Bosch, Theodorus Johannes

(verkorte versie Bonas Essay) Th.J.J. Bosch (1940-1994) Theodorus Johannes Bosch werd op 24 februari 1940 geboren als zoon van Cornelia Luteyn en Cornelis Bosch. Theo was actief en leergierig, al werd de combinatie van halve dagen werken bij zijn vader en halve dagen school geen succes. Hij bleef na het eerste jaar zitten en hield zijn MULO-opleiding toen voor gezien. Met goed gevolg doorliep hij vervolgens de Ambachtsschool met als hoofdvakken één jaar timmeren en twee jaar meubelmaken. Met name voor het vaktechnisch tekenen bleek hij veel aanleg te hebben. Vanaf zijn vijftiende gaf hij aan dat hij architect wilde worden. Wat betreft zijn opleiding had hij nog een lange weg te gaan, al bleek dat de vaktechnische kennis van de Ambachtsschool een solide basis onder zijn ontwikkeling vormde. Theo Bosch kreeg zijn eerste baantje op het architectenbureau Nipot in 1956. Hij werkte vervolgens bij diverse Amsterdamse bureaus en doorliep intussen de avond-UTS, de voorloper van de MTS. Met hulp van Herman Hertzberger werd hij toegelaten op de Academie voor Bouwkunst voor het Voortgezet Bouwkunde Onderricht. Bosch kwam terecht in een omgeving waarin hij voor het eerst kennis maakte met de internationale moderne architectuur. Op zijn zesentwintigste voltooide hij zijn opleiding Middelbaar Bouwkunde Onderricht aan de Academie. Van zijn mentor Dick Apon had hij vooral geleerd waar Apon bekend om stond: studenten in praktische zin voorbereiden op een loopbaan als architect. Hij koesterde al snel bewondering voor het werk van Duiker en Mackintosh. Ook de Jugendstil zou hem blijvend inspireren: door de openheid, het gebrek aan dogma's en de aandacht voor het detail. Het bureau Van Eyck Theo Bosch was werkzaam op het bureau van Willem Klein, maar voelde zich daar niet op zijn plek. In 1965 solliciteerde hij bij het bureau van Verster. Op het moment dat hij daar eigenlijk al was aangenomen, hoorde hij via via dat de bekende architect Aldo van Eyck dringend iemand nodig had voor de uitwerking van het ontwerp van de Pastoor Van Arskerk in Den Haag. Piet Blom en Herman Hertzberger zorgden voor een aanbeveling. Theo Bosch en Aldo van Eyck werkten samen vanaf 1965 tot in 1984. Als mens en ontwerper waren zij nagenoeg tegenpolen. Dat het zo lang goed ging, is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de nuchtere houding die Bosch ten opzichte van Van Eyck aannam. Hij respecteerde hem als architect maar elke vorm van idolatrie was hem vreemd. Conform de principes van Van Eyck werd het bureau Van Eyck geen omvangrijk bureau. Gaandeweg verzamelde hij niet-universitair geschoolde architecten om zich heen die naam zouden maken, onder wie Paul de Ley en Lucien Lafour. Aldo van Eyck en Theo Bosch Architecten Op 1 oktober 1970 werden Aldo van Eyck en Theo Bosch vennoten en in 1979 werd de vennootschap omgezet in een besloten vennootschap. Het was geen onverstandige zet. Er was veel werk en Van Eyck was dan wel creatief, maar niet altijd even productief. Bovendien raakte hij op leeftijd en was vaak ziek. Tijdens zijn eerste langdurige afwezigheid had Bosch ongeveer een jaar de leiding binnen het bureau. Bosch en de medewerkers verzetten bergen werk, toen Van Eyck ook de volgende twee jaar nauwelijks in staat was om te werken. In de loop van de jaren zeventig groeide het bureau naar 14 à 15 medewerkers. De eerste jaren van de v.o.f. waren zwaar voor Bosch, vooral omdat