Staal, Arthur

BIOGRAFISCHE SCHETS VAN ARTHUR STAAL (1907-1993) Arthur Staal is op 3 juli 1907 in Amsterdam geboren als zoon van de architect J.F. Staal en J.E. Hoogenkamp. De middelbare schooltijd brengt Staal door op de Gooische HBS in Bussum waar hij ook actief is met het ontwerpen van omslagen voor de schoolkrant, programmaboekjes en affiches voor schoolfeesten. Na zijn eindexamen in 1924 gaat Staal naar de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten in Haarlem; medecursisten zijn onder anderen Piet Worm, Siem van Woerden en Gerard Holt met wie hij later zal samenwerken. Door een bezuinigingsmaatregel van de overheid wordt de opleiding eind 1925 plotseling gesloten. De meeste cursisten zetten hun (avond)studie voort aan het Hooger Bouwkunst Onderricht te Amsterdam (HBO) voorloper van de latere Academie van Bouwkunst. Staal echter vertrekt naar de MTS voor Bouwkunde in Utrecht, een toentertijd nieuwe opleiding, waar hij tot 1928 blijft. Ook hier maakt hij grafische ontwerpen voor de schoolactiviteiten, de Utrechtse Technische Vereniging van de MTS, reclamemateriaal en omslagen voor tijdschriftjes. Hij sluit in 1931-1932 zijn opleiding af met een eenjarige cursus aan het Voortgezet Hooger Bouwkunst Onderricht (VHBO) in Amsterdam, waar onder anderen leden van het Genootschap Architectura et Amicitia lesgeven. Na zijn opleiding in Utrecht keert Staal in 1928 terug naar Amsterdam en gaat op het architectenbureau van zijn vader werken. Vanaf eind 1929 tot eind 1931 is hij opzichter en bouwkundig tekenaar op het bureau van de architecten H.A. en J. Baanders te Amsterdam. Hoewel hij zich vanaf 1930 als zelfstandig architect afficheert, treedt Staal in 1932 opnieuw bij zijn vader in dienst en werkt met hem samen aan verschillende projecten. Van deze samenwerking is vooral het prijsvraagontwerp (1937) voor het nieuwe raadhuis op het Frederiksplein in Amsterdam bekend. Omdat er in de crisistijd weinig bouwopdrachten zijn houdt Staal zich in die periode hoofdzakelijk bezig met kleine (interieur)verbouwingen en prijsvraagontwerpen. 1932 is het jaar van samenwerking met Worm: een modemagazijn en twee jeugdherbergen, waarvan één bekroond, zijn het resultaat. In 1934 werkt Staal met Holt en Van Woerden aan een aantal projecten. In 1930 sluit Staal zich aan bij Amsterdamse architectenvereniging, het Genootschap Architectura et Amicitia (A et A), een jaar later zit hij in het bestuur. Staal wordt al snel met Albert Boeken de leidende figuur van de jonge leden - voor een groot deel oud-leerlingen van de School voor Bouwkunde in Haarlem - die vernieuwing nastreven en zich verzetten tegen de behoudende opvattingen in A et A ten aanzien van het Nieuwe Bouwen. Hun hervormingspogingen zijn niet erg succesvol en de vernieuwingsgezinden sluiten zich aaneen tot Groep' 32 binnen A et A. Hiertoe horen o.a. P. Zanstra, H.L. Giesen en K. L. Sijmons, S. van Woerden en G.H.M. Holt. Groep '32 heeft voor het verspreiden van zijn ideeën over moderne architectuur, het Nieuwe Bouwen, een breed platform nodig. A et A beschikt hierover, het heeft veel leden, een goed gevulde kas en geeft twee tijdschriften uit, Bouwkundig Weekblad en het culturele maandblad Wendingen. De pogingen van Staal en Boeken om A et A over te nemen en het bestuur te vervangen mislukken. Groep '32 treedt uit en sluit zich in 1934 aan bij de architectengroep De 8. Staal mengt zich