Bik & Breedeveld en vertoont een geometrische vormentaal, onder meer in de verticaal gelede ornamenten van vensters en portalen. In september 1924 werd de eerste steen gelegd en in 1925 werd de kerk ingewijd. Vanaf circa 1925 lijkt er een stabiel netwerk van opdrachtgevers te zijn ontstaan, die Leo en Jan Van der Laan als hun 'huisarchitecten' beschouwen en hen keer op keer inschakelen voor nieuwbouw, verbouwingen en uitbreidingen. Aan het einde van de jaren twintig was het bureau, samen met architectenbureau Buurman, uitgegroeid tot het belangrijkste architectenbureau in Leiden. Nationale befaamdheid ontstond evenwel pas aan het einde van de jaren dertig. Scholenbouw In het oeuvre van Leo en Jan van der Laan vormt scholenbouw wellicht het genre waarmee zij hun ideeën over architectuur en maatschappij het beste konden uiten. De meer dan dertig scholen die zij in Leiden en omgeving ontwierpen en verbouwden, geven een goed beeld van de veranderde stijlopvattingen van het bureau in de periode 1915-1940. Het ontwerpen van scholen zou een centrale rol blijven spelen in de opdrachten die het bureau Van der Laan kreeg. Zo werd Jan van der Laan in de jaren vijftig gevraagd prestigieuze ontwerpen te maken voor delen van de universiteiten en hogescholen van Nijmegen en Tilburg. Heroriëntatie op uitgangspunten Aan het begin van de jaren dertig van de twintigste eeuw werd de verzuiling steeds duidelijker zichtbaar in alle aspecten van de Nederlandse samenleving. De avant-garde intellectuelen streefden in de jaren twintig naar een baanbrekende vernieuwing en wilden afrekenen met het nostalgische en historiserende. De zuivere architectuur van het Nieuwe Bouwen moest in deze ontwikkeling een prominente rol spelen. De economische crisis van 1932 bracht een grote slag toe aan dit optimistische toekomstperspectief. Als directe tegenhangers van deze idealen kwamen architecten die historiserende bouwtranten hanteerden, steeds meer in beeld. Er ontstonden twee kampen, enerzijds de traditionalisten en anderzijds de modernen. Hun architectuurvisies stonden niet op zichzelf, maar waren doortrokken van een maatschappijvisie. Als gevolg van de groeiende onzekerheid in de maatschappij groeide de populariteit voor de 'stijl' van Granpré Molière. Hoe invloedrijk Granpré Molière ook mag zijn geweest, het is niet terecht alle historiserende architecten van de jaren dertig over één kam te scheren en af te doen als traditionalistisch. Er waren verschillende bureaus die in een historiserende trant bouwden en traditionele bouwmaterialen gebruikten, maar die niets van de leer en overtuigingen van Granpré Molière moesten hebben. Ook geldt dat er architecten met vooruitstrevende opvattingen over maatschappij en architectuur waren, die geen aansluiting wensten bij de Modernen. Ook Leo en Jan van der Laan hadden inmiddels een eigen vormentaal en architectuuropvatting ontwikkeld, die niet zonder meer als een slaafse navolging van de stijl van Granpré Molière gezien mag worden. Stadsuitbreidingen en woningen: van villa tot sociale woningbouw De bouw van het warenhuis Vroom & Dreesmann was de voornaamste opdracht voor zowel Leo als Jan van der Laan in de jaren dertig. In de voorafgaande jaren had het bureau zich echter ook bezig gehouden met particuliere en sociale woningbouw in Leiden, die een gevolg was van de groeiende vraag naar huisvesting. Het bureau heeft tal woningen gebouwd, variërend van blokken woningbouw voor lokale arbeiders tot eenvoudige rij- en losstaande woningen voor de middenstand en villa's voor de welgestelden. Met de komst van de textielfabrieken in de negentiende eeuw trokken de Leidse economie en werkgelegenheid aan. De industrialisatie gaf de Leidse arbeidersbuurten een ander aanzien. Veel fabrieken ontstonden vanuit de woning van de fabrikant. Elk gaatje in de overbevolkte binnenstad werd gebruikt om te wonen, vaak in slechte omstandigheden. Er ontstond, vooral in de grote steden, ook een nieuw type woning: de gestapelde woningbouw. Toen in 1901 de Woningwet van kracht werd, betekende dit in veel opzichten een kentering. Slechte woonomstandigheden moesten tot het verleden behoren. Gemeenten werden gedwongen om nieuwe woonwijken planmatig te bouwen. De woningen moesten aan zekere kwaliteitseisen voldoen en er moest gelet worden op de nabijheid van voorzieningen en groen. Aldus ontstonden nieuwe arbeiderswijken buiten de singels van de steden. Op 17 maart 1942 overleed Leo van der Laan op 76-jarige leeftijd. Leo had zich in de loop van de jaren dertig vanwege gezondheidsredenen steeds meer teruggetrokken uit de dagelijkse praktijk van het bureau. Toch bleef hij tot het einde van zijn leven betrokken bij de gang van zaken en onderhield hij nauwe contacten met zijn kinderen en opdrachtgevers. Opleiding: praktijk; studie/1877-1882; Margry & Snickers/1885-1890