hij in de avonduren de studie Hoger Bouwkunst Onderricht aan de Academie van Bouwkunst volgde. Na talloze malen uitstel vanwege drukte binnen het bureau, studeerde hij in 1973 af bij Hans Davidson op een 'woningdak'-project in de Jordaan. De samenwerking met Van Eyck verliep goed wat het formuleren van de basisideeën betreft. In de vertaling naar een concreet plan had Bosch echter moeite met de vrijheid die Van Eyck in het ontwerpproces incorporeerde. Bovendien wilde Van Eyck, ideologisch gezien, 'kunstwerken' en Bosch gebouwen die in eerste instantie goed functioneerden. In de uitwerking van plannen kwam de contradictionaire ontwerpmethode naar boven. Van Eyck bleef tot het laatst toe veranderen, terwijl Bosch zelden afweek van een eenmaal gekozen concept en daarmee wel veel sneller dan Van Eyck de uitvoeringsfase bereikte. Ook in de omgang met de medewerkers bleek een groot verschil in benaderingswijze. Er waren verschillende manieren waarop tekeningen binnen het bureau werden besproken. Van Eyck wilde de tekeningen altijd mooier maken, ging daarbij voorbij aan de tekenaar in kwestie en nam het graag zelf ter hand. Bosch sprak de tekenaar altijd aan alsof hij degene was die het ontwerp maakte en vroeg door naar de betekenis van de elementen en of de oplossing genoeg doordacht was. De verschillende methodes en de eraan verbonden discussies werden door de medewerkers als constructief ervaren. Ook werd het gewaardeerd dat in drukke periodes Bosch en Van Eyck het ontwerpwerk delegeerden. Maar wat aanvankelijk met de mantel der liefde werd bedekt, stak gaandeweg de kop op: meer en meer stak het Bosch dat hij wel de ruimte kreeg als ontwerper, maar niet de honneurs, al sprak hij daar weinig over, hooguit tijdens een borrel. Desondanks verdedigde hij Van Eyck altijd tegen de buitenwereld. Hij stak niet onder stoelen of banken waar hij daadwerkelijk geschoold was, maar als architect maakte hij zich los van Van Eyck. Dat uitte zich ook meer en meer binnen het bureau, waar een verdeling werd gemaakt in de soort opgaven. Bosch nam de woningbouwprojecten voor zijn rekening en Van Eyck de opgaven in de utiliteitsbouw. De stedenbouwkundige uitgangspunten werden in samenspraak geformuleerd en daarin vonden de companen elkaar veel gemakkelijker dan in de architectonische uitwerking ervan. De tomeloze gedrevenheid waarmee Bosch werkte, kon hij niet investeren in het revitaliseren van zijn huwelijk. Tijdens de jaren waarin de wederopbouw van de Nieuwmarkt vorderde, groeiden Theo en Dini van Heijningen verder uit elkaar. Theo Bosch verliet het gezin en hield er sindsdien verschillende vriendinnen op na. Het vrijgezellenbestaan paste beter in zijn levenswijze. Ook met Van Eyck kwam het tot een breuk. Het auteurschap van het ontwerp van de Letterenfaculteit was de steen des aanstoots. Van Eyck continueerde het bureau met zijn vrouw Hannie, die ook na zijn dood tot op de huidige dag de scepter zwaait binnen het bureau. Theo Bosch architect De ambitie om een eigen bureau te voeren leefde al enige tijd bij Theo Bosch. Guus Knemeijer werd in 1984 zijn rechterhand. Tijdens de ontbinding van de samenwerking met Aldo van Eyck werden de projecten verdeeld tussen de werk- (Aldo van Eyck) en uitvoeringsfase (Theo Bosch). In eerste instantie waren er weinig nieuwe opdrachten en ook wat betreft de Nieuwmarktbuurt was de grootste drukte achter de rug. Bosch verdiende bij door in Duitsland lezingen te