Berghoef, Johannes Fake

(Essay door Patrick van Buijtenen; verkorte versie) J.F. Berghoef (1903-1994) Opleiding en praktijk Johannes Fake Berghoef werd op 14 februari 1903 te Aalsmeer geboren. Zijn vader was textielhandelaar en later wethouder te Aalsmeer. Berghoef doorliep daar de lagere school en ging daarna naar de H.B.S. in Amsterdam. Hij heeft toen als 'jongmaatje' gewerkt bij de bouw van het kantoor voor de Nederlandse Handelmaatschappij aan de Vijzelstraat in Amsterdam van K.P.C. de Bazel. Ook moet het in deze tijd geweest zijn dat hij een bouwwerk van J.J.P. Oud zag, dat hem mede deed besluiten het vak van architect te kiezen. In 1921 begon hij zijn studie aan de Technische Hogeschool te Delft bij de hoogleraren Evers en Klinkhamer. Hij behaalde zijn kandidaatsexamen in 1925 en verliet toen de universiteit om praktijkervaring op te gaan doen in zijn geboortedorp, Aalsmeer. In 1927 keerde hij terug in Delft maar werd na een half jaar alweer teruggeroepen om een grote uitbreiding aan de bloemenveiling van Aalsmeer, in 1922 gebouwd door M. de Klerk, te realiseren. Dit zou zijn eerste grote utilitaire bouwwerk worden. Berghoef bleef hierna in Aalsmeer gevestigd als architect en pas in 1946 zou hij zijn ingenieursdiploma behalen. Eind 1970 verhuisde hij naar Middelburg waar hij tot in 1985, hij was toen 82 jaar, het beroep van architect en adviseur heeft uitgevoerd. Op 9 maart 1994 overleed hij, op 91-jarige leeftijd, nadat hij enige jaren in een verzorgingstehuis had vertoefd. Invloeden In 1924 werd M.J. Granpré Molière tot hoogleraar aan de TH Delft benoemd. Hij had veel bewondering geoogst met zijn tuindorp Vreewijk in Rotterdam (1917), sprak over de samenhang tussen architectuur en stedebouw en over de 'schoonheid' in het vak. Hij moet Berghoef erg tot de verbeelding hebben gesproken. Oorlog In 1940 werd Berghoef lid van de BNA. Op initiatief van Van Tijen werd in samenwerking met enkele leden van de BNA, Merkelbach en Van Embden en Berghoef, illegaal de Studiekring voor de Woningbouw opgericht. De hier verrichte studies zouden na de oorlog de Nederlandse architecten op weg helpen ten aanzien van de volkswoningbouw. In 1946, behaalde Berghoef zijn ingenieursdiploma en, opvallend genoeg, in 1947 werd hij benoemd tot hoogleraar in de architectonische vormleer aan de TH Delft. Hij volgde hier zijn leermeester Granpré Molière op. Op 15 oktober 1947 sprak hij zijn inaugurele rede uit. Wederopbouw Mede door zijn bekendheid, verworven met de raadhuisprijsvraag van Amsterdam, kreeg hij onder andere de opdrachten voor de raadhuizen van Aalsmeer en Hengelo (O.). Net als in zijn vooroorlogse ontwerpen voor het raadhuis van Amsterdam, paste hij hier in ruime mate zijn in Italië opgedane ideeën toe. In de wederopbouw van het land was hij op twee fronten actief: zowel in het herstel van wat was vernield als in het bouwen van nieuwe woningen. Systeembouw Om de grote woningnood na de oorlog snel en betaalbaar op te lossen werden diverse systeembouwmethodes ontwikkeld. Ook Berghoef begaf zich op het pad van een van deze, hoewel niet helemaal met overtuiging en vertrouwen in de haalbaarheid van de noodzakelijke architectonische en stedebouwkundige kwaliteit met dergelijke systemen ten aanzien van de menselijke waardigheid. Hij stelde zich op het zelfde standpunt als de overheid, namelijk dat vanwege het grote tekort aan geschoolde bouwvakkers en ambachtslieden naar nieuwe bouwmethoden gezocht moest