Croix, Guillaume Frédéric la

(Bonas Essay door R. van Beekum; verkorte versie) G.F. la Croix (1877-1923) La Croix werd in Amsterdam geboren op 9 april 1877. Vader La Croix was timmerman. Het beroep van hun vader zal Guillaume op het spoor van het bouwvak hebben gezet. Daarmee past hij in een lange Nederlandse traditie waarin velen (o.a. J. Baanders, B.T. Boeyinga, J. Crouwel, C. Kruyswijk, J.F. Repko, J.F. Staal, F.A. Warners) vanuit het bouwambachtelijke beroep van hun vaders architect werden. Die inbreng, vooral praktisch en weinig theoretisch van aard, en met name de overgeleverde ambachtelijke kennis, zijn mogelijke verklaringen voor de dominantie van de Amsterdamse School in de periode 1920-1930. Het is niet met zekerheid bekend waar Guillaume zijn theoretische en praktische opleiding in het bouwvak heeft gehad. Er bestonden diverse particuliere opleidingsinstituten voor bouwkunde in de hoofdstad en de mogelijkheden om je bij een timmerbaas praktisch te bekwamen waren legio. Tussen Guillaume’s aanmelding als aspirant-lid van het Amsterdamse genootschap Architectura et Amicitia in 1896 en de start van zijn werk als tekenaar bij het succesvolle bureau van Ed. Cuypers, medio 1900, zullen deze opleidingen hun beslag hebben gekregen. Naar alle waarschijnlijkheid leed La Croix vanaf zijn twintigste aan tuberculose, een veel voorkomende ziekte waar toentertijd geen medicijn voor bestond en waaraan men langzaam bezweek. Guillaume trok veel op met zijn jongere broer Henri en met collega-tekenaar Johan van der Mey trok hij er ook op uit om te schetsen, waarbij de landelijke bouwkunst hun speciale belangstelling had. Bureau Eduard Cuypers La Croix begon in juni 1900 als assistent-tekenaar bij het bureau van Eduard Cuypers. Mogelijk heeft Van der Mey, die al drie jaar bij het bureau werkte, bij zijn komst een rol gespeeld. Cuypers’ stijl van leidinggeven en zijn regelmatige afwezigheid gaven de talentvollen onder zijn ontwerpers redelijk veel vrijheid. Zij konden ook ruim putten uit tijdschriften en boeken uit zijn bibliotheek. La Croix moet zich als een vis in het water hebben gevoeld, en met name zijn talenten als grafisch- en meubelontwerper hebben zich hier ontwikkeld. Naar het oordeel van Cuypers diende architectuur uitdrukking te zijn van de persoonlijkheid van de maker. Zijn belangrijkste medewerkers hebben zich die houding nadrukkelijk eigen gemaakt en in de praktijk gebracht. Bij de komst van La Croix werkte de toen zestienjarige Michel de Klerk al twee jaar bij het bureau en Van der Mey drie jaar. Piet Kramer kwam er in 1904 bij. La Croix trok vanaf het begin veel op met leeftijdgenoot Van der Mey. Of La Croix ook een aandeel had in één van de liefst vier ontwerpen die Cuypers inzond voor de internationale prijsvraag voor een Vredespaleis te Den Haag in 1906 is niet bekend, maar een inbreng is wel waarschijnlijk. La Croix en Van der Mey In de nalatenschap van La Croix bevindt zich een schetsontwerp voor een firmastempel, dat duidt op een mogelijke samenwerking van La Croix met Van der Mey. Samenwerking tussen medewerkers binnen het bureau zal vaker aan de orde zijn geweest. Binnen de grote bureaus bestond er veelvuldig discussie over de vermelding van de naam van de daadwerkelijke ontwerper. Zolang zo’n vermelding geen praktijk was, was het verzilveren van ervaring in een bureau onder eigen naam een wenkend perspectief. Het Cuypers-stempel op tekeningen kunnen vervangen door hun eigen zou de bevestiging daarvan zijn. Als zich een moment heeft voorgedaan om de daad bij het woord te voegen, dan is de terugkeer van La Croix uit Den Haag, eind 1905, het meest voor de hand liggende tijdstip. Beiden, La Croix en Van der Mey hadden inmiddels voor zichzelf bewezen