stevig -in woord en geschrift- in het architectuurdebat en publiceert kritische artikelen in De 8 en Opbouw en later ook in dag- en weekbladen. Het gaat aanvankelijk vooral over de richting waarin het Nieuwe Bouwen zich moet ontwikkelen, over de controverse tussen architecten die bouwkunst een louter functionele en maatschappijkritische (socialistische) taak toekennen en zij, die meer aandacht willen voor schoonheid en vormgeving in de architectuur. Dit conflict sluimert sinds het samengaan van Groep '32 met De 8 en in 1938 komt het dan ook tot een uitbarsting. Aanleiding is het ontwerp van Staal en Van Woerden voor een nieuw raadhuis te Huizen. Waar de een (Boeken) spreekt van 'een groepering van zuiver abstract geometrische vormen' en het ontwerp met een koepel op het hoofdgebouw en zijvleugels ziet als een 'moderne monumentaliteit' gruwt de ander (Van Loghem) van het historiserende ontwerp en “dit vertoon van Hollands Klassicisme. Eind 1938 treden nagenoeg alle leden van de voormalige Groep '32 uit De 8. Het raadhuisje wordt nooit gebouwd. Prix de Rome: studiereizen In 1934 maakt Staal zijn eerste studiereis naar Frankrijk en Italië en neemt daarbij de kans te baat om bij Le Corbusier, een architect die door Groep '32 zeer wordt bewonderd, in Parijs langs te gaan. Deze neemt hem persoonlijk mee naar een aantal van zijn villa's. In 1935 doet Staal mee met de prijsvraag -de Prix de Rome- voor Schoone Bouwkunst van de Academie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Hij wint de proefkamp, een soort toelatingsexamen, met een ontwerp voor een begraafplaats met aula. Met zijn ontwerp voor een Kunsthuis, verenigingsgebouw voor kunstschilders, wint hij de Prix de Rome. De jury kan echter geen unaniem oordeel vellen over de prijswinnaar(s) en dit gebrek aan eenstemmigheid wordt als officieel standpunt vermeld. De prijs is een gouden erepenning, een driejarig (reis)stipendium voor kunsthistorisch onderzoek in landen rondom de Middellandse Zee en voor een studie naar Nederlandse pleinen. Het wordt voor Staal geen (gebruikelijke) Prix de Rome reis naar Italië. De Commissie van Toezicht van de Rijksacademie ziet daarvan af in verband met de politieke situatie in Europa èn als 'culturele' straf voor Mussolini's inval in Abessinië. Onder leiding van Prof. Van der Pluym, adjunct directeur van de Rijksacademie, wordt er een alternatieve reisroute voor Staal vastgesteld. In 1936 vertrekt Staal gewapend met introductiebrieven voor de Nederlandse ambassades in de landen die hij zal bezoeken. Hij reist via Frankrijk en Spanje naar Marokko, Algerije en Tunesië en via Sicilië door naar Griekenland. Via Hongarije, Oostenrijk en Duitsland keert hij terug naar Nederland. In 1937 en 1938 blijft Staal in Nederland en verricht de Prix de Rome studie naar pleinen, ontwerpt een nieuw raadhuis voor Huizen en werkt met zijn vader aan verschillende projecten. Van hun samenwerking is het ontwerp voor een nieuw raadhuis voor het Frederiksplein te Amsterdam het meest bekend. Van de 225 inzendingen wordt het ontwerp van vader en zoon Staal, samen met dat van drie anderen, bekroond en worden de winnaars uitgenodigd hun ontwerp verder uit te werken. Ze vallen niet opnieuw in de prijzen en geen enkel ontwerp wordt gerealiseerd. In 1939 vertrekt Staal opnieuw voor een grote studiereis naar Noord Afrika en het Midden Oosten. Omdat de politieke situatie in Europa