worden om snel de woningvoorraad op peil te brengen. Berghoef dacht dat dit tekort aan geschoolde bouwvakkers weer zou verdwijnen in de loop der tijd, maar prefabricage is een trend geworden die nooit meer uit de bouw is verdwenen en de ambachtsman is nooit teruggekomen. Het bouwsysteem waar Berghoef mee bouwde is het Nemavo-Airey systeem dat ontwikkeld werd uit het Engelse prefab montage-systeem Airey. De bewerking en omwerking van het Airey-systeem geschiedde in jarenlange samenwerking van de directeur van de Nemavo (Nederlandse Maatschappij voor Volkshuisvesting), de heer M. van Saane, met Berghoef, prof. ir. H.T. Zwiers en een grote schare technici van de Nemavo, de Vries Robbé en Betondak Arkel. Naast de praktijk Berghoef heeft lang de praktijk met het onderwijs gecombineerd. Aan de TH te Delft gaf hij het college Het Woonhuis in het tweede studiejaar en het college Architectonisch Ontwerpen en Kompositie in het derde studiejaar. Voorts verzorgde hij, samen met prof. G.H.M. Holt de derdejaars ontwerpoefeningen in het ontwerpen van woonhuizen. Later kwamen hier woonbuurten en kleine openbare gebouwen bij. Op 15 april 1969 was Berghoef 25 jaar verbonden aan de TH te Delft en op 1 september 1969 werd hem op eigen verzoek eervol ontslag verleend als hoogleraar. Hij gaf zijn afscheidscollege op 6 juni 1969. Oeuvre en ontwikkeling Het oeuvre van Berghoef bevat ongeveer 830 werken die vrijwel allemaal gebouwd zijn. Daarbij heb ik ongeveer 190 artikelen verzameld waarvan er ongeveer 60 van de hand van Berghoef zijn. Enkelen zijn in boekvorm verschenen. Berghoefs betogen hebben vaak eenzelfde opzet: vanuit een historisch perspectief maakt hij zijn boodschap duidelijk. Dit is niet zo verwonderlijk als men naar zijn oeuvre kijkt: steeds probeerde hij vanuit de traditie tot ontwerpoplossingen te komen. Op deze manier verantwoordde hij de ontwerpen van de raadhuizen van Aalsmeer en Hengelo (O.) en schreef hij in 1980 enkele artikelen over stedebouw in relatie tot het welzijn van de mens. Voor zijn eerste werken greep Berghoef terug op het streekeigene. Zijn inspiratie putte hij uit werk van de Scandinavische architecten en de Duitse architecten Tessenow en Schmitthenner. Deze bouwden heel sober en eenvoudig: naar het archetype van het huis. Voor grotere opdrachten gebruikte hij de monumentale en hiërarchische stijl van de Italiaanse Middeleeuwen en Renaissance, zoals voor de stadhuisprijsvraag te Amsterdam en later de raadhuizen te Aalsmeer en Hengelo. Ritme en harmonie zijn hier twee belangrijke architectonische ordeningsprincipes die hij na de oorlog in zijn lessen aan de TH te Delft benadrukte. Ook in de systeembouw voor woningen, zoals Berghoef die na de oorlog ontwierp ter lediging van de woningnood, gebruikt hij deze uitgangspunten om toch goede woningen te maken met beperkte middelen. Het aantal geschoolde bouwvakarbeiders was te klein voor de gevraagde woningproduktie en werd ook niet groter, juist door het toepassen van prefabricage en standaardisatie op de bouw. In enkele grotere restauratieopdrachten heeft hij het 'oude ambacht' wel kunnen uitvoeren. Maar hij ging niet alleen zorgvuldig om met te herstellen bouwwerken. Ook nieuwe gebouwen paste hij zorgvuldig in in de bestaande omgeving. Zie bijvoorbeeld het stadskantoor te Naarden uit 1984, één van zijn laatse werken. Kenmerkend voor de architectuur van Berghoef is ook het gebruik van baksteen. Dit materiaal is eigen aan de Nederlandse