Boks, Joost Willemsen Cornelis

(Bonas Essay door I. Keessen; verkorte versie) Joost Willemse Cornelis Boks werd op 30 december 1904 geboren in Rotterdam. Na de lagere school volgde hij van 1918 tot 1924 een vijfjarige cursus aan de H.B.S. te Rotterdam, en hierna een studie aan de Technische Hogeschool in Delft. In 1931 haalde hij zijn diploma voor bouwkundig ingenieur, afgestudeerd bij M.J. Granpré Molière met een ontwerp in modernistische trant. Na zijn studie begon Boks als tekenaar bij W. Van Tijen. Na een paar maanden ging hij weg omdat hij het er niet mee eens was dat hij als beginnend architect niets in te brengen had. Boks kon ook geen andere betrekking naar zijn zin vinden en daarom richtte hij in 1932 zijn eigen bureau op in Rotterdam. Hoewel Boks zich in het openbaar nooit echt heeft uitgelaten over zijn opvattingen over de richting die de wederopbouw zou moeten volgen, was hij tijdens de oorlog wel lid van de Bijgroep Rotterdam van de Studiegroep Woningarchitectuur. Deze groep bestond uit een aantal architecten waaronder W. van Tijen, H.A. Maaskant en J.H. van den Broek. De Bijgroep Rotterdam stelde richtlijnen op voor de woonmogelijkheden in het toekomstige Rotterdam en verzette zich tegen de architectonische en stedenbouwkundige stagnatie van de wederopbouw. Doordat Boks al voor de Tweede Wereldoorlog was opgenomen in de Rotterdamse kringen, kreeg hij na de oorlog verschillende opdrachten in de schoot geworpen. Na de oorlog kreeg Boks zijn eerste grote opdracht, het ontwerpen van het Bouwcentrum. Met deze opdracht zette hij zich nationaal en internationaal als architect op de kaart. De eerste fase van het bouwcentrum Al tijdens de oorlog besloten de Bond van Nederlandse Architecten (B.N.A.) en Cencobouw tot de oprichting van het bouwcentrum. Het bouwcentrum zou moeten dienen als 'een centrum van objectieve voorlichting omtrent de voortschrijdende bouwtechniek.' Het doel was om objectieve voorlichting te geven op het gebied van het bouwwezen. Zowel professionals als geïnteresseerden zouden hier terecht kunnen voor tentoonstellingen en informatie over bouwen en wonen. In 1946 werd het bouwcentrum officieel opgericht. Joost Boks kreeg de opdracht voor het ontwerpen van het gebouw. De twee eisen die Boks voor het bouwcentrum meekreeg waren: - Een zo groot mogelijk soberheid en - Het moest een representatief gebouw worden voor het Nederlandse bouwwezen en zijn mogelijkheden. Het gebouw 'moest een manifestatie zijn van wat in de Nederlandse bouwwereld leeft en een zuivere weerspiegeling geven van het doel, dat de Stichting Bouwcentrum beoogt.' Het bouwcentrum werd op 18 mei 1949 feestelijk geopend. Het architectenbureau Boks na de Tweede Wereldoorlog. Vanaf 1947 heeft Boks zijn bureau in Rotterdam. In 1951 komen Wout Eijkelenboom (1924) en Bram Middelhoek (1923) als tekenaars bij het bureau werken. Zij moeten het grootste deel van hun architectenopleiding nog voltooien. Boks stimuleert ze om hun opleiding aan de Academie voor Hoger Bouwkunst Onderricht in Amsterdam af te maken. Ondanks dat Eijkelenboom en Middelhoek nog studeren geeft Boks de tekenaars al meteen veel vrijheid. Ze mogen zelf overleggen met opdrachtgevers en hun persoonlijke visies uitwerken. Dit gegeven sluit goed aan bij Boks' wens dat tekenaars eerder medewerkers dan assistenten van de architect zouden zijn. De tweede fase van het bouwcentrum Al in 1950 gingen de eerste geruchten over een uitbreiding van het bestaande gebouw van het bouwcentrum. In 1956 kreeg Boks hier de opdracht voor. Een uitbreiding van het gebouw was echter niet zo gemakkelijk. Bij het ontwerpen van het bestaande gebouw, was geen rekening gehouden met een eventuele uitbreiding en een cirkelvorm is nu eenmaal lastig uit te breiden. Na vele studies werd er een oplossing gevonden. De uitbreiding zou bestaan uit een nieuw rechthoekig gebouw, met horizontale hoofdlijnen, dat door een breed verbindingsstuk met het oude gebouw verbonden zou zijn. De uitbreiding heeft een belangrijke invloed op het oude gebouw gehad. Het architectenbureau Boks, Eijkelenboom en