Gratama, Jan

J. Gratama (1877-1947), G. Versteeg (1872-1938) en J.W. Dinger (1891-1986) Jan Gratama werd in 1877 te Groningen geboren en studeerde Bouwkunde aan de Polytechnische School in Delft. Na diverse banen als tekenaar en docent Den Haag en Delft vestigde hij zich in 1908 als architect in Amsterdam. De eerste jaren zou hij evenwel niet zozeer als architect, maar als geprofileerd bestuurder en polemisch publicist de aandacht op zich vestigen. Hij was secretaris van de Maatschappij tot Bevordering van de Bouwkunst, voorzitter van het genootschap Architectura et Amicitia en publicist in het Bouwkundig Weekblad. Vanaf 1914 werkte hij samen met de architect Gerrit Versteeg (1872-1938) en vanaf 1930 zou hij samenwerken met J.W. Dinger. Gerrit Versteeg werd op 2 augustus 1872 geboren te Vlaardingen, waar zijn vader boer was. Begin 1900 trouwde hij met Hendrika Alida Costerus (geb. 1879). In Delft leerde Versteeg het timmermansvak en vervolgens werkte hij bij een architect. Hij was enige tijd assistent bij prof. Sluyterman en prof. Gugel. Van 1901 tot 1914 was Versteeg adjunct-directeur van de dienst Gemeentewerken in Arnhem, onder leiding van W.F.C. Schaap. Schaap richtte zich in de eerste plaats op de stedenbouw, terwijl Versteeg gebouwen ontwierp. In deze periode ontstonden vele scholen en diverse utiliteitsgebouwen, zoals het slachthuis, de groenteveiling, de tramremise en de elektrische centrale. Daarna verhuisde Versteeg naar Amsterdam, waar hij zich in 1914 met J. Gratama associeerde. Beide architecten richtten zich vervolgens vooral op de woningbouw. Verder ontwierpen zij vanaf omstreeks 1916 vele transformatorhuisjes voor de Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij (PGEM) in Gelderland. Na 1930 werkte Versteeg samen met zijn oudste zoon Gerrit Versteeg jr. Gratama zocht naar wegen om moderne technieken en moderne opvattingen over architectuur in te passen in de bestaande Nederlandse tradities en de bestaande bebouwde omgeving. Zo was Gratama een voortrekker op het gebied van het gebruik van beton en verwierf hij onder meer bekendheid met een betonnen pakhuis in de P. Jacobszstraat in Amsterdam. Hij ontwierp samen met Versteeg en Berlage een woningbouwcomplex in de Transvaalbuurt en zou zelf woningbouwcomplexen ontwerpen in Amsterdam-Noord en de Watergraafsmeer. Gratama en Versteeg waren ook betrokken bij de bouw van de wijk de Geitenkamp in Arnhem. Gratama was met Dinger verantwoordelijk voor een aantal filialen van de Incassobank. In de eerste jaren koos hij de kant van de modernisten en zocht hij aansluiting bij de Amsterdamse School. In de loop der jaren schoof Gratama op in meer traditionele en historiserende richting. Het kantoorgebouw 'De Bisschop', dat hij in 1934 op de hoek van de Dam en het Rokin ontwierp, markeert de omslag van Gratama en werd aanleiding voor een scherpe polemiek tussen voor- en tegenstanders van het moderne bouwen. Ook politiek zou Gratama steeds verder opschuiven. In de jaren twintig werkte hij nog samen met Berlage en Versteeg, die beiden lid waren van de sociaal-democratische SDAP. Tijdens de Bezetting werd hij wethouder in Amsterdam, hetgeen ertoe leidde dat hij na de oorlog politieke moeilijkheden kreeg. Gratama overleed in 1947. Het bureau werd voortgezet door Jan Willem Dinger die minder geprofileerd was dan zijn compagnon. Dinger zou onder meer samen met I. Blomhert werken aan het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis in de Sarphatistraat in Amsterdam. Daarnaast realiseerde Dinger een aantal woningbouwcomplexen in Arnhem. Tenslotte is opvallend dat Dinger in de loop der jaren altijd een groot aantal opdrachten ontving uit zijn geboorteplaats Lunteren, zodat ook daar veel projecten van Dinger zijn gerealiseerd. J.W. Dinger overleed in 1986. Opleiding: de Polytechnische School Delft, bouwkunde/ Nevenactiviteiten: Maatschappij tot Bevordering van de Bouwkunst/secretaris/;Genootschap Architectura et Amicitia/voorzitter/