dan al erg onzeker is stellen de Commissie van Toezicht van de Rijksacademie en het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap een ruime reisroute op zodat Staal voldoende vrijheid heeft om te reizen naar gelang de omstandigheden. Hij vertrekt naar Egypte en reist vanaf Alexandrië per motor 1800 km zuidwaarts naar de 2e Nijl Cataract bij Wadi Haifa op de grens van Soedan en weer terug. Rijdt dan, nog steeds op de motor, dwars door de Sinaïwoestijn naar Palestina, verder door Libanon en Beiroet en vandaar naar Syrië en Damascus. Als blijkt dat de omstandigheden in Klein Azië te ongunstig zijn om daar rond te reizen, vertrekt hij vanuit Noord Syrië via Cyprus naar Griekenland. Daar in september 1939 aangekomen is in Europa inmiddels de Tweede Wereldoorlog uitgebroken en moet hij tot zijn groot verdriet terug naar Nederland. Toch heeft hij nog veel in Griekenland kunnen zien, niet altijd zonder gevaar omdat men hem, al tekenend en fotograferend, regelmatig voor een spion houdt. 'Ik rijd driemaal de weg, die ik moet inslaan om Luxor te bereiken, voorbij. Maar ik kan ook niet aannemen dat zooiets slechts een weg zou zijn. Tot mijn ontzetting blijkt het echter wel degelijk de weg te zijn, een lijdens-weg, die ik mijn leven lang niet vergeten zal! Een kronkelende dijk, nog ondoorgrondelijker van loop dan Holland's kerende dijken, slingert zich in de laaiende zon moedeloos door het landschap. Gaten, voren, een dikke laag stof. Na een uur heb ik al geen oogen meer om iets rondom mij te zien, alleen de gaten en kuilen in, en de kameelen, ezels en fallachen òp het pad. De riemen houden nauwelijks de denderende, wegschokkende koffers achterop, hoewel ik de banden behoorlijk leeg liet loopen. In een mulle bocht wordt ik door een voorbij hollende wagen geraakt. Een der koffers ploft in het zand. Met groote moeite bevestig ik de gevallene weer met de eindjes gebroken riem, die ik in het volgende dorp aan elkaar zal laten naaien. Al gauw breekt er weer een riem en weer sleurt er een koffer door het zand. Het geval wordt zoo goed en zoo kwaad als het kan vastgeprutst. Het zweet gutst langs mij neer, het is meer dan 100° Fahrenheit, om dol van te worden. Tot overmaat van ramp wordt ik bij een tolboom lang in de brandende zon opgehouden, door een soldaat, die mij ondervraagt en mijn papieren onderzoekt. Als hij op zijn gemak aan de bagage wil beginnen raak ik door het dolle heen en geef gas. [...] Ik sleep mij van kilometer tot kilometer verder, soms wezenloos met het hoofd op het stuur, dan weer sta ik stil in de schaduw van een muurtje, een spaarzame palmstam, angstig aangestaard door fellachen. Zoo kan ik het niet lang meer volhouden. Mijn thermometer wijst 47° Celsius. Hemel, dat is Egypte!' uit: Onder de gouden zon van het morgenland, p. 69 Voorjaar 1940 keert Staal terug in Nederland. Zijn reisimpressies: teksten, tekeningen en foto's worden gepubliceerd in Elsevier, De Telegraaf en in De Koplamp, een tijdschrift voor motorrijders. Twee reisverslagen uit 1936 worden in De 8 en Opbouw geplaatst. Door de breuk van Staal met De 8 worden zijn reisverslagen uit 1939 niet meer in hun blad gepubliceerd. Hij laat ze in boekvorm uitgeven onder de titels 'Onder de gouden zon van het morgenland, een reis door Egypte, Palestina en Syrië' en 'Hellas, een reis door Griekenland'. De boeken zijn rijk geïllustreerd met schetsen en vooral met foto's