architectuur en hij paste dit vaak toe in combinatie met een platvolle voeg. Ook bij het kantoorgebouw voor de ANWB te Den Haag zijn de gevels van metselwerk voorzien. Hier is het echter aangebracht op een reeds in de fabriek klaargemaakt gevelelement. Het gebruik van prefab elementen in dit project gaat nog verder: de betonnen schaalelementen die het dak vormen van kantoor en publiekshal zijn vooraf gestort en daarna op hun plaats gehesen. Een laatste prefab-gebouw is het kantoor voor de Provinciale Waterstaat Zeeland te Middelburg. Ook bij deze laatste grote projecten is te zien hoe Berghoef er in slaagde een in de traditie gewortelde moderne, monumentale taal te ontwikkelen. Opleiding: H.B.S.Aalsmeer/;TH Delft/1921-1925,1927-1946 Nevenfuncties: bij Granpré Molière aan de TH (assistentschap)/1935-1938; Kursus voor Voortgezet en Hoger Bouwkunstonderwijs (docent)/1936-1947; Redactie Bouwkundig Weekblad (redactielid)/1937-1939; Afdeling Bouwkunde TH Delft(secretaris)/1948-1949; Afdeling Bouwkunde TH Delft (voorzitter)/1949-1951; Commissie voorbereiding erepromotie Z.K.H. Prins Bernhard/1951; erepromotie J.J.P. Oud (promotor)/1955; promotie ir. P. Dijkema (promotor)/1960; afscheid prof. Willem van der Pluym (voorzitter comité afscheid)/1949; afscheid prof. Dr. E.H. ter Kuile (voorzitter comité afscheid)/1965; Algemene Honoraire Commissie BNA (voorzitter)/1946-1948; College van advies inzake de keuze van een architect BNA (lid)/1952-1953; BNA kring Amsterdam (deken)/1965-1968; Welstandscommissie Velsen (lid)/1980 (omstreeks); advies commissie gemeente Middelburg/1962 (omstreeks) Ereblijken: Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw/1961; ereburger van Aalsmeer/1962; BNA-kubus/1982

Berghoef, Johannes Fake

(Essay door Patrick van Buijtenen; verkorte versie) J.F. Berghoef (1903-1994) Opleiding en praktijk Johannes Fake Berghoef werd op 14 februari 1903 te Aalsmeer geboren. Zijn vader was textielhandelaar en later wethouder te Aalsmeer. Berghoef doorliep daar de lagere school en ging daarna naar de H.B.S. in Amsterdam. Hij heeft toen als 'jongmaatje' gewerkt bij de bouw van het kantoor voor de Nederlandse Handelmaatschappij aan de Vijzelstraat in Amsterdam van K.P.C. de Bazel. Ook moet het in deze tijd geweest zijn dat hij een bouwwerk van J.J.P. Oud zag, dat hem mede deed besluiten het vak van architect te kiezen. In 1921 begon hij zijn studie aan de Technische Hogeschool te Delft bij de hoogleraren Evers en Klinkhamer. Hij behaalde zijn kandidaatsexamen in 1925 en verliet toen de universiteit om praktijkervaring op te gaan doen in zijn geboortedorp, Aalsmeer. In 1927 keerde hij terug in Delft maar werd na een half jaar alweer teruggeroepen om een grote uitbreiding aan de bloemenveiling van Aalsmeer, in 1922 gebouwd door M. de Klerk, te realiseren. Dit zou zijn eerste grote utilitaire bouwwerk worden. Berghoef bleef hierna in Aalsmeer gevestigd als architect en pas in 1946 zou hij zijn ingenieursdiploma behalen. Eind 1970 verhuisde hij naar Middelburg waar hij tot in 1985, hij was toen 82 jaar, het beroep van architect en adviseur heeft uitgevoerd. Op 9 maart 1994 overleed hij, op 91-jarige leeftijd, nadat hij enige jaren in een verzorgingstehuis had vertoefd. Invloeden In 1924 werd M.J. Granpré Molière tot hoogleraar aan de TH Delft benoemd. Hij had veel bewondering geoogst met zijn tuindorp Vreewijk in Rotterdam (1917), sprak over de samenhang tussen architectuur en