Middelhoek In 1958 gaat Boks een maatschap aan met de architecten Wout Eijkelenboom en Bram Middelhoek. Zij zijn dan al een paar jaar werkzaam bij het bureau Boks en hebben hun opleiding inmiddels voltooid. Het bureau is in deze jaren zeer productief. Boks is dan inmiddels 54 jaar oud en hij laat meer over aan de jonge architecten. Eijkelenboom en Middelhoek krijgen nu ook zelfstandig opdrachten, al worden deze nog wel vaak in samenwerking met Boks uitgevoerd. Boks als adviserend architect Vanaf 1962 gaat Boks' gezondheid achteruit, hij wordt vergeetachtig. Later blijkt dat hij de ziekte van Parkinson heeft. Eijkelenboom en Middelhoek zijn bang dat de ziekte van Boks tot het verlies van opdrachtgevers zal leiden. Om deze reden doen ze in 1964 een zwaar beroep op hem om zich uit de maatschap terug te trekken. In het begin van 1965 is dit formeel geregeld. Boks is dan alleen nog als adviserend architect bij het bureau betrokken. Eijkelenboom en Middelhoek hielden hem op de hoogte van de gang van zaken en lieten hem ook af en toe projecten zien, Boks gaf hier vaak goed commentaar op wat ze wel gebruikten. De stijl van Boks De stijl van Boks is het beste te typeren als gematigd modernistisch. Boks hoorde niet bij de traditionalisten, maar hij kan ook niet als een nieuwe bouwer worden gezien. Boks heeft zich nooit gemengd in de discussie tussen de traditionalisten en de nieuwe bouwers. Hij vond zichzelf wel meer bij de moderne architecten horen. De traditionalistische architectuur greep terug op traditionele en regionale bouwkunst en op de baksteenarchitectuur uit de jaren rond 1800. Hun gebouwen riepen een beeld van ambachtelijke arbeid op. De architecten van het nieuwe bouwen grepen juist nergens op terug. Ze maakten gebruikt van nieuwe mogelijkheden en moderne materialen zoals staal en (gewapend)beton. Bij de nieuwe bouwers was niet de vorm van een gebouw het belangrijkste, maar de functie. De functie van een gebouw bepaalde de uiteindelijke vorm. Boks is afgestudeerd bij de vader van de traditionalisten Granpré Molière. Ondanks dat Boks het werk van Granpré Molière te traditioneel vond, heeft hij wel elementen van zijn stijl overgenomen. Na zijn afstuderen heeft Boks een paar maanden als tekenaar bij de nieuwe bouwer van Tijen gewerkt. Doordat Boks zowel beïnvloed is door een traditionalist als door een nieuwe bouwer is het niet verwonderlijk dat hij in zijn eigen werk elementen van beide stijlen combineert. De stijl van Boks kan daarom ook getypeerd worden als de zogenaamde shake-hands architectuur. Dit is een compromis tussen de traditionalistische stijl en de stijl van de nieuwe bouwers. Boks wilde met zijn gebouwen vaak een totaalontwerp maken. Dit houdt in dat hij niet alleen het gebouw zelf ontwierp, maar ook het interieur, soms zelfs tot aan de kleding van de dienstmeisjes toe. De interieurs van Boks staan in dienst van het gebouw zelf, ze worden ontworpen om het gebouw zoveel mogelijk tot zijn recht te laten komen. De architect als kunstenaar Boks heeft zich nooit echt uitgelaten over zijn visie op de architectuur. Er is wel bekend dat hij de mening van de traditionalisten deelde dat de architect ook kunstenaar is. Hij vindt dat architecten de tijd moeten nemen om hun werk als kunstenaar goed uit te kunnen voeren. Volgens Boks werkt de architect als kunstenaar bij het ontwerp en bij de uitvoering van een gebouw. Als de zorg om nieuw werk zal veranderen in de zorg om goed werk, dan zal volgens Boks het peil van alles dat gebouwd wordt zowel esthetisch als technisch stijgen. Tot slot In 1965 trekt Boks zich terug uit de maatschap omdat hij de ziekte van Parkinson heeft. Hij heeft zelf niks meer gebouwd. Ondanks zijn ziekte is Boks wel oud geworden. Hij is op 25 december 1986, op 82-jarige leeftijd, overleden. Boks vond zelf dat het Bouwcentrum zijn meest geslaagde werk is. Opleiding: TH Delft/1922-1931 Nevenfuncties: Bouwkundige afdeling Practische Studie/president/1930;Kring Rotterdam van den Bond van Nederlandsche Architecten/voorzitter/1950;Rijksadviescommissie monumentale kunsten/lid/1963