die Staal met zijn Leica maakt, niet alleen van de kunstschatten maar ook van het dagelijks leven in de Oriënt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkt Staal in 1941 samen met H.A. Maaskant aan de openbare prijsvraag voor een stedenbouwkundig ontwerp voor het platgebombardeerde Hofplein en Blaak in Rotterdam. Geen van de 80 inzendingen wordt bekroond en voor uitvoering voorgedragen. In 1943 krijgt het Amsterdamse architectenbureau Zanstra, Giesen & Sijmons van Van Amstels Bouwvereniging, een conglomeraat van bouwondernemers, de opdracht een plan te ontwerpen voor de naoorlogse Amsterdamse woningvoorziening. Bijna alle leden van de voormalige Groep' 32, waaronder Staal, worden bij de opdracht betrokken. Ze ontwikkelen een plan voor een paar duizend woningen en stellen een boek samen over woning- en stedenbouw dat een standaardwerk op dit gebied moet worden. Het resultaat is 'Bouwen van woning tot stad'. Na de oorlog gaat Staals carrière echt van start met grote woningbouwprojecten in het kader van de wederopbouw van Velsen/IJmuiden, de uitbreidingen voor het westelijk deel van Amsterdam, twee woningbouwprojecten in Utrecht en de uitbreidingen van Amstelveen en Amsterdam Osdorp. Naast de grote wederopbouwprojecten en kleinschaliger woningbouw voor corporaties richt Staal zich op de particuliere bouwmarkt. Hij ontwerpt 58 kantoor- en bedrijfspanden, waaronder 19 kantoren (nieuw- en verbouw) voor de Amrobank of zijn voorgangers de Amsterdamsche Bank en de Rotterdamsche Bank. Ook is de Koninklijke Shell een grote opdrachtgever met diverse laboratoria, kantoren en een bedrijfsrestaurant aan het IJ in Amsterdam Noord. Behalve de hierboven genoemde activiteiten richt Staal zich op een veelheid van ontwerpen, variërend van motels gecombineerd met benzinestations (een naoorlogse noviteit), theater- en horeca-accomodaties, ontwerpen voor tentoonstellingen en beurzen, clubhuizen voor (roei)sportverenigingen tot Koninkrijkszalen voor Jehovah's Getuigen. Van de 36 particuliere woonhuizen die Staal ontwerpt en (ver)bouwt staan er relatief veel in Zandvoort. Hier laat Staal, in 1946 getrouwd met Quita Pronk, een bungalow bouwen naar ontwerp van C. Wegener Sleeswijk. Het gezin verblijft afwisselend in Zandvoort en in het huis met atelier aan de Lijnbaansgracht in Amsterdam. Vanaf zijn eerste ontwerpen begin jaren dertig tot ongeveer begin jaren zeventig is er veel aandacht voor het werk van Staal in vaktijdschriften zoals De 8 en Opbouw en na de oorlog het Bouwkundig Weekblad en Forum, Van dit laatste maandblad is hij redacteur van 1951 tot 1960. Zelf publiceert Staal veel in bovengenoemde tijdschriften maar ook in dag- en weekbladen. Hij schrijft toelichtingen bij zijn eigen projecten en levert commentaar op het werk en de ideeën van collegae. In de jaren vijftig is Staal lid van Raad voor de Woningbouw, de Schoonheidscommissie in Haarlem en bestuurslid van de Commissie voor de Oude Stad in Amsterdam. In 1979 draagt Staal zijn bureau in Amsterdam over aan zijn compagnon Ben Smit. Daarna werkt hij nog mee met de renovatie van de woningen die zijn vader in 1924 in de Watergraafsmeer in Amsterdam bouwde. Zijn laatste ontwerpen betreffen de inrichting van het Museumplein te Amsterdam waarvoor NRC Handelsblad in 1988 een prijsvraag uitschrijft. Op 5 december 1993 sterft Arthur Staal op de leeftijd van 86 jaar in zijn woonplaats Amsterdam.