geven, waarmee hij het loon van Knemeijer kon betalen. Duitsland bleef een aantrekkelijk werkterrein, ook in de periode waarin Bosch het er eigenlijk te druk voor kreeg. De naam van het bureau van Theo Bosch werd gevestigd met het ontwerp voor de Sijzenbaan in Deventer. Hiervoor werden onderscheidingen uitgereikt, het project kreeg (inter)nationale waardering en het leidde tot nieuwe opdrachten. Het bureau groeide recht evenredig met de nieuwe opdrachten. In plaats van gas terug te nemen deed Theo Bosch er eerder een schepje bovenop, zonder zijn sociale leven te veronachtzamen. De werkzaamheden werden onder meer uitgebreid met het stedenbouwkundig supervisorschap samen met Alle Hosper in Hilversum. De reizen naar Duitsland, het werk voor de Haagse Welstandscommissie, het drukke bureau en het bewogen sociale leven eisten de zwaarst denkbare tol. Theo Bosch overleed onverwacht aan een hartstilstand op 6 april 1994 te Amsterdam. Compaan Het bureau van Theo Bosch werd voortgezet door een aantal medewerkers (onder wie Frank Burger, John Rous en Guus Knemeijer) onder de naam Compaan. Daarmee konden belangrijke opgaven als de Rechtbank in Groningen in de geest van Theo Bosch worden uitgewerkt en de begeleiding van de bouw worden afgerond. Ook projecten waarvoor Bosch alleen het schetsontwerp had gemaakt, werden tot een goed einde gebracht. Toen in 1998 het Rechtbank-gebouw in Groningen werd opgeleverd en de meeste door Theo Bosch in gang gezette projecten waren afgerond, werden de activiteiten van Compaan gestaakt en in 2001 werd het bureau opgeheven. Opleiding: Ambachtsschool Amsterdam; Avond-UTS Amsterdam; Academie voor Bouwkunst voor het Voortgezet Bouwkunde Onderricht Amsterdam Archief HNI/BOSC

Bosch, Theodorus Johannes

(verkorte versie Bonas Essay) Th.J.J. Bosch (1940-1994) Theodorus Johannes Bosch werd op 24 februari 1940 geboren als zoon van Cornelia Luteyn en Cornelis Bosch. Theo was actief en leergierig, al werd de combinatie van halve dagen werken bij zijn vader en halve dagen school geen succes. Hij bleef na het eerste jaar zitten en hield zijn MULO-opleiding toen voor gezien. Met goed gevolg doorliep hij vervolgens de Ambachtsschool met als hoofdvakken één jaar timmeren en twee jaar meubelmaken. Met name voor het vaktechnisch tekenen bleek hij veel aanleg te hebben. Vanaf zijn vijftiende gaf hij aan dat hij architect wilde worden. Wat betreft zijn opleiding had hij nog een lange weg te gaan, al bleek dat de vaktechnische kennis van de Ambachtsschool een solide basis onder zijn ontwikkeling vormde. Theo Bosch kreeg zijn eerste baantje op het architectenbureau Nipot in 1956. Hij werkte vervolgens bij diverse Amsterdamse bureaus en doorliep intussen de avond-UTS, de voorloper van de MTS. Met hulp van Herman Hertzberger werd hij toegelaten op de Academie voor Bouwkunst voor het Voortgezet Bouwkunde Onderricht. Bosch kwam terecht in een omgeving waarin hij voor het eerst kennis maakte met de internationale moderne architectuur. Op zijn zesentwintigste voltooide hij zijn opleiding Middelbaar Bouwkunde Onderricht aan de Academie. Van zijn mentor Dick Apon had hij vooral geleerd waar Apon bekend om stond: studenten in praktische zin voorbereiden op een loopbaan als architect. Hij koesterde al snel bewondering voor het werk van Duiker en Mackintosh. Ook de Jugendstil zou hem blijvend inspireren: door de openheid, het gebrek aan dogma's en de aandacht voor het detail. Het bureau