Boks, Joost Willemsen Cornelis

(Bonas Essay door I. Keessen; verkorte versie) Joost Willemse Cornelis Boks werd op 30 december 1904 geboren in Rotterdam. Na de lagere school volgde hij van 1918 tot 1924 een vijfjarige cursus aan de H.B.S. te Rotterdam, en hierna een studie aan de Technische Hogeschool in Delft. In 1931 haalde hij zijn diploma voor bouwkundig ingenieur, afgestudeerd bij M.J. Granpré Molière met een ontwerp in modernistische trant. Na zijn studie begon Boks als tekenaar bij W. Van Tijen. Na een paar maanden ging hij weg omdat hij het er niet mee eens was dat hij als beginnend architect niets in te brengen had. Boks kon ook geen andere betrekking naar zijn zin vinden en daarom richtte hij in 1932 zijn eigen bureau op in Rotterdam. Hoewel Boks zich in het openbaar nooit echt heeft uitgelaten over zijn opvattingen over de richting die de wederopbouw zou moeten volgen, was hij tijdens de oorlog wel lid van de Bijgroep Rotterdam van de Studiegroep Woningarchitectuur. Deze groep bestond uit een aantal architecten waaronder W. van Tijen, H.A. Maaskant en J.H. van den Broek. De Bijgroep Rotterdam stelde richtlijnen op voor de woonmogelijkheden in het toekomstige Rotterdam en verzette zich tegen de architectonische en stedenbouwkundige stagnatie van de wederopbouw. Doordat Boks al voor de Tweede Wereldoorlog was opgenomen in de Rotterdamse kringen, kreeg hij na de oorlog verschillende opdrachten in de schoot geworpen. Na de oorlog kreeg Boks zijn eerste grote opdracht, het ontwerpen van het Bouwcentrum. Met deze opdracht zette hij zich nationaal en internationaal als architect op de kaart. De eerste fase van het bouwcentrum Al tijdens de oorlog besloten de Bond van Nederlandse Architecten (B.N.A.) en Cencobouw tot de oprichting van het bouwcentrum. Het bouwcentrum zou moeten dienen als 'een centrum van objectieve voorlichting omtrent de voortschrijdende bouwtechniek.' Het doel was om objectieve voorlichting te geven op het gebied van het bouwwezen. Zowel professionals als geïnteresseerden zouden hier terecht kunnen voor tentoonstellingen en informatie over bouwen en wonen. In 1946 werd het bouwcentrum officieel opgericht. Joost Boks kreeg de opdracht voor het ontwerpen van het gebouw. De twee eisen die Boks voor het bouwcentrum meekreeg waren: - Een zo groot mogelijk soberheid en - Het moest een representatief gebouw worden voor het Nederlandse bouwwezen en zijn mogelijkheden. Het gebouw 'moest een manifestatie zijn van wat in de Nederlandse bouwwereld leeft en een zuivere weerspiegeling geven van het doel, dat de Stichting Bouwcentrum beoogt.' Het bouwcentrum werd op 18 mei 1949 feestelijk geopend. Het architectenbureau Boks na de Tweede Wereldoorlog. Vanaf 1947 heeft Boks zijn bureau in Rotterdam. In 1951 komen Wout Eijkelenboom (1924) en Bram Middelhoek (1923) als tekenaars bij het bureau werken. Zij moeten het grootste deel van hun architectenopleiding nog voltooien. Boks stimuleert ze om hun opleiding aan de Academie voor Hoger Bouwkunst Onderricht in Amsterdam af te maken. Ondanks dat Eijkelenboom en Middelhoek nog studeren geeft Boks de tekenaars al meteen veel vrijheid. Ze mogen zelf overleggen met opdrachtgevers en hun persoonlijke visies uitwerken. Dit gegeven sluit goed aan bij Boks' wens dat tekenaars eerder medewerkers dan assistenten van de architect zouden zijn. De tweede fase van het bouwcentrum Al in 1950 gingen de eerste geruchten over een uitbreiding van het bestaande gebouw van het bouwcentrum. In 1956 kreeg Boks hier de opdracht voor. Een uitbreiding van het gebouw was echter niet zo gemakkelijk. Bij het ontwerpen van het bestaande gebouw, was geen rekening gehouden met een eventuele uitbreiding en een cirkelvorm is nu eenmaal lastig uit te breiden. Na vele studies werd er een oplossing gevonden. De uitbreiding zou bestaan uit een nieuw rechthoekig gebouw, met horizontale hoofdlijnen, dat door een breed verbindingsstuk met het oude gebouw verbonden zou zijn. De uitbreiding heeft een belangrijke invloed op het oude gebouw gehad. Het architectenbureau Boks, Eijkelenboom