zelfstandig grote projecten aan te kunnen, La Croix in Den Haag met de Heilig Hartschool, en Van der Mey met zijn werk voor diverse stations van de Noordooster Locaalspoorweg-Maatschappij. Van deze samenwerking is verder niets bekend. Bureau A. Jacot In 1908 maakte La Croix de overstap naar het bureau van architect A. Jacot. Van een atelierachtige setting en een vaak afwezige directeur was hier geen sprake. Wel had Jacot, net als Cuypers, een goede hand in het aantrekken van jonge talentvolle medewerkers, zoals J.F. Repko, J.L. Crouwel en later C.J. Blaauw. Jacot runde met strakke hand een groot en succesvol bureau met commerciële opdrachten voor vooraanstaande warenhuizen als Nieuw Engeland, Hirsch, De Bonneterie en grote villa’s voor welgestelden. Het bureau had de reputatie dat het snel bouwde en wist aan te sluiten bij de aard van de opdracht en de smaak van de opdrachtgever. Het bureau werkte in diverse stijlen, aanvankelijk Neorenaissance, later ook met Art Nouveau elementen, en in Um 1800 stijl. Bij het publiek en de opdrachtgevers waren winkels van Jacot zeer gewild. Het publiek vond ze gezellig en uitnodigend, wat omzetbevorderend werkte, en waar de opdrachtgevers weer zeer over te spreken waren. In de zich vooruitstrevend achtende Architectura et Amicitia-kringen was het werk omstreden. Tijdens zijn werk voor Jacot ontwierp La Croix wel degelijk ook onder eigen naam en publiceerde hij diverse ontwerpen in Architectura, toen hij redacteur van het blad was geworden. Zelfstandig architect Terwijl La Croix nog steeds in loondienst was, begonnen zijn vroegere companen bij Cuypers inmiddels als zelfstandig architect naam te maken. Van der Mey met het Scheepvaarthuis, De Klerk met het eerste woningblok aan het Spaarndammerplantsoen, en Kramer met het huis voor Minder Marine Personeel in Den Helder. Uiteindelijk vestigde La Croix begin 1914 zijn bureau te Amsterdam. In 1916 ontwierp La Croix een winkelpand voor de firma NV ‘t Woonhuys aan de Vijzelstraat, ongeveer op de plek van het huidige Carltonhotel. Het pand hield een belofte van monumentale elegantie in. Vanwege de verbreding van de Vijzelstraat werd het ontwerp niet gerealiseerd. Van de ruime schadeloosstelling die NV ‘t Woonhuys bij de onteigening van de panden aan de Vijzelstraat ontving, werd een aantal panden aan de Keizersgracht aangekocht. Hier verrees twee jaar later een nieuw winkelpand, gebouwd door A. Jacot, dat enige gelijkenis vertoonde met het eerdere ontwerp van La Croix. Daarop werd in Wendingen zijn ontwerp alsnog gepubliceerd. De Wereldoorlog die in augustus 1914 uitbrak, betekende al snel een scherpe daling van de bouwactiviteit, ook al was Nederland neutraal. Welkom was dan ook een kleine opdracht voor de verbouwing van een winkelpand in de Kalverstraat 113.Door glasatelier Bogtman in Haarlem werden glas-in-loodramen geleverd. Onduidelijk is of deze naar een ontwerp van La Croix of van Bogtman zijn vervaardigd. Verder hield La Croix zich bezig met diverse evenementen binnen Architectura et Amicitia, waaronder het ontwerp voor de eerder vermelde lustrumtentoonstelling in het Stedelijk Museum in 1915. Ongetwijfeld onbetaald werk. Het aanbod om betaald adviseur te worden van de commissie die in Noord-Holland bij de herbouw na de Watersnood van 1916 zou gaan adviseren kwam dan ook als geroepen. Een gevarieerd oeuvre Het werk van La Croix is zeer gevarieerd. Niet alleen ontwierp hij verschillende gebouwtypes zoals woningen, winkels, landhuizen, een fabriek en een museum, maar ook boekomslagen, affiches en advertenties. Daarnaast glas-in-lood ramen en meubilair. Zijn ontwerpen wijken door hun strakke lineaire vormgeving, afgewisseld met een rijke ornamentiek, nogal af van de volplastische richting