stedebouw en over de 'schoonheid' in het vak. Hij moet Berghoef erg tot de verbeelding hebben gesproken. Oorlog In 1940 werd Berghoef lid van de BNA. Op initiatief van Van Tijen werd in samenwerking met enkele leden van de BNA, Merkelbach en Van Embden en Berghoef, illegaal de Studiekring voor de Woningbouw opgericht. De hier verrichte studies zouden na de oorlog de Nederlandse architecten op weg helpen ten aanzien van de volkswoningbouw. In 1946, behaalde Berghoef zijn ingenieursdiploma en, opvallend genoeg, in 1947 werd hij benoemd tot hoogleraar in de architectonische vormleer aan de TH Delft. Hij volgde hier zijn leermeester Granpré Molière op. Op 15 oktober 1947 sprak hij zijn inaugurele rede uit. Wederopbouw Mede door zijn bekendheid, verworven met de raadhuisprijsvraag van Amsterdam, kreeg hij onder andere de opdrachten voor de raadhuizen van Aalsmeer en Hengelo (O.). Net als in zijn vooroorlogse ontwerpen voor het raadhuis van Amsterdam, paste hij hier in ruime mate zijn in Italië opgedane ideeën toe. In de wederopbouw van het land was hij op twee fronten actief: zowel in het herstel van wat was vernield als in het bouwen van nieuwe woningen. Systeembouw Om de grote woningnood na de oorlog snel en betaalbaar op te lossen werden diverse systeembouwmethodes ontwikkeld. Ook Berghoef begaf zich op het pad van een van deze, hoewel niet helemaal met overtuiging en vertrouwen in de haalbaarheid van de noodzakelijke architectonische en stedebouwkundige kwaliteit met dergelijke systemen ten aanzien van de menselijke waardigheid. Hij stelde zich op het zelfde standpunt als de overheid, namelijk dat vanwege het grote tekort aan geschoolde bouwvakkers en ambachtslieden naar nieuwe bouwmethoden gezocht moest worden om snel de woningvoorraad op peil te brengen. Berghoef dacht dat dit tekort aan geschoolde bouwvakkers weer zou verdwijnen in de loop der tijd, maar prefabricage is een trend geworden die nooit meer uit de bouw is verdwenen en de ambachtsman is nooit teruggekomen. Het bouwsysteem waar Berghoef mee bouwde is het Nemavo-Airey systeem dat ontwikkeld werd uit het Engelse prefab montage-systeem Airey. De bewerking en omwerking van het Airey-systeem geschiedde in jarenlange samenwerking van de directeur van de Nemavo (Nederlandse Maatschappij voor Volkshuisvesting), de heer M. van Saane, met Berghoef, prof. ir. H.T. Zwiers en een grote schare technici van de Nemavo, de Vries Robbé en Betondak Arkel. Naast de praktijk Berghoef heeft lang de praktijk met het onderwijs gecombineerd. Aan de TH te Delft gaf hij het college Het Woonhuis in het tweede studiejaar en het college Architectonisch Ontwerpen en Kompositie in het derde studiejaar. Voorts verzorgde hij, samen met prof. G.H.M. Holt de derdejaars ontwerpoefeningen in het ontwerpen van woonhuizen. Later kwamen hier woonbuurten en kleine openbare gebouwen bij. Op 15 april 1969 was Berghoef 25 jaar verbonden aan de TH te Delft en op 1 september 1969 werd hem op eigen verzoek eervol ontslag verleend als hoogleraar. Hij gaf zijn afscheidscollege op 6 juni 1969. Oeuvre en ontwikkeling Het oeuvre van Berghoef bevat ongeveer 830 werken die vrijwel allemaal gebouwd zijn. Daarbij heb ik ongeveer 190 artikelen verzameld waarvan er ongeveer 60 van de hand van Berghoef zijn. Enkelen zijn in boekvorm verschenen. Berghoefs betogen hebben vaak eenzelfde opzet: vanuit een historisch perspectief maakt hij zijn boodschap duidelijk. Dit is niet zo verwonderlijk