Staal, Arthur

BIOGRAFISCHE SCHETS VAN ARTHUR STAAL (1907-1993) Arthur Staal is op 3 juli 1907 in Amsterdam geboren als zoon van de architect J.F. Staal en J.E. Hoogenkamp. De middelbare schooltijd brengt Staal door op de Gooische HBS in Bussum waar hij ook actief is met het ontwerpen van omslagen voor de schoolkrant, programmaboekjes en affiches voor schoolfeesten. Na zijn eindexamen in 1924 gaat Staal naar de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten in Haarlem; medecursisten zijn onder anderen Piet Worm, Siem van Woerden en Gerard Holt met wie hij later zal samenwerken. Door een bezuinigingsmaatregel van de overheid wordt de opleiding eind 1925 plotseling gesloten. De meeste cursisten zetten hun (avond)studie voort aan het Hooger Bouwkunst Onderricht te Amsterdam (HBO) voorloper van de latere Academie van Bouwkunst. Staal echter vertrekt naar de MTS voor Bouwkunde in Utrecht, een toentertijd nieuwe opleiding, waar hij tot 1928 blijft. Ook hier maakt hij grafische ontwerpen voor de schoolactiviteiten, de Utrechtse Technische Vereniging van de MTS, reclamemateriaal en omslagen voor tijdschriftjes. Hij sluit in 1931-1932 zijn opleiding af met een eenjarige cursus aan het Voortgezet Hooger Bouwkunst Onderricht (VHBO) in Amsterdam, waar onder anderen leden van het Genootschap Architectura et Amicitia lesgeven. Na zijn opleiding in Utrecht keert Staal in 1928 terug naar Amsterdam en gaat op het architectenbureau van zijn vader werken. Vanaf eind 1929 tot eind 1931 is hij opzichter en bouwkundig tekenaar op het bureau van de architecten H.A. en J. Baanders te Amsterdam. Hoewel hij zich vanaf 1930 als zelfstandig architect afficheert, treedt Staal in 1932 opnieuw bij zijn vader in dienst en werkt met hem samen aan verschillende projecten. Van deze samenwerking is vooral het prijsvraagontwerp (1937) voor het nieuwe raadhuis op het Frederiksplein in Amsterdam bekend. Omdat er in de crisistijd weinig bouwopdrachten zijn houdt Staal zich in die periode hoofdzakelijk bezig met kleine (interieur)verbouwingen en prijsvraagontwerpen. 1932 is het jaar van samenwerking met Worm: een modemagazijn en twee jeugdherbergen, waarvan één bekroond, zijn het resultaat. In 1934 werkt Staal met Holt en Van Woerden aan een aantal projecten. In 1930 sluit Staal zich aan bij Amsterdamse architectenvereniging, het Genootschap Architectura et Amicitia (A et A), een jaar later zit hij in het bestuur. Staal wordt al snel met Albert Boeken de leidende figuur van de jonge leden - voor een groot deel oud-leerlingen van de School voor Bouwkunde in Haarlem - die vernieuwing nastreven en zich verzetten tegen de behoudende opvattingen in A et A ten aanzien van het Nieuwe Bouwen. Hun hervormingspogingen zijn niet erg succesvol en de vernieuwingsgezinden sluiten zich aaneen tot Groep' 32 binnen A et A. Hiertoe horen o.a. P. Zanstra, H.L. Giesen en K. L. Sijmons, S. van Woerden en G.H.M. Holt. Groep '32 heeft voor het verspreiden van zijn ideeën over moderne architectuur, het Nieuwe Bouwen, een breed platform nodig. A et A beschikt hierover, het heeft veel leden, een goed gevulde kas en geeft twee tijdschriften uit, Bouwkundig Weekblad en het culturele maandblad Wendingen. De pogingen van Staal en Boeken om A et A over te nemen en het bestuur te vervangen mislukken. Groep '32 treedt uit en sluit zich in 1934 aan bij de architectengroep De 8. Staal mengt zich