waarmee de Amsterdamse School doorgaans geassocieerd wordt. Ze getuigen veeleer van een individuele vormentaal, al kent deze duidelijke Weense en Duitse invloeden. De sobere, strakke bouwwerken zijn tegelijkertijd representatief en functioneel. Hoewel het oeuvre van La Croix met ruim tachtig werken niet omvangrijk lijkt, en een deel ervan schets bleef en niet werd gerealiseerd, moet bedacht worden dat deze werden ontworpen in een tijdsbestek van nog geen acht jaar, tussen 1915 en zijn dood op 46-jarige leeftijd in 1923, nog eens onderbroken door een aantal ziekteperioden. De mensenschuwheid en de geringe daadkracht, die later aan La Croix werd toegedicht, moeten in dat licht worden bezien. Nevenfuncties: genootschap "Architectura et Amicitia"/lid/1896-1923/bestuurslid/1914-1916;tijdschrift "Architectura"/redactielid/1910-1911;Voorbereidend en Hooger Bouwkunst Onderricht VHBO/docent/1919-1922;Adviescommissie voor den herbouw in de overstroomde gebieden van Noord-Holland/lid/1916-1917;Adviescommissie voor bouwontwerpen en uitbreidingsplannen in Noord-Holland/lid/1921-1923/ Archief: Archieven NAi Rotterdam: G.F. la Croix/archief (CROI);W. la Croix/archief (CROX);Tentoonstellingsraad/archief (TENT);Jubileumtentoonstelling/archief (TJUB);Eibink & Snellebrand/archief (EIBI);Cuypers/archief(CUYP);J. de Meyer/archief (MEYE);NV ’t Woonhuys/archief (WOON);J. Gratama/archief (GRAT);Aanneming-Maatschappij De Kondor/archief (KOND);H.P. Berlage/archief (BERL);Academie van Bouwkunst Amsterdam/archief (ABAM);Stadsarchief Amsterdam:Baanders, J. de Meyer, Beeldbank;Noord-Hollands Archief Haarlem, (NHA) archief W. Bogtman;archief Adviescommissie Bouwontwerpen;Waterlands Archief Purmerend, archief Marken 1813-1959;Stadsdeel Amsterdam Oost/Watergraafsmeer, archief BWT;Universiteitsbibliotheek Gent, collectie meubelen;Fotomuseum Rotterdam, collectie B. Eilers

Croix, Guillaume Frédéric la

(Bonas Essay door R. van Beekum; verkorte versie) G.F. la Croix (1877-1923) La Croix werd in Amsterdam geboren op 9 april 1877. Vader La Croix was timmerman. Het beroep van hun vader zal Guillaume op het spoor van het bouwvak hebben gezet. Daarmee past hij in een lange Nederlandse traditie waarin velen (o.a. J. Baanders, B.T. Boeyinga, J. Crouwel, C. Kruyswijk, J.F. Repko, J.F. Staal, F.A. Warners) vanuit het bouwambachtelijke beroep van hun vaders architect werden. Die inbreng, vooral praktisch en weinig theoretisch van aard, en met name de overgeleverde ambachtelijke kennis, zijn mogelijke verklaringen voor de dominantie van de Amsterdamse School in de periode 1920-1930. Het is niet met zekerheid bekend waar Guillaume zijn theoretische en praktische opleiding in het bouwvak heeft gehad. Er bestonden diverse particuliere opleidingsinstituten voor bouwkunde in de hoofdstad en de mogelijkheden om je bij een timmerbaas praktisch te bekwamen waren legio. Tussen Guillaume’s aanmelding als aspirant-lid van het Amsterdamse genootschap Architectura et Amicitia in 1896 en de start van zijn werk als tekenaar bij het succesvolle bureau van Ed. Cuypers, medio 1900, zullen deze opleidingen hun beslag hebben gekregen. Naar alle waarschijnlijkheid leed La Croix vanaf zijn twintigste aan tuberculose, een veel voorkomende ziekte waar toentertijd geen medicijn voor bestond en waaraan men langzaam bezweek. Guillaume trok veel op met zijn jongere broer Henri en met collega-tekenaar Johan van der Mey trok hij er ook op uit om te schetsen, waarbij de landelijke bouwkunst hun speciale belangstelling had. Bureau Eduard Cuypers La Croix begon in juni 1900 als assistent-tekenaar bij het bureau van Eduard Cuypers. Mogelijk heeft Van der Mey, die al drie jaar bij het bureau werkte, bij zijn komst een rol gespeeld. Cuypers’ stijl van