Gratama, Jan

J. Gratama (1877-1947), G. Versteeg (1872-1938) en J.W. Dinger (1891-1986) Jan Gratama werd in 1877 te Groningen geboren en studeerde Bouwkunde aan de Polytechnische School in Delft. Na diverse banen als tekenaar en docent Den Haag en Delft vestigde hij zich in 1908 als architect in Amsterdam. De eerste jaren zou hij evenwel niet zozeer als architect, maar als geprofileerd bestuurder en polemisch publicist de aandacht op zich vestigen. Hij was secretaris van de Maatschappij tot Bevordering van de Bouwkunst, voorzitter van het genootschap Architectura et Amicitia en publicist in het Bouwkundig Weekblad. Vanaf 1914 werkte hij samen met de architect Gerrit Versteeg (1872-1938) en vanaf 1930 zou hij samenwerken met J.W. Dinger. Gerrit Versteeg werd op 2 augustus 1872 geboren te Vlaardingen, waar zijn vader boer was. Begin 1900 trouwde hij met Hendrika Alida Costerus (geb. 1879). In Delft leerde Versteeg het timmermansvak en vervolgens werkte hij bij een architect. Hij was enige tijd assistent bij prof. Sluyterman en prof. Gugel. Van 1901 tot 1914 was Versteeg adjunct-directeur van de dienst Gemeentewerken in Arnhem, onder leiding van W.F.C. Schaap. Schaap richtte zich in de eerste plaats op de stedenbouw, terwijl Versteeg gebouwen ontwierp. In deze periode ontstonden vele scholen en diverse utiliteitsgebouwen, zoals het slachthuis, de groenteveiling, de tramremise en de elektrische centrale. Daarna verhuisde Versteeg naar Amsterdam, waar hij zich in 1914 met J. Gratama associeerde. Beide architecten richtten zich vervolgens vooral op de woningbouw. Verder ontwierpen zij vanaf omstreeks 1916 vele transformatorhuisjes voor de Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij (PGEM) in Gelderland. Na 1930 werkte Versteeg samen met zijn oudste zoon Gerrit Versteeg jr. Gratama zocht naar wegen om moderne technieken en moderne opvattingen over architectuur in te passen in de bestaande Nederlandse tradities en de bestaande bebouwde omgeving. Zo was Gratama een voortrekker op het gebied van het gebruik van beton en verwierf hij onder meer bekendheid met een betonnen pakhuis in de P. Jacobszstraat in Amsterdam. Hij ontwierp samen met Versteeg en Berlage een woningbouwcomplex in de Transvaalbuurt en zou zelf woningbouwcomplexen ontwerpen in Amsterdam-Noord en de Watergraafsmeer. Gratama en Versteeg waren ook betrokken bij de bouw van de wijk de Geitenkamp in Arnhem. Gratama was met Dinger verantwoordelijk voor een aantal filialen van de Incassobank. In de eerste jaren koos hij de kant van de modernisten en zocht hij aansluiting bij de Amsterdamse School. In de loop der jaren schoof Gratama op in meer traditionele en historiserende richting. Het kantoorgebouw 'De Bisschop', dat hij in 1934 op de hoek van de Dam en het Rokin ontwierp, markeert de omslag van Gratama en werd aanleiding voor een scherpe polemiek tussen voor- en tegenstanders van het moderne bouwen. Ook politiek zou Gratama steeds verder opschuiven. In de jaren twintig werkte hij nog samen met Berlage en Versteeg, die beiden lid waren van de sociaal-democratische SDAP. Tijdens de Bezetting werd hij wethouder in Amsterdam, hetgeen ertoe leidde dat hij na de oorlog politieke moeilijkheden kreeg. Gratama overleed in 1947. Het bureau werd voortgezet door Jan Willem Dinger die minder geprofileerd was dan zijn compagnon. Dinger zou onder meer samen met I. Blomhert werken aan het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis in de Sarphatistraat in Amsterdam. Daarnaast realiseerde Dinger een aantal woningbouwcomplexen in Arnhem. Tenslotte is opvallend dat Dinger in de loop der jaren altijd een groot aantal opdrachten ontving uit zijn geboorteplaats Lunteren, zodat ook daar veel projecten van Dinger zijn gerealiseerd. J.W. Dinger overleed in 1986. Opleiding: de Polytechnische School Delft, bouwkunde/ Nevenactiviteiten: Maatschappij tot Bevordering van de Bouwkunst/secretaris/;Genootschap Architectura et Amicitia/voorzitter/