als men naar zijn oeuvre kijkt: steeds probeerde hij vanuit de traditie tot ontwerpoplossingen te komen. Op deze manier verantwoordde hij de ontwerpen van de raadhuizen van Aalsmeer en Hengelo (O.) en schreef hij in 1980 enkele artikelen over stedebouw in relatie tot het welzijn van de mens. Voor zijn eerste werken greep Berghoef terug op het streekeigene. Zijn inspiratie putte hij uit werk van de Scandinavische architecten en de Duitse architecten Tessenow en Schmitthenner. Deze bouwden heel sober en eenvoudig: naar het archetype van het huis. Voor grotere opdrachten gebruikte hij de monumentale en hiërarchische stijl van de Italiaanse Middeleeuwen en Renaissance, zoals voor de stadhuisprijsvraag te Amsterdam en later de raadhuizen te Aalsmeer en Hengelo. Ritme en harmonie zijn hier twee belangrijke architectonische ordeningsprincipes die hij na de oorlog in zijn lessen aan de TH te Delft benadrukte. Ook in de systeembouw voor woningen, zoals Berghoef die na de oorlog ontwierp ter lediging van de woningnood, gebruikt hij deze uitgangspunten om toch goede woningen te maken met beperkte middelen. Het aantal geschoolde bouwvakarbeiders was te klein voor de gevraagde woningproduktie en werd ook niet groter, juist door het toepassen van prefabricage en standaardisatie op de bouw. In enkele grotere restauratieopdrachten heeft hij het 'oude ambacht' wel kunnen uitvoeren. Maar hij ging niet alleen zorgvuldig om met te herstellen bouwwerken. Ook nieuwe gebouwen paste hij zorgvuldig in in de bestaande omgeving. Zie bijvoorbeeld het stadskantoor te Naarden uit 1984, één van zijn laatse werken. Kenmerkend voor de architectuur van Berghoef is ook het gebruik van baksteen. Dit materiaal is eigen aan de Nederlandse architectuur en hij paste dit vaak toe in combinatie met een platvolle voeg. Ook bij het kantoorgebouw voor de ANWB te Den Haag zijn de gevels van metselwerk voorzien. Hier is het echter aangebracht op een reeds in de fabriek klaargemaakt gevelelement. Het gebruik van prefab elementen in dit project gaat nog verder: de betonnen schaalelementen die het dak vormen van kantoor en publiekshal zijn vooraf gestort en daarna op hun plaats gehesen. Een laatste prefab-gebouw is het kantoor voor de Provinciale Waterstaat Zeeland te Middelburg. Ook bij deze laatste grote projecten is te zien hoe Berghoef er in slaagde een in de traditie gewortelde moderne, monumentale taal te ontwikkelen. Opleiding: H.B.S.Aalsmeer/;TH Delft/1921-1925,1927-1946 Nevenfuncties: bij Granpré Molière aan de TH (assistentschap)/1935-1938; Kursus voor Voortgezet en Hoger Bouwkunstonderwijs (docent)/1936-1947; Redactie Bouwkundig Weekblad (redactielid)/1937-1939; Afdeling Bouwkunde TH Delft(secretaris)/1948-1949; Afdeling Bouwkunde TH Delft (voorzitter)/1949-1951; Commissie voorbereiding erepromotie Z.K.H. Prins Bernhard/1951; erepromotie J.J.P. Oud (promotor)/1955; promotie ir. P. Dijkema (promotor)/1960; afscheid prof. Willem van der Pluym (voorzitter comité afscheid)/1949; afscheid prof. Dr. E.H. ter Kuile (voorzitter comité afscheid)/1965; Algemene Honoraire Commissie BNA (voorzitter)/1946-1948; College van advies inzake de keuze van een architect BNA (lid)/1952-1953; BNA kring Amsterdam (deken)/1965-1968; Welstandscommissie Velsen (lid)/1980 (omstreeks); advies commissie gemeente Middelburg/1962 (omstreeks) Ereblijken: Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw/1961; ereburger van Aalsmeer/1962; BNA-kubus/1982