leidinggeven en zijn regelmatige afwezigheid gaven de talentvollen onder zijn ontwerpers redelijk veel vrijheid. Zij konden ook ruim putten uit tijdschriften en boeken uit zijn bibliotheek. La Croix moet zich als een vis in het water hebben gevoeld, en met name zijn talenten als grafisch- en meubelontwerper hebben zich hier ontwikkeld. Naar het oordeel van Cuypers diende architectuur uitdrukking te zijn van de persoonlijkheid van de maker. Zijn belangrijkste medewerkers hebben zich die houding nadrukkelijk eigen gemaakt en in de praktijk gebracht. Bij de komst van La Croix werkte de toen zestienjarige Michel de Klerk al twee jaar bij het bureau en Van der Mey drie jaar. Piet Kramer kwam er in 1904 bij. La Croix trok vanaf het begin veel op met leeftijdgenoot Van der Mey. Of La Croix ook een aandeel had in één van de liefst vier ontwerpen die Cuypers inzond voor de internationale prijsvraag voor een Vredespaleis te Den Haag in 1906 is niet bekend, maar een inbreng is wel waarschijnlijk. La Croix en Van der Mey In de nalatenschap van La Croix bevindt zich een schetsontwerp voor een firmastempel, dat duidt op een mogelijke samenwerking van La Croix met Van der Mey. Samenwerking tussen medewerkers binnen het bureau zal vaker aan de orde zijn geweest. Binnen de grote bureaus bestond er veelvuldig discussie over de vermelding van de naam van de daadwerkelijke ontwerper. Zolang zo’n vermelding geen praktijk was, was het verzilveren van ervaring in een bureau onder eigen naam een wenkend perspectief. Het Cuypers-stempel op tekeningen kunnen vervangen door hun eigen zou de bevestiging daarvan zijn. Als zich een moment heeft voorgedaan om de daad bij het woord te voegen, dan is de terugkeer van La Croix uit Den Haag, eind 1905, het meest voor de hand liggende tijdstip. Beiden, La Croix en Van der Mey hadden inmiddels voor zichzelf bewezen zelfstandig grote projecten aan te kunnen, La Croix in Den Haag met de Heilig Hartschool, en Van der Mey met zijn werk voor diverse stations van de Noordooster Locaalspoorweg-Maatschappij. Van deze samenwerking is verder niets bekend. Bureau A. Jacot In 1908 maakte La Croix de overstap naar het bureau van architect A. Jacot. Van een atelierachtige setting en een vaak afwezige directeur was hier geen sprake. Wel had Jacot, net als Cuypers, een goede hand in het aantrekken van jonge talentvolle medewerkers, zoals J.F. Repko, J.L. Crouwel en later C.J. Blaauw. Jacot runde met strakke hand een groot en succesvol bureau met commerciële opdrachten voor vooraanstaande warenhuizen als Nieuw Engeland, Hirsch, De Bonneterie en grote villa’s voor welgestelden. Het bureau had de reputatie dat het snel bouwde en wist aan te sluiten bij de aard van de opdracht en de smaak van de opdrachtgever. Het bureau werkte in diverse stijlen, aanvankelijk Neorenaissance, later ook met Art Nouveau elementen, en in Um 1800 stijl. Bij het publiek en de opdrachtgevers waren winkels van Jacot zeer gewild. Het publiek vond ze gezellig en uitnodigend, wat omzetbevorderend werkte, en waar de opdrachtgevers weer zeer over te spreken waren. In de zich vooruitstrevend achtende Architectura et Amicitia-kringen was het werk omstreden. Tijdens zijn werk voor Jacot ontwierp La Croix wel degelijk ook onder eigen naam en publiceerde hij diverse ontwerpen in Architectura, toen hij redacteur van het blad was geworden. Zelfstandig architect Terwijl La Croix nog steeds in loondienst was, begonnen zijn vroegere companen bij Cuypers inmiddels als zelfstandig architect naam te maken. Van der Mey met het Scheepvaarthuis, De Klerk met het eerste woningblok aan het Spaarndammerplantsoen, en Kramer met het huis voor Minder Marine Personeel in Den Helder. Uiteindelijk vestigde La Croix begin 