Van Eyck Theo Bosch was werkzaam op het bureau van Willem Klein, maar voelde zich daar niet op zijn plek. In 1965 solliciteerde hij bij het bureau van Verster. Op het moment dat hij daar eigenlijk al was aangenomen, hoorde hij via via dat de bekende architect Aldo van Eyck dringend iemand nodig had voor de uitwerking van het ontwerp van de Pastoor Van Arskerk in Den Haag. Piet Blom en Herman Hertzberger zorgden voor een aanbeveling. Theo Bosch en Aldo van Eyck werkten samen vanaf 1965 tot in 1984. Als mens en ontwerper waren zij nagenoeg tegenpolen. Dat het zo lang goed ging, is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de nuchtere houding die Bosch ten opzichte van Van Eyck aannam. Hij respecteerde hem als architect maar elke vorm van idolatrie was hem vreemd. Conform de principes van Van Eyck werd het bureau Van Eyck geen omvangrijk bureau. Gaandeweg verzamelde hij niet-universitair geschoolde architecten om zich heen die naam zouden maken, onder wie Paul de Ley en Lucien Lafour. Aldo van Eyck en Theo Bosch Architecten Op 1 oktober 1970 werden Aldo van Eyck en Theo Bosch vennoten en in 1979 werd de vennootschap omgezet in een besloten vennootschap. Het was geen onverstandige zet. Er was veel werk en Van Eyck was dan wel creatief, maar niet altijd even productief. Bovendien raakte hij op leeftijd en was vaak ziek. Tijdens zijn eerste langdurige afwezigheid had Bosch ongeveer een jaar de leiding binnen het bureau. Bosch en de medewerkers verzetten bergen werk, toen Van Eyck ook de volgende twee jaar nauwelijks in staat was om te werken. In de loop van de jaren zeventig groeide het bureau naar 14 à 15 medewerkers. De eerste jaren van de v.o.f. waren zwaar voor Bosch, vooral omdat hij in de avonduren de studie Hoger Bouwkunst Onderricht aan de Academie van Bouwkunst volgde. Na talloze malen uitstel vanwege drukte binnen het bureau, studeerde hij in 1973 af bij Hans Davidson op een 'woningdak'-project in de Jordaan. De samenwerking met Van Eyck verliep goed wat het formuleren van de basisideeën betreft. In de vertaling naar een concreet plan had Bosch echter moeite met de vrijheid die Van Eyck in het ontwerpproces incorporeerde. Bovendien wilde Van Eyck, ideologisch gezien, 'kunstwerken' en Bosch gebouwen die in eerste instantie goed functioneerden. In de uitwerking van plannen kwam de contradictionaire ontwerpmethode naar boven. Van Eyck bleef tot het laatst toe veranderen, terwijl Bosch zelden afweek van een eenmaal gekozen concept en daarmee wel veel sneller dan Van Eyck de uitvoeringsfase bereikte. Ook in de omgang met de medewerkers bleek een groot verschil in benaderingswijze. Er waren verschillende manieren waarop tekeningen binnen het bureau werden besproken. Van Eyck wilde de tekeningen altijd mooier maken, ging daarbij voorbij aan de tekenaar in kwestie en nam het graag zelf ter hand. Bosch sprak de tekenaar altijd aan alsof hij degene was die het ontwerp maakte en vroeg door naar de betekenis van de elementen en of de oplossing genoeg doordacht was. De verschillende methodes en de eraan verbonden discussies werden door de medewerkers als constructief ervaren. Ook werd het gewaardeerd dat in drukke periodes Bosch en Van Eyck het ontwerpwerk delegeerden. Maar wat aanvankelijk met de mantel der liefde werd bedekt, stak gaandeweg de kop op: meer en meer stak het Bosch dat hij wel de ruimte kreeg als ontwerper, maar niet de honneurs, al sprak hij daar weinig