stevig -in woord en geschrift- in het architectuurdebat en publiceert kritische artikelen in De 8 en Opbouw en later ook in dag- en weekbladen. Het gaat aanvankelijk vooral over de richting waarin het Nieuwe Bouwen zich moet ontwikkelen, over de controverse tussen architecten die bouwkunst een louter functionele en maatschappijkritische (socialistische) taak toekennen en zij, die meer aandacht willen voor schoonheid en vormgeving in de architectuur. Dit conflict sluimert sinds het samengaan van Groep '32 met De 8 en in 1938 komt het dan ook tot een uitbarsting. Aanleiding is het ontwerp van Staal en Van Woerden voor een nieuw raadhuis te Huizen. Waar de een (Boeken) spreekt van 'een groepering van zuiver abstract geometrische vormen' en het ontwerp met een koepel op het hoofdgebouw en zijvleugels ziet als een 'moderne monumentaliteit' gruwt de ander (Van Loghem) van het historiserende ontwerp en “dit vertoon van Hollands Klassicisme. Eind 1938 treden nagenoeg alle leden van de voormalige Groep '32 uit De 8. Het raadhuisje wordt nooit gebouwd. Prix de Rome: studiereizen In 1934 maakt Staal zijn eerste studiereis naar Frankrijk en Italië en neemt daarbij de kans te baat om bij Le Corbusier, een architect die door Groep '32 zeer wordt bewonderd, in Parijs langs te gaan. Deze neemt hem persoonlijk mee naar een aantal van zijn villa's. In 1935 doet Staal mee met de prijsvraag -de Prix de Rome- voor Schoone Bouwkunst van de Academie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Hij wint de proefkamp, een soort toelatingsexamen, met een ontwerp voor een begraafplaats met aula. Met zijn ontwerp voor een Kunsthuis, verenigingsgebouw voor kunstschilders, wint hij de Prix de Rome. De jury kan echter geen unaniem oordeel vellen over de prijswinnaar(s) en dit gebrek aan eenstemmigheid wordt als officieel standpunt vermeld. De prijs is een gouden erepenning, een driejarig (reis)stipendium voor kunsthistorisch onderzoek in landen rondom de Middellandse Zee en voor een studie naar Nederlandse pleinen. Het wordt voor Staal geen (gebruikelijke) Prix de Rome reis naar Italië. De Commissie van Toezicht van de Rijksacademie ziet daarvan af in verband met de politieke situatie in Europa èn als 'culturele' straf voor Mussolini's inval in Abessinië. Onder leiding van Prof. Van der Pluym, adjunct directeur van de Rijksacademie, wordt er een alternatieve reisroute voor Staal vastgesteld. In 1936 vertrekt Staal gewapend met introductiebrieven voor de Nederlandse ambassades in de landen die hij zal bezoeken. Hij reist via Frankrijk en Spanje naar Marokko, Algerije en Tunesië en via Sicilië door naar Griekenland. Via Hongarije, Oostenrijk en Duitsland keert hij terug naar Nederland. In 1937 en 1938 blijft Staal in Nederland en verricht de Prix de Rome studie naar pleinen, ontwerpt een nieuw raadhuis voor Huizen en werkt met zijn vader aan verschillende projecten. Van hun samenwerking is het ontwerp voor een nieuw raadhuis voor het Frederiksplein te Amsterdam het meest bekend. Van de 225 inzendingen wordt het ontwerp van vader en zoon Staal, samen met dat van drie anderen, bekroond en worden de winnaars uitgenodigd hun ontwerp verder uit te werken. Ze vallen niet opnieuw in de prijzen en geen enkel ontwerp wordt gerealiseerd. In 1939 vertrekt Staal opnieuw voor een grote studiereis naar Noord Afrika en het Midden Oosten. Omdat de politieke situatie in Europa