1914 zijn bureau te Amsterdam. In 1916 ontwierp La Croix een winkelpand voor de firma NV ‘t Woonhuys aan de Vijzelstraat, ongeveer op de plek van het huidige Carltonhotel. Het pand hield een belofte van monumentale elegantie in. Vanwege de verbreding van de Vijzelstraat werd het ontwerp niet gerealiseerd. Van de ruime schadeloosstelling die NV ‘t Woonhuys bij de onteigening van de panden aan de Vijzelstraat ontving, werd een aantal panden aan de Keizersgracht aangekocht. Hier verrees twee jaar later een nieuw winkelpand, gebouwd door A. Jacot, dat enige gelijkenis vertoonde met het eerdere ontwerp van La Croix. Daarop werd in Wendingen zijn ontwerp alsnog gepubliceerd. De Wereldoorlog die in augustus 1914 uitbrak, betekende al snel een scherpe daling van de bouwactiviteit, ook al was Nederland neutraal. Welkom was dan ook een kleine opdracht voor de verbouwing van een winkelpand in de Kalverstraat 113.Door glasatelier Bogtman in Haarlem werden glas-in-loodramen geleverd. Onduidelijk is of deze naar een ontwerp van La Croix of van Bogtman zijn vervaardigd. Verder hield La Croix zich bezig met diverse evenementen binnen Architectura et Amicitia, waaronder het ontwerp voor de eerder vermelde lustrumtentoonstelling in het Stedelijk Museum in 1915. Ongetwijfeld onbetaald werk. Het aanbod om betaald adviseur te worden van de commissie die in Noord-Holland bij de herbouw na de Watersnood van 1916 zou gaan adviseren kwam dan ook als geroepen. Een gevarieerd oeuvre Het werk van La Croix is zeer gevarieerd. Niet alleen ontwierp hij verschillende gebouwtypes zoals woningen, winkels, landhuizen, een fabriek en een museum, maar ook boekomslagen, affiches en advertenties. Daarnaast glas-in-lood ramen en meubilair. Zijn ontwerpen wijken door hun strakke lineaire vormgeving, afgewisseld met een rijke ornamentiek, nogal af van de volplastische richting waarmee de Amsterdamse School doorgaans geassocieerd wordt. Ze getuigen veeleer van een individuele vormentaal, al kent deze duidelijke Weense en Duitse invloeden. De sobere, strakke bouwwerken zijn tegelijkertijd representatief en functioneel. Hoewel het oeuvre van La Croix met ruim tachtig werken niet omvangrijk lijkt, en een deel ervan schets bleef en niet werd gerealiseerd, moet bedacht worden dat deze werden ontworpen in een tijdsbestek van nog geen acht jaar, tussen 1915 en zijn dood op 46-jarige leeftijd in 1923, nog eens onderbroken door een aantal ziekteperioden. De mensenschuwheid en de geringe daadkracht, die later aan La Croix werd toegedicht, moeten in dat licht worden bezien. Nevenfuncties: genootschap "Architectura et Amicitia"/lid/1896-1923/bestuurslid/1914-1916;tijdschrift "Architectura"/redactielid/1910-1911;Voorbereidend en Hooger Bouwkunst Onderricht VHBO/docent/1919-1922;Adviescommissie voor den herbouw in de overstroomde gebieden van Noord-Holland/lid/1916-1917;Adviescommissie voor bouwontwerpen en uitbreidingsplannen in Noord-Holland/lid/1921-1923/ Archief: Archieven NAi Rotterdam: G.F. la Croix/archief (CROI);W. la Croix/archief (CROX);Tentoonstellingsraad/archief (TENT);Jubileumtentoonstelling/archief (TJUB);Eibink & Snellebrand/archief (EIBI);Cuypers/archief(CUYP);J. de Meyer/archief (MEYE);NV ’t Woonhuys/archief (WOON);J. Gratama/archief (GRAT);Aanneming-Maatschappij De Kondor/archief (KOND);H.P. Berlage/archief (BERL);Academie van Bouwkunst Amsterdam/archief (ABAM);Stadsarchief Amsterdam:Baanders, J. de Meyer, Beeldbank;Noord-Hollands Archief Haarlem, (NHA) archief W. Bogtman;archief Adviescommissie Bouwontwerpen;Waterlands Archief Purmerend, archief Marken 1813-1959;Stadsdeel Amsterdam Oost/Watergraafsmeer, archief BWT;Universiteitsbibliotheek Gent, collectie meubelen;Fotomuseum Rotterdam, collectie B. Eilers