over, hooguit tijdens een borrel. Desondanks verdedigde hij Van Eyck altijd tegen de buitenwereld. Hij stak niet onder stoelen of banken waar hij daadwerkelijk geschoold was, maar als architect maakte hij zich los van Van Eyck. Dat uitte zich ook meer en meer binnen het bureau, waar een verdeling werd gemaakt in de soort opgaven. Bosch nam de woningbouwprojecten voor zijn rekening en Van Eyck de opgaven in de utiliteitsbouw. De stedenbouwkundige uitgangspunten werden in samenspraak geformuleerd en daarin vonden de companen elkaar veel gemakkelijker dan in de architectonische uitwerking ervan. De tomeloze gedrevenheid waarmee Bosch werkte, kon hij niet investeren in het revitaliseren van zijn huwelijk. Tijdens de jaren waarin de wederopbouw van de Nieuwmarkt vorderde, groeiden Theo en Dini van Heijningen verder uit elkaar. Theo Bosch verliet het gezin en hield er sindsdien verschillende vriendinnen op na. Het vrijgezellenbestaan paste beter in zijn levenswijze. Ook met Van Eyck kwam het tot een breuk. Het auteurschap van het ontwerp van de Letterenfaculteit was de steen des aanstoots. Van Eyck continueerde het bureau met zijn vrouw Hannie, die ook na zijn dood tot op de huidige dag de scepter zwaait binnen het bureau. Theo Bosch architect De ambitie om een eigen bureau te voeren leefde al enige tijd bij Theo Bosch. Guus Knemeijer werd in 1984 zijn rechterhand. Tijdens de ontbinding van de samenwerking met Aldo van Eyck werden de projecten verdeeld tussen de werk- (Aldo van Eyck) en uitvoeringsfase (Theo Bosch). In eerste instantie waren er weinig nieuwe opdrachten en ook wat betreft de Nieuwmarktbuurt was de grootste drukte achter de rug. Bosch verdiende bij door in Duitsland lezingen te geven, waarmee hij het loon van Knemeijer kon betalen. Duitsland bleef een aantrekkelijk werkterrein, ook in de periode waarin Bosch het er eigenlijk te druk voor kreeg. De naam van het bureau van Theo Bosch werd gevestigd met het ontwerp voor de Sijzenbaan in Deventer. Hiervoor werden onderscheidingen uitgereikt, het project kreeg (inter)nationale waardering en het leidde tot nieuwe opdrachten. Het bureau groeide recht evenredig met de nieuwe opdrachten. In plaats van gas terug te nemen deed Theo Bosch er eerder een schepje bovenop, zonder zijn sociale leven te veronachtzamen. De werkzaamheden werden onder meer uitgebreid met het stedenbouwkundig supervisorschap samen met Alle Hosper in Hilversum. De reizen naar Duitsland, het werk voor de Haagse Welstandscommissie, het drukke bureau en het bewogen sociale leven eisten de zwaarst denkbare tol. Theo Bosch overleed onverwacht aan een hartstilstand op 6 april 1994 te Amsterdam. Compaan Het bureau van Theo Bosch werd voortgezet door een aantal medewerkers (onder wie Frank Burger, John Rous en Guus Knemeijer) onder de naam Compaan. Daarmee konden belangrijke opgaven als de Rechtbank in Groningen in de geest van Theo Bosch worden uitgewerkt en de begeleiding van de bouw worden afgerond. Ook projecten waarvoor Bosch alleen het schetsontwerp had gemaakt, werden tot een goed einde gebracht. Toen in 1998 het Rechtbank-gebouw in Groningen werd opgeleverd en de meeste door Theo Bosch in gang gezette projecten waren afgerond, werden de activiteiten van Compaan gestaakt en in 2001 werd het bureau opgeheven. Opleiding: Ambachtsschool Amsterdam; Avond-UTS Amsterdam; Academie voor Bouwkunst voor het Voortgezet Bouwkunde Onderricht Amsterdam Archief HNI/BOSC