dan al erg onzeker is stellen de Commissie van Toezicht van de Rijksacademie en het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap een ruime reisroute op zodat Staal voldoende vrijheid heeft om te reizen naar gelang de omstandigheden. Hij vertrekt naar Egypte en reist vanaf Alexandrië per motor 1800 km zuidwaarts naar de 2e Nijl Cataract bij Wadi Haifa op de grens van Soedan en weer terug. Rijdt dan, nog steeds op de motor, dwars door de Sinaïwoestijn naar Palestina, verder door Libanon en Beiroet en vandaar naar Syrië en Damascus. Als blijkt dat de omstandigheden in Klein Azië te ongunstig zijn om daar rond te reizen, vertrekt hij vanuit Noord Syrië via Cyprus naar Griekenland. Daar in september 1939 aangekomen is in Europa inmiddels de Tweede Wereldoorlog uitgebroken en moet hij tot zijn groot verdriet terug naar Nederland. Toch heeft hij nog veel in Griekenland kunnen zien, niet altijd zonder gevaar omdat men hem, al tekenend en fotograferend, regelmatig voor een spion houdt. 'Ik rijd driemaal de weg, die ik moet inslaan om Luxor te bereiken, voorbij. Maar ik kan ook niet aannemen dat zooiets slechts een weg zou zijn. Tot mijn ontzetting blijkt het echter wel degelijk de weg te zijn, een lijdens-weg, die ik mijn leven lang niet vergeten zal! Een kronkelende dijk, nog ondoorgrondelijker van loop dan Holland's kerende dijken, slingert zich in de laaiende zon moedeloos door het landschap. Gaten, voren, een dikke laag stof. Na een uur heb ik al geen oogen meer om iets rondom mij te zien, alleen de gaten en kuilen in, en de kameelen, ezels en fallachen òp het pad. De riemen houden nauwelijks de denderende, wegschokkende koffers achterop, hoewel ik de banden behoorlijk leeg liet loopen. In een mulle bocht wordt ik door een voorbij hollende wagen geraakt. Een der koffers ploft in het zand. Met groote moeite bevestig ik de gevallene weer met de eindjes gebroken riem, die ik in het volgende dorp aan elkaar zal laten naaien. Al gauw breekt er weer een riem en weer sleurt er een koffer door het zand. Het geval wordt zoo goed en zoo kwaad als het kan vastgeprutst. Het zweet gutst langs mij neer, het is meer dan 100° Fahrenheit, om dol van te worden. Tot overmaat van ramp wordt ik bij een tolboom lang in de brandende zon opgehouden, door een soldaat, die mij ondervraagt en mijn papieren onderzoekt. Als hij op zijn gemak aan de bagage wil beginnen raak ik door het dolle heen en geef gas. [...] Ik sleep mij van kilometer tot kilometer verder, soms wezenloos met het hoofd op het stuur, dan weer sta ik stil in de schaduw van een muurtje, een spaarzame palmstam, angstig aangestaard door fellachen. Zoo kan ik het niet lang meer volhouden. Mijn thermometer wijst 47° Celsius. Hemel, dat is Egypte!' uit: Onder de gouden zon van het morgenland, p. 69 Voorjaar 1940 keert Staal terug in Nederland. Zijn reisimpressies: teksten, tekeningen en foto's worden gepubliceerd in Elsevier, De Telegraaf en in De Koplamp, een tijdschrift voor motorrijders. Twee reisverslagen uit 1936 worden in De 8 en Opbouw geplaatst. Door de breuk van Staal met De 8 worden zijn reisverslagen uit 1939 niet meer in hun blad gepubliceerd. Hij laat ze in boekvorm uitgeven onder de titels 'Onder de gouden zon van het morgenland, een reis door Egypte, Palestina en Syrië' en 'Hellas, een reis door Griekenland'. De boeken zijn rijk geïllustreerd met schetsen en vooral met foto's