en Middelhoek In 1958 gaat Boks een maatschap aan met de architecten Wout Eijkelenboom en Bram Middelhoek. Zij zijn dan al een paar jaar werkzaam bij het bureau Boks en hebben hun opleiding inmiddels voltooid. Het bureau is in deze jaren zeer productief. Boks is dan inmiddels 54 jaar oud en hij laat meer over aan de jonge architecten. Eijkelenboom en Middelhoek krijgen nu ook zelfstandig opdrachten, al worden deze nog wel vaak in samenwerking met Boks uitgevoerd. Boks als adviserend architect Vanaf 1962 gaat Boks' gezondheid achteruit, hij wordt vergeetachtig. Later blijkt dat hij de ziekte van Parkinson heeft. Eijkelenboom en Middelhoek zijn bang dat de ziekte van Boks tot het verlies van opdrachtgevers zal leiden. Om deze reden doen ze in 1964 een zwaar beroep op hem om zich uit de maatschap terug te trekken. In het begin van 1965 is dit formeel geregeld. Boks is dan alleen nog als adviserend architect bij het bureau betrokken. Eijkelenboom en Middelhoek hielden hem op de hoogte van de gang van zaken en lieten hem ook af en toe projecten zien, Boks gaf hier vaak goed commentaar op wat ze wel gebruikten. De stijl van Boks De stijl van Boks is het beste te typeren als gematigd modernistisch. Boks hoorde niet bij de traditionalisten, maar hij kan ook niet als een nieuwe bouwer worden gezien. Boks heeft zich nooit gemengd in de discussie tussen de traditionalisten en de nieuwe bouwers. Hij vond zichzelf wel meer bij de moderne architecten horen. De traditionalistische architectuur greep terug op traditionele en regionale bouwkunst en op de baksteenarchitectuur uit de jaren rond 1800. Hun gebouwen riepen een beeld van ambachtelijke arbeid op. De architecten van het nieuwe bouwen grepen juist nergens op terug. Ze maakten gebruikt van nieuwe mogelijkheden en moderne materialen zoals staal en (gewapend)beton. Bij de nieuwe bouwers was niet de vorm van een gebouw het belangrijkste, maar de functie. De functie van een gebouw bepaalde de uiteindelijke vorm. Boks is afgestudeerd bij de vader van de traditionalisten Granpré Molière. Ondanks dat Boks het werk van Granpré Molière te traditioneel vond, heeft hij wel elementen van zijn stijl overgenomen. Na zijn afstuderen heeft Boks een paar maanden als tekenaar bij de nieuwe bouwer van Tijen gewerkt. Doordat Boks zowel beïnvloed is door een traditionalist als door een nieuwe bouwer is het niet verwonderlijk dat hij in zijn eigen werk elementen van beide stijlen combineert. De stijl van Boks kan daarom ook getypeerd worden als de zogenaamde shake-hands architectuur. Dit is een compromis tussen de traditionalistische stijl en de stijl van de nieuwe bouwers. Boks wilde met zijn gebouwen vaak een totaalontwerp maken. Dit houdt in dat hij niet alleen het gebouw zelf ontwierp, maar ook het interieur, soms zelfs tot aan de kleding van de dienstmeisjes toe. De interieurs van Boks staan in dienst van het gebouw zelf, ze worden ontworpen om het gebouw zoveel mogelijk tot zijn recht te laten komen. De architect als kunstenaar Boks heeft zich nooit echt uitgelaten over zijn visie op de architectuur. Er is wel bekend dat hij de mening van de traditionalisten deelde dat de architect ook kunstenaar is. Hij vindt dat architecten de tijd moeten nemen om hun werk als kunstenaar goed uit te kunnen voeren. Volgens Boks werkt de architect als kunstenaar bij het ontwerp en bij de uitvoering van een gebouw. Als de zorg om nieuw werk zal veranderen in de zorg om goed werk, dan zal volgens Boks het peil van alles dat gebouwd wordt zowel esthetisch als technisch stijgen. Tot slot In 1965 trekt Boks zich terug uit de maatschap omdat hij de ziekte van Parkinson heeft. Hij heeft zelf niks meer gebouwd. Ondanks zijn ziekte is Boks wel oud geworden. Hij is op 25 december 1986, op 82-jarige leeftijd, overleden. Boks vond zelf dat het Bouwcentrum zijn meest geslaagde werk is. Opleiding: TH Delft/1922-1931 Nevenfuncties: Bouwkundige afdeling Practische Studie/president/1930;Kring Rotterdam van den Bond van Nederlandsche Architecten/voorzitter/1950;Rijksadviescommissie monumentale kunsten/lid/1963