die Staal met zijn Leica maakt, niet alleen van de kunstschatten maar ook van het dagelijks leven in de Oriënt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkt Staal in 1941 samen met H.A. Maaskant aan de openbare prijsvraag voor een stedenbouwkundig ontwerp voor het platgebombardeerde Hofplein en Blaak in Rotterdam. Geen van de 80 inzendingen wordt bekroond en voor uitvoering voorgedragen. In 1943 krijgt het Amsterdamse architectenbureau Zanstra, Giesen & Sijmons van Van Amstels Bouwvereniging, een conglomeraat van bouwondernemers, de opdracht een plan te ontwerpen voor de naoorlogse Amsterdamse woningvoorziening. Bijna alle leden van de voormalige Groep' 32, waaronder Staal, worden bij de opdracht betrokken. Ze ontwikkelen een plan voor een paar duizend woningen en stellen een boek samen over woning- en stedenbouw dat een standaardwerk op dit gebied moet worden. Het resultaat is 'Bouwen van woning tot stad'. Na de oorlog gaat Staals carrière echt van start met grote woningbouwprojecten in het kader van de wederopbouw van Velsen/IJmuiden, de uitbreidingen voor het westelijk deel van Amsterdam, twee woningbouwprojecten in Utrecht en de uitbreidingen van Amstelveen en Amsterdam Osdorp. Naast de grote wederopbouwprojecten en kleinschaliger woningbouw voor corporaties richt Staal zich op de particuliere bouwmarkt. Hij ontwerpt 58 kantoor- en bedrijfspanden, waaronder 19 kantoren (nieuw- en verbouw) voor de Amrobank of zijn voorgangers de Amsterdamsche Bank en de Rotterdamsche Bank. Ook is de Koninklijke Shell een grote opdrachtgever met diverse laboratoria, kantoren en een bedrijfsrestaurant aan het IJ in Amsterdam Noord. Behalve de hierboven genoemde activiteiten richt Staal zich op een veelheid van ontwerpen, variërend van motels gecombineerd met benzinestations (een naoorlogse noviteit), theater- en horeca-accomodaties, ontwerpen voor tentoonstellingen en beurzen, clubhuizen voor (roei)sportverenigingen tot Koninkrijkszalen voor Jehovah's Getuigen. Van de 36 particuliere woonhuizen die Staal ontwerpt en (ver)bouwt staan er relatief veel in Zandvoort. Hier laat Staal, in 1946 getrouwd met Quita Pronk, een bungalow bouwen naar ontwerp van C. Wegener Sleeswijk. Het gezin verblijft afwisselend in Zandvoort en in het huis met atelier aan de Lijnbaansgracht in Amsterdam. Vanaf zijn eerste ontwerpen begin jaren dertig tot ongeveer begin jaren zeventig is er veel aandacht voor het werk van Staal in vaktijdschriften zoals De 8 en Opbouw en na de oorlog het Bouwkundig Weekblad en Forum, Van dit laatste maandblad is hij redacteur van 1951 tot 1960. Zelf publiceert Staal veel in bovengenoemde tijdschriften maar ook in dag- en weekbladen. Hij schrijft toelichtingen bij zijn eigen projecten en levert commentaar op het werk en de ideeën van collegae. In de jaren vijftig is Staal lid van Raad voor de Woningbouw, de Schoonheidscommissie in Haarlem en bestuurslid van de Commissie voor de Oude Stad in Amsterdam. In 1979 draagt Staal zijn bureau in Amsterdam over aan zijn compagnon Ben Smit. Daarna werkt hij nog mee met de renovatie van de woningen die zijn vader in 1924 in de Watergraafsmeer in Amsterdam bouwde. Zijn laatste ontwerpen betreffen de inrichting van het Museumplein te Amsterdam waarvoor NRC Handelsblad in 1988 een prijsvraag uitschrijft. Op 5 december 1993 sterft Arthur Staal op de leeftijd van 86